Plenair Thom de Graaf bij behandeling Bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast



Verslag van de vergadering van 23 juni 2015 (2014/2015 nr. 36)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 19.51 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Thom de Graaf (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn genuanceerde beantwoording en de plezierige manier waarop hij dat deed. Dat maakt een debat met hem inderdaad aangenaam en ook relevant. Ik zeg dat tegen een voormalig lid van het bestuur van de Stichting Parlementaire Geschiedenis. Ik moet tot mijn vreugde constateren dat het lidmaatschap daarvan echt een kwalificatie is voor het geschikt zijn voor hogere ambten, zoals meermalen is gebleken bij deze minister.

Wat ik wel ernstig vind, is dat de leden die al lid waren van deze Kamer helaas geen sleutelhanger hebben gekregen van de minister. Hoe moeten wij nu 's nachts worden bijgelicht? Ik hoop dat de minister nog eens wil nadenken over zijn "genereusheid" ook op dit vlak, ook voor leden die er al een termijn in deze Kamer op hebben zitten.

We hebben gesproken over een aantal onderwerpen. De noodzaak van deze wetsbepaling heeft de minister naar beste vermogen uiteengezet. Ik miste toch een beetje het objectiveerbare element erin. Heel veel burgemeesters vinden dat ze eigenlijk nog meer instrumenten moeten hebben, want dan wordt het nog iets effectiever maar feitelijk zijn er maar weinig incidenten bijgekomen. Er is zelfs sprake van minder ernstige incidenten. Die noodzaak kan dus nog steeds worden betwijfeld.

Belangrijker vind ik een aantal andere zaken, ten eerste de ernstige ordeverstoring versus de gewone ordeverstoring. Normaal zou ik daar geen punt van maken omdat dit een kwalificatie is die aan burgemeesters kan worden overgelaten. In dit geval geeft de wet een rechtsgevolg aan een ernstige openbare verstoring of een gewone openbare-ordeverstoring. In het laatste geval moet er bij first offenders sprake zijn van het herhaaldelijk verstoren van de openbare orde of het groepsgewijs verstoren van de orde. In het eerste geval kan er worden opgetreden door de burgemeester met ernstige vrijheidsbeperkende maatregelen zonder het criterium van herhaaldelijkheid. Dat roept de vraag op waar het onderscheid ligt. Ik vond het antwoord op dit punt wat teleurstellend. Ik heb de minister al uitgenodigd om in tweede termijn en anders nog een keer schriftelijk aan te geven hoe hij aankijkt tegen dat onderscheid. Wanneer spreken wij over ernstige openbare-ordeverstoringen, waarvoor de burgemeester veel zwaardere bevoegdheden zou moeten hebben?

Een interessant discussiepunt tijdens het debat bleek het territoriumvereiste van de burgemeester. De minister vindt met mijn fractie dat dit bepalend is voor de bevoegdheid van de burgemeester; dus geen fratsen à la de heren Schilder en Brouwer in het Nederlands Juristenblad, in die zin dat je als burgemeester van Wymbritseradeel — ik noem maar een zijstraat — ook kunt verbieden om een wedstrijd in Rusland bij te wonen. Ondertussen blijft de bepaling van 172a, lid 3 lastig, omdat het territoriumbeginsel een rol speelt, omdat er de rechtsfiguur wordt geïntroduceerd "(…) tevens op verzoek van een andere burgemeester" — dat vind ik al opmerkelijk en betwijfelbaar — en omdat de burgemeester die ernstige vrees moet hebben voor de verstoring van zijn openbare orde niet de burgemeester is in wiens gemeente die ordeverstoring zich zou kunnen afspelen maar de burgemeester die het verzoek doet. Maar dat is juist de andere burgemeester, in het voorbeeld van de minister de burgemeester van Amsterdam, terwijl de ordeverstoring zich in Rotterdam zou kunnen voordoen. Ik hoop dat de minister deze kwestie bij de evaluatie apart wil bezien. Wat mij betreft mag hij er ook eerder op terugkomen.

Ik sluit mij zeer aan bij de vraag van collega Van Bijsterveld over de private sancties. Mevrouw Van Bijsterveld noemde dat een overbodige bepaling. Ik denk dat dit klopt. Ik heb dat ook in eerste termijn proberen duidelijk te maken. Er zit namelijk geen gevolg aan. De burgemeester moet zelfstandig oordelen, of de kwestie nu wel of niet in de wet staat. Er gaat toch een suggestie van uit dat de burgemeester na zijn private sanctie een soort extra legitimering heeft om ook een bestuurlijke sanctie op te leggen. De minister ontkent dat in de stukken en in zijn bijdrage in eerste termijn. De vraag is dan waarom die bepaling blijft staan.

De minister sprak over de gereedschapskist die te vol is. Dat klopt. Dat vind ik ook. De minister vroeg zich af of de burgemeester dat wel aan kan. Zijn antwoord is dat de burgemeester dat aan kan. Ik vermoedde dat al, want wij hebben goede burgemeesters in Nederland maar dat was de vraag niet. De vraag is of wij het de burgemeester moeten aandoen om vooral als veiligheidsman of -vrouw te boek te staan, vooral gelet op de andere functies van de burgemeester.

Ik neem de kwestie mee terug naar mijn fractie. Het wordt nog een interessante afweging binnen mijn fractie of wij het wetsvoorstel volgende week, als het in stemming wordt gebracht, kunnen steunen.