Plenair Van Dijk bij behandeling Bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast



Verslag van de vergadering van 23 juni 2015 (2014/2015 nr. 36)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 15.03 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Dijk (SGP):

Voorzitter. Ik vind het een eer en ook heel plezierig om vandaag mijn maidenspeech in deze Kamer te mogen houden.

Een vloeiende schaarbeweging, een intelligent hakje, een doelpunt gescoord vanuit een onmogelijke hoek, voetbal op het hoogste niveau is voor veel mensen een genot om naar te kijken. De gratie en virtuositeit van veel spelers, de uitgekiende spelerstactieken en de zinderende ontlading na een spannende wedstrijd boeien en trekken.

Wat is het dan ook jammer dat dit niet het hele verhaal is, dat er ook randverschijnselen, schaduwzijden zijn. Het begint er al mee dat juist voetbalwedstrijden op het hoogste niveau vaak op zondag worden gespeeld. Daarmee wordt bijvoorbeeld politiepersoneel gedwongen om te werken op zondag, op uitgerekend de dag die ons is geschonken om op adem te komen, om ons hart op te halen aan de Heere God. Dat is gewoonweg zonde. Een voetbalwedstrijd, hoe spannend ook, haalt het niet bij een bezielende preek.

En dan heb ik het nog niet gehad over de rellen en het vandalisme: een plaag voor burgers, winkeliers en treinpersoneel. Dit wangedrag gaat vaak gepaard met stevig alcoholgebruik. Ik vraag de minister: wat verzet zich er eigenlijk tegen om stadions permanent tot alcoholvrij gebied te verklaren?

De SGP steunt maatregelen om wangedrag en overlast stevig de kop in te drukken. Vorige maand was ik met mijn zoon Rutger in Rome, maar één bezienswaardigheid was aan het oog onttrokken: de beroemde Fontana della Barcaccia. Deze fontein is door Feyenoordsupporters zo zwaar beschadigd dat de herstelwerkzaamheden nog in volle gang waren. Ik wil mijn stemgedrag niet laten beïnvloeden door deze persoonlijke teleurstelling, maar het is positief dat het wetsvoorstel extra handvatten biedt als het gaat om wedstrijden in het buitenland. De minister heeft dit vorige week nog uitgewerkt in zijn antwoorden op vragen van de Tweede Kamerleden Van Nispen en Kooiman.

Toch begon ik het wetsvoorstel met enige scepsis te lezen. De laatste jaren zijn al zo veel extra bevoegdheden geschapen op het terrein van de openbare orde. En is het ook niet de Raad van State die aanduidt dat de gereedschapskist van de burgemeester overvol is? Als je gereedschapskist uitpuilt, wordt het steeds lastiger om het juiste instrument eruit te pikken. Ligt het niet in de rede om het bestaande instrumentarium effectiever te benutten? Daarnaast moeten we in alle nuchterheid erkennen dat het aantal ernstige misdragingen in stadions al jaren een dalende lijn vertoont. Is de nu voorgestane aanscherping niet te zeer gedreven door incidenten die de media haalden?

De schriftelijke gedachtewisseling heeft mijn scepsis in ieder geval deels weggenomen. Ik noem daarbij ook de rapportage van de Inspectie Veiligheid en Justitie over de concrete toepassing van de onderhavige wet. In de bestuurlijke praktijk blijkt er sprake te zijn van een serieus gebruik van het huidige instrumentarium. Dat wordt onder meer ingezet bij wijkoverlast.

De knelpunten die er zijn, zijn naar onze mening niet primair op te lossen met een effectiever gebruik van de bestaande instrumenten, maar met een aanscherping ervan, bijvoorbeeld als het gaat om de eis van herhaaldelijkheid. Dat zie ik dan ook als het belangrijkste oogmerk van het wetsvoorstel: niet allereerst het scheppen van nieuwe instrumenten, maar een bijschaven en aanpunten van de huidige bevoegdheden.

Ondertussen zie ik wel uit naar het aangekondigde onderzoek naar de rol van de burgemeester en de stapeling van bevoegdheden bij hem. Misschien kan de minister dan ook iets zeggen over het tijdpad. Het risico blijft immers dat we via steeds weer kleine wijzigingen en aanpassingen het instrumentarium voortdurend oprekken. Dan is het beter om één keer secuur en integraal te bezien waar de gaten in de wetgeving zitten.

Ook indien er sprake is van een eerste ernstige verstoring van de openbare orde, kan met dit wetsvoorstel een maatregel op grond van artikel 172a van de Gemeentewet worden getroffen. De SGP juicht dat toe. Het is toch eigenlijk te gek voor woorden dat we in de huidige praktijk eerst moeten wachten op een tweede ernstige verstoring voordat we dergelijke instrumenten kunnen inzetten. Alsof mensen de eerste keer nog niet kunnen weten, dat je geen baksteen naar een agent mag gooien. Er is veel voor te zeggen om juist een persoon die zich voor het eerst schuldig maakt aan dergelijk gedrag, stevig aan te pakken om te voorkomen dat hij nog verder afglijdt. De terughoudendheid die de minister op dit punt uitstraalt — ik verwijs naar de memorie van antwoord: "veelal zal dus pas bij herhaalde misdragingen een maatregel op grond van artikel 172a kunnen worden opgelegd" — mag wat mij betreft worden afgeschud. De eerste klap is immers een daalder waard.

Mijn zorg is wel of het begrip "ernstige verstoring" niet een te rekbaar begrip vormt. Biedt de wet voldoende helderheid op dit punt? Is bijvoorbeeld het inzetten van een kwetsend spreekkoor een ernstige verstoring?

Sprekend over spreekkoren: een bijzonder en hardnekkig probleem in stadions wordt gevormd door antisemitische spreekkoren. Ik denk aan supporters van FC Utrecht die niet zo lang geleden over Joden begonnen te zingen als brandmateriaal, waarbij we ons mogen afvragen of het woord "zingen" hier wel passend is. Ik roep de minister op om te bevorderen dat de opnieuw ingedeelde gereedschapskist bij uitstek ook wordt ingezet om dit kwaad in te dammen. Is hij daartoe bereid en welke mogelijkheden ziet hij daarvoor?

De politie heeft in het seizoen 2013-2014 bijna 300.000 manuren ingezet voor de begeleiding van voetbalwedstrijden. Het blijft wringen dat de enorme kosten die hiermee gemoeid zijn, worden uitgesmeerd over de belastingbetalers. Veel voetbalclubs zwemmen in het geld en betalen hun spelers bizarre salarissen. Daar waar extra agenten of zelfs ME-pelotons ingezet moeten worden, dient dit niet te gebeuren op kosten van de belastingbetaler, maar dienen deze kosten in hun geheel te worden afgewenteld op voetbalclubs. Welke aanvullende mogelijkheden ziet de minister hier?

Ik besluit mijn maidenspeech, zoals naar ik begreep te doen gebruikelijk is, met een persoonlijke opmerking. "Als je overal voor wegloopt, ben je altijd vrij." Dit treffende zinnetje las ik onlangs in de roman "De laatste ontsnapping" van Jan van Mersbergen. Die roman laat zien dat echte vrijheid alles te maken heeft met verbondenheid, toewijding en verworteling. Grenzeloze vrijheid levert verlies en ontbinding op. Ook in deze heel mooie Eerste Kamer gaat het vaak over vrijheid en over vrijheden. Maar wat is het reliëf van vrijheid? Een echt vrij en zelfstandig mens laat zijn vrijheid niet inperken, maar invullen door de liefde van Christus en de liefde tot zijn medeburgers. Vanuit deze liefde wil ik ook mijn Kamerwerk proberen invulling te geven: vrij om anderen te dienen en om het goede voor onze samenleving te zoeken. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Dijk. Blijft u nog even staan, en wel om mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech in ontvangst te nemen. Met een variant op de befaamde leuze van Groen van Prinsterer zeg ik: er is gesproken, er is geschied. Ik haal Groen van Prinsterer aan, omdat u in de jaren negentig over hem hebt gepubliceerd en twee jaar geleden dit piepkleine boekje met citaten van hem — ik houd het even omhoog — hebt uitgebracht. U ziet dat ik heel wat voorwerk heb verricht! Hij is voor u een grote inspiratiebron. Ik weet overigens niet of hij gewild zou hebben dat we hem in deze Kamer aanhalen, aangezien hij de Eerste Kamer in 1840 betitelde als "een mislukte copie naar Engelsch model". Dat komt vandaag wel heel goed uit. In die tijd werden de leden van de Eerste Kamer nog door de Koning benoemd. Ik ben dus benieuwd of Groen van Prinsterer over de Eerste Kamer anno nu dezelfde mening zou zijn toegedaan.

Mijnheer Van Dijk, ik geef een korte schets van uw achtergrond. U hebt rechten gestudeerd — dat is altijd goed — in Utrecht. Sinds 1996 bent u beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer. Daardoor hebt u inmiddels ruime ervaring opgedaan aan het Binnenhof, een plek waaraan u verknocht bent en waarvoor u ooit een benoeming elders hebt laten schieten.

Naast uw politieke werk bent u ook columnist voor diverse dagbladen. Zo pleitte u ervoor dat artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis als richtingwijzer voor de overheid wordt gebruikt en schreef u over christofobie bij seculiere politici en media. Ook initieerde u vorig jaar een pamflet tegen antisemitisme. De rol van religie in onze samenleving heeft ontegenzeggelijk uw bijzondere aandacht. Dat hebben we overigens zojuist ook in uw bijdrage weer kunnen merken.

Recentelijk gaf u in een interview aan dat u de kennis die u aan de overkant hebt opgedaan, hier wilt verzilveren. Als beleidsmedewerker hebt u zich beziggehouden met buitenlandse zaken, defensie, Europese zaken, infrastructuur en milieu en dat zijn ruwweg ook de zaken waarmee u zich in deze Kamer bezig zult houden, zoals ik heb begrepen.

Uw maatschappelijke en politieke ervaring voorspelt een interessante verdere bijdrage aan het werk van deze Kamer. Wij wensen u veel succes daarmee.

Ik schors de vergadering om de collegae de gelegenheid te geven om u geluk te wensen met uw maidenspeech. Ik overhandig u hiermee een bos bloemen.