Plenair Van Apeldoorn bij behandeling Overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk afwikkelfonds



Verslag van de vergadering van 8 september 2015 (2014/2015 nr. 39)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 14.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan collega Prast. Het is een eer om hier vandaag in dit huis mijn maidenspeech te mogen houden. En al helemaal op de openingsdag van het nieuwe parlementaire jaar. En ik hoop dat ook u, mevrouw de voorzitter, alsook mijn collega-senatoren, hebben mogen genieten van een welverdiende vakantie, opdat wij ons vanaf heden weer met ernst kunnen buigen over serieuze zaken.

En de bankenunie, waarvan de overeenkomst betreffende het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds dat met de voorliggende wet door deze Kamer goedgekeurd zou worden het voorlopige sluitstuk vormt, is een serieuze zaak. Het gaat om de toekomstbestendigheid van de bancaire sector, om de vraag of we die weer dienstbaar kunnen maken aan de samenleving en om de toekomst van Europa. Ik kan me nog goed herinneren dat ik de eerste eurobiljetten, op vakantie in Spanje, uit de automaat haalde. Ook ik was best onder de indruk van het nieuwe geld. En als toerist en Europees burger zag ik er ook de voordelen van in. Als politiek econoom was ik echter sceptisch, maar ook ik kon toen niet bevroeden wat een historische vergissing van epische proporties de monetaire unie zou worden. We moeten nu helaas constateren dat de euro een splijtzwam is geworden en het Europese project, dat toch al onder steeds meer marktfundamentalisme gebukt ging, is gaan ondermijnen. En dat stemt treurig. De euro dreigt meer kapot te maken dan ook mij lief is. Ik voel mij Nederlander, maar ook Europeaan en was en ben voorstander van een nauwe Europese samenwerking. Maar dat Europese project dreigt een mislukking te worden, mede door het drama van de euro. Een drama dat niet alleen in Griekenland, na het wurgakkoord van deze zomer, nog lang niet voorbij is, maar ook nog niet voor de EMU als geheel. Onzekerheid blijft voorlopig troef. Hoe dan nu verder?

Ik benijd de minister niet. Hij is overigens ook nog verkouden, zie ik. Er zijn helaas geen gemakkelijke oplossingen. Daar is iedereen het denk ik wel over eens. Niemand heeft de wijsheid in pacht. Maar al kunnen we het probleem van de eenheidsmunt niet zo maar oplossen, ik ben ervan overtuigd dat we het probleem van de banken wel beter kunnen aanpakken dan nu met het nieuwe Europese kader het geval zal zijn. De bankenunie is een eerste stap op weg naar het optrekken van een nieuw bouwwerk dat de governance van de EMU moet versterken. De SP-fractie vreest echter dat dit naar een steeds ondemocratischer Europa leidt, terwijl met de bankenunie de structurele problemen van de financiële sector niet opgelost zullen worden. Deze bankenunie is in onze ogen de verkeerde oplossing voor het probleem dat gecreëerd is door opeenvolgende Europese regeringen die door deregulering en door het gebrek aan een adequaat antwoord op ontwikkelingen in de private sector een steeds verdergaande financialisering van de Europese economie mogelijk hebben gemaakt. Hierbij is de banken en de bankiers in toenemende mate vrij spel gegeven en is de financiële sector buiten alle proporties gegroeid.

De financiële sector was en is in de eerste plaats een bankencrisis. Een crisis gecreëerd door bankiers, door de private sector, die alleen een crisis werd van de publieke sector doordat de private verliezen van bankiers massaal zijn gesocialiseerd, dat wil zeggen dat de belastingbetaler ervoor opdraait. Mijn fractie is van mening dat de bankenunie, en met name het creëren van een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds, dit probleem niet gaat oplossen. Zelfs als je de principes van deze bankenunie onderschrijft, dan nog kun je je je in gemoede afvragen of deze bankenunie wel haar gestelde doelen zal bereiken en of zij dat wel zal doen op een deugdelijke en democratische wijze.

Wat is het doel van deze bankenunie en van het afwikkelingsfonds? Volgens deze minister het waarborgen van de financiële stabiliteit en het minimaliseren van de publieke kosten, mocht het in een crisis tot een afwikkeling van banken moeten komen. We hebben het deze minister en andere voorstanders vele malen horen zeggen: met deze bankenunie hebben we eindelijk het probleem opgelost dat burgers moeten bloeden voor het falen van bankiers. De belastingbetaler wordt als banken in de problemen komen voortaan buiten schot gehouden. Echter, is de realiteit niet veeleer dat zeker de Nederlandse belastingbetaler vanaf het begin nog steeds gewoon meebetaalt en als banken echt massaal in de penarie komen ook gewoon nog de rekening gepresenteerd zal krijgen? En wordt de financiële stabiliteit nu voldoende gegarandeerd of zouden de Europese ministers van financiën daarvoor moeten durven kiezen voor een veel radicalere aanpak van de sector? En ten slotte, krijgen we er niet nog een nieuw probleem bij in de vorm van een nog groter democratisch tekort in de Unie? Ik zal nu nader in gaan op al deze drie punten, waaromtrent ik ook nog een aantal vragen heb voor de minister.

Ten aanzien van het eerste punt geldt nu weliswaar in eerste aanleg het principe van de bail-in. Deze is echter gelimiteerd tot slechts 8% van het balanstotaal. Werkt die bail-in wel voldoende disciplinerend en effectief, ook gezien de uitzonderingen op de passiva die mogelijk zijn? Collega Prast refereerde daar ook al aan. Als de bail-in niet toereikend is, komt het afwikkelingsfonds in beeld, dat wordt gevuld met direct bij de banken zelf geïnde bijdragen. Maar in het geval van Nederland — hiervoor is, ook in de media, weinig aandacht geweest — mogen banken voor 25% hun bijdragen als kosten van de belasting aftrekken. Hiermee loopt de Staat dus behoorlijk wat inkomsten mis. Dit is dus een belastingsubsidie die opgebracht zal moeten worden door de rest van Nederland. Is de minister het met mij eens dat op deze manier de belastingbetaler wel degelijk meebetaalt aan het vullen van het fonds? Kan de minister deze Kamer informeren over de hoogte van het jaarlijkse bedrag dat hiermee gemoeid is, met andere woorden: hoeveel de Staat op deze manier aan belastinginkomsten derft, en de Nederlandse belastingbetaler dus meebetaalt aan het vullen van het resolutiefonds? En kan de minister de Kamer erover informeren waarom voor deze opzet gekozen is? De minister heeft doen voorkomen dat het een vanzelfsprekende keuze was. Waarom echter, als het uitgangspunt was om de belastingbetaler zo veel mogelijk te ontzien, is er niet voor gekozen deze aftrek niet toe te staan of althans te beperken? Zoals bekend zijn er verschillende lidstaten die deze bijdragen niet aftrekbaar hebben gemaakt. Waarom is hun voorbeeld niet gevolgd? Kan de minister ons overigens vertellen om welke landen het precies gaat? Volgens mijn informatie in ieder geval Frankrijk en Duitsland, toch niet de minsten. Vindt de minister het ook niet vreemd dat de Nederlandse belastingbetaler wel meebetaalt aan het fonds en bijvoorbeeld onze Duitse buren dat niet doen?

Ook zonder die belastingaftrek blijft de belastingbetaler echter niet buiten schot. Want wat als het fonds zelf ook ontoereikend is en de stroppenpot vervolgens is leeggetrokken? 55 miljard bedraagt de beoogde uiteindelijke omvang van het fonds. Dat is weliswaar voor de meeste mensen een onvoorstelbaar bedrag, maar gemeten naar de omvang van de bancaire sector uiteindelijk zeer beperkt, namelijk 1%. Dus als meerdere grote Europese banken tegelijk dreigen om te vallen, als er zich een nieuwe systeemcrisis voordoet, staat eigenlijk nu al vast dat deze pot snel leeg zal zijn.

In het Raadsakkoord van 18 december 2013 is afgesproken dat als het fonds is uitgeput er ook belastinggeld ingezet kan worden, uiteindelijk, na de overgangsperiode, middels de creatie van een publieke achtervang of een common backstop. Het aan geen belastingbetaler uit te leggen beginsel dat de winsten privaat zijn maar eventuele grote verliezen in laatste instantie publiek gedekt worden, blijft zo dus gewoon overeind. De minister heeft overigens te kennen gegeven geen voorstander van een dergelijke achtervang te zijn en het ook niet nodig te vinden. Zo groot is kennelijk, in tegenstelling tot zijn collega's, zijn vertrouwen in het nieuwe systeem. Maar die gemeenschappelijke achtervang komt er wel, althans zo is afgesproken. Of denkt de minister dit nog tegen te kunnen houden? Is hij niet ook gebonden aan de Europese afspraken hieromtrent? En krijgen we daarmee toch niet eigenlijk een heel ander systeem dan waar deze minister voorstander van is? Onduidelijk is ook nog waar de backstop uit zal bestaan, bijvoorbeeld of het ESM deze rol al dan niet zal vervullen. Ook daar is de regering geen voorstander van. Maar hoe is op dit moment de stand van zaken in Europa ten aanzien van de discussie over de common backstop? Welke richting gaat het uit? De SP-fractie verzoekt de minister daar in zijn beantwoording nader op in te gaan.

Ook is afgesproken dat er tijdens de overgangsperiode, dus gedurende de komende acht jaar, een systeem van publieke brugfinanciering komt, mocht de dan nog niet helemaal gevulde stroppenpot in die periode niet toereikend zijn bij het uitbreken van een acute crisis. Dat is een niet onwaarschijnlijk scenario. Immers, de pot wordt pas geleidelijk aan gevuld en juist in de overgangsperiode is het fonds op zijn kwetsbaarst. Een systeem voor een dergelijke brugfinanciering zou per 1 januari aanstaande, tegelijkertijd met de inwerkingtreding van het afwikkelingsfond, operationeel moeten zijn. Uit de stukken maken wij op dat tot op heden hiertoe nog steeds geen concrete afspraken zijn gemaakt. Kan de minister de Kamer informeren over de stand van zaken in dezen? En mochten hierover inderdaad nog steeds geen besluiten genomen zijn, kan de minister ons dan vertellen wat dat betekent voor de gehoopte inwerkingtreding van het afwikkelingsfonds per 1 januari aanstaande?

De minister heeft eerder aangegeven dat de Nederlandse regering er geen voorstander van is dat voor deze brugfinanciering het ESM ingezet zal worden. Hoe schat de minister de kans in dat zijn voorkeur ook gerealiseerd zal worden in de nog te maken afspraken? En wat zal de rol zijn van de nationale parlementen bij het al dan niet verstrekken van deze brugfinanciering, en dus opnieuw de inzet van publieke middelen om banken te redden? Kan de minister ook daar nog nader op ingaan?

Ons tweede fundamentele bezwaar is dat de bankenunie ook niet voldoende doeltreffend zal zijn wanneer het gaat om de doelstelling van de financiële stabiliteit. Naar mening van de leden van de SP-fractie wordt er nog altijd veel te weinig aan gedaan om een nieuwe systeemcrisis te voorkomen, om te voorkomen dat de publieke sector de schuld van de private sector op zich zal moeten nemen. Banken zijn in Europa nog altijd vaak te groot en potentieel te wankel en tegelijkertijd nog altijd sterk met elkaar vervlochten, waardoor er nog altijd een groot besmettingsgevaar tussen banken bestaat.

In de Tweede Kamer heeft de motie-Omtzigt/Merkies, die de minister opriep maatregelen te nemen ter voorkoming van nieuwe fusies van banken die onder ECB-toezicht zijn komen te staan, het helaas niet gehaald. De minister verwijst in zijn eerdere schriftelijke beantwoording van onze vragen naar de Antonvenetarichtlijn. Deze zou het kabinet graag versterkt willen zien, teneinde de effecten op de stabiliteit van het financiële systeem van fusies of overnames mee te laten wegen. De SP-fractie zou graag van de minister willen weten hoe het staat met de inspanningen van de regering om dit op de Europese agenda te plaatsen. Zijn hier al concrete vorderingen te melden? Ik wil overigens benadrukken dat in onze visie deze aanpak onvoldoende zal zijn en een algeheel fusieverbod al een grotere stap in de goede richting zou zijn. De minister beargumenteert dat hiertoe de juridische basis zou ontbreken. Kan de minister dit nog eens nader toelichten en ook ingaan op de vraag of het dan niet mogelijk zou zijn, bij voldoende politieke wil, om die basis te creëren?

Is de minister het met ons eens dat het probleem van too big to fail nog altijd niet is opgelost met deze bankenunie, en dat het resolutiefonds die oplossing ook niet gaat bieden? En dat terwijl er toch veel simpelere en doeltreffendere oplossingen denkbaar zijn. Als we nu eindelijk eens echt werk zouden maken van bijvoorbeeld de aanbeveling van de commissie-De Wit om banken te splitsen in een zakendeel en een nutsdeel, en als we banken kleiner, nationaler, in plaats van steeds groter en internationaler zouden maken, zouden we dan niet al een heel eind op weg zijn? Knip de banken op en zorg ervoor dat ze niet langer too big to fail zijn. Als we vervolgens het spaardeel van de banken in overheidshanden zouden brengen, er echte openbare nutsbedrijven van zouden maken, dan zouden we al helemaal op de goede weg zijn. Immers dit deel van het bankwezen vervult een kerntaak van publieke dienstverlening en mag daarom ook niet failliet gaan. De logica gebiedt dat wat niet failliet mag gaan, ook niet in private handen mag zijn. Dat is toch een logica die elke rechtgeaarde aanhanger van de vrijemarkteconomie zou moeten aanspreken, evenals elke rechtgeaarde socialist of sociaaldemocraat. Als we ook die vervolgstap zouden nemen, dan zou het overgebleven private deel van de bankensector, daar waar grote winsten gemaakt worden in het casino van de mondiale kapitaalmarkten, met alle risico's van dien, ook gewoon failliet kunnen gaan. Dan heb je het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds in onze visie helemaal niet nodig. En dan zouden we niet weer een nieuwe stap hoeven nemen die leidt tot een verdere uitholling van de nationale democratie.

Dat brengt mij tot mijn derde en laatste deel van mijn betoog. Met de verschuiving naar het Europese niveau zijn de controlemogelijkheden van de nationale parlementen uitermate beperkt geworden. Tegelijkertijd is dat democratische gat niet per se gedicht op Europees niveau. Want wie gaat die onafhankelijke afwikkelingsraad, die overigens vooral bestaat uit voormalige bankiers, nu precies controleren? En welke democratische organen worden betrokken bij zijn besluiten? Er vindt alleen verantwoording achteraf plaats aan het Europees Parlement. De Staten-Generaal, binnenkort hun 200-jarig bestaan vierend, staan erbij en kijken ernaar.

Ook bestaan er bij mijn fractie, en deze worden breder gedeeld, nog steeds twijfels over de externe controle, in termen van een audit, van de bij de bankenunie betrokken instituties, en dus de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bijbehorende beleid. Dit betreft ten eerste de controle op de ECB ten aanzien van het naar de ECB overgehevelde bankentoezicht, en ten tweede, de controle van de zogenoemde afwikkelingsraad en het gemeenschappelijke afwikkelingsmechanisme.

In de beantwoording van onze schriftelijke vragen geeft de minister toe dat de huidige bevoegdheden van de Europese Rekenkamer ten aanzien hiervan nog niet van hetzelfde niveau zijn als die van onze eigen Algemene Rekenkamer ten aanzien van de Nederlandsche Bank. Maar nu wordt er dus wel een afwikkelingsfonds gevuld, terwijl de externe controle van de hierbij betrokken instituties nog niet goed geregeld is. In de visie van de SP-fractie is dit een ernstig punt. Deelt de minister onze zorgen hieromtrent? In hoeverre denkt hij ook dit controlegat effectief te kunnen dichten en langs welke weg en op welke termijn? De minister geeft in zijn schriftelijke beantwoording aan dat hij contact zal opnemen met de Algemene Rekenkamer om dit punt nader te verkennen. Heeft dat contact inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wat is daaruit gekomen? Zo nee, wat verwacht de minister dat uit deze verkenning zou kunnen komen?

Ik sluit af. Waar gaat het in de kern om? In de kern gaat het erom dat we een manier vinden om de banken doelmatig de functies te laten uitoefenen die essentieel zijn voor de reële economie, dus dienstbaar te laten zijn aan de samenleving, en ervoor te zorgen dat de burgers niet opdraaien voor de kosten als bankiers er toch een potje van maken. De minister denkt dat met deze bankenunie in ieder geval dat laatste punt bereikt is. Zoals ik heb betoogd, heeft de SP-fractie daar gerede twijfels over. En dit terwijl de belastingbetaler in democratisch opzicht bijna volledig buitenspel is gezet.

De SP fractie is dus nog niet overtuigd van dit wetsvoorstel, maar zij hoopt van de minister nog antwoord te krijgen op haar vragen. Mogelijk biedt dit nog ruimte voor verbetering. Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Apeldoorn. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. U hebt internationale betrekkingen gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam, waarbij u twee semesters in het buitenland gestudeerd hebt: één semester aan de University of Exeter en één aan de York University in Ontario. In 1999 bent u gepromoveerd in de Politieke en Sociale Wetenschappen aan het Europees Universitair Instituut te Florence. Aan dit instituut hebt u gewerkt als wetenschappelijk onderzoeker en als onderzoeksassistent. Van 1998 tot 2000 was u tevens postdoctoraal fellow bij het Max Planck instituut voor maatschappijstudies in Keulen.

Sinds 2000 bent u verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Aanvankelijk als universitair docent internationale betrekkingen, later als universitair hoofddocent en tegenwoordig als opleidingsdirecteur van de bachelor en master Politicologie. Daarnaast bent u sinds juni 2011 onderzoeksleider aan het Amsterdam Global Change Institute. Vorig jaar richtte u samen met drie andere internationale wetenschappers het Elite Power Investigations Centre op, dat onderzoek doet naar de kracht en macht van elites in nationale, transnationale en wereldpolitiek.

Ook u hebt een groot aantal publicaties op uw naam staan, onder andere over Europees begrotingstoezicht, monetair beleid, bankregulering en geopolitiek. Het onderwerp dat wij vandaag behandelen, sluit daar naadloos bij aan. In een artikel in de Volkskrant in mei 2013 pleitte u voor het preventief nationaliseren van banken om speculatie en risicovol beleggen tegen te gaan. Vandaag hebt u uw affiniteit met dit onderwerp andermaal bewezen. Uw wetenschappelijke en maatschappelijke ervaring voorspellen een interessante verdere bijdrage aan het werk van de Kamer.

Mijnheer Van Apeldoorn, ik wens u daar alle succes mee.

Alvorens de vergadering te schorsen om de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech, vraag ik eerst of een van de leden nog het woord wenst in eerste termijn. Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor tien minuten.