Plenair Gerkens bij behandeling Suppletoire begrotingen OCW en Financiën



Verslag van de vergadering van 6 oktober 2015 (2015/2016 nr. 3)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 14.45 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Gerkens i (SP):

Voorzitter. De kunsten zijn van alle tijden. Zang, muziek, dans, beeldende kunst, ze bestaan al sinds mensenheugenis. Ik moest bij de voorbereiding van dit debat en de verhalen die ik hoorde over de Rembrandts, denken aan een tekst van De Dijk: een man weet pas wat hij mist, als ze er niet is; dan weet hij wat hij mist. Ik vond dat wel toepasselijk, omdat wij ook niet van het bestaan van deze schilderijen wisten, totdat de familie Rothschild zei deze te willen verkopen. Nu blijken ze ineens heel uniek te zijn. Ik vond het ook toepasselijk omdat deze twee niet gescheiden kunnen worden, alhoewel er ook verhalen zijn dat zij misschien wel liever gescheiden zouden worden na al die jaren.

Rembrandt is een meester van zijn tijd, maar hij is zelf in armoede gestorven; niet in de laatste plaats vanwege zijn losbandige levensstijl, want hij heeft ook heel veel rijkdom gekend. Het bedrag dat vandaag de dag wordt betaald voor zijn schilderijen, daar had hij nooit van kunnen dromen. Zijn schilderijen zijn over de hele wereld verspreid. Vele ervan zijn in privécollecties terecht gekomen, maar gelukkig is er ook een belangrijk aantal in Nederlandse handen. Dat vele van zijn schilderijen over de wereld verspreid zijn en een aantal in privécollecties, daar denken wij niet zo vaak aan. Het zou ook echt onmogelijk zijn om alle schilderijen, etsen en tekeningen terug te halen naar Nederland.

Maar soms komt er een buitenkansje voorbij. Een buitenkansje om twee belangwekkende schilderijen terug te krijgen in nationaal bezit. En niet alleen dat, maar ook om het schilderij uit die private collectie te halen en weer voor het hele publiek tentoon te stellen. Laat ik eerst iets zeggen over de aanschaf van deze Rembrandts. Het was een prachtige kans en het is goed dat de politiek zich heeft ingezet om dit te doen slagen. Maar toch: het is en het blijft veel geld. Heel veel geld. Ik begrijp dat mensen zeggen dat het geld beter besteed had kunnen worden. Met de bezuinigingen op bijvoorbeeld zorg, sociale werkplaatsen en de toegang tot de rechter zijn er voldoende doelen waar geld voor nodig is. En niet in de laatste plaats de bezuinigingen die er zijn geweest in de culturele sector, waar 200 miljoen euro gekort werd: ongekend veel voor deze sector. Het maakt onze fractie nieuwsgierig als ze ziet hoe snel de minister geld vrij gemaakt heeft voor deze aankoop. Als het moet, kan het dus wel.

Frankrijk kiest een nog interessantere weg. De nationale bank betaalt de aanschaf van het schilderij voor het volle bedrag van 80 miljoen euro. Banque de France heeft daar een potje voor en draagt op deze wijze regelmatig bij aan aankopen. Ik neem aan dat de minister van Financiën wit wegtrekt bij het idee dat DNB een substantiële reservering zou doen voor dit soort aankopen. DNB heeft weliswaar ook een potje, maar met enkele tonnen is dat zeer mager. Heeft de minister gesproken met DNB? Welke mogelijkheden zijn er onderzocht om tot financiering te komen? Is deze optie bekeken?

De minister van Financiën heeft de Tweede Kamer inmiddels toegezegd alles op alles te zetten om de bijdrage vanuit de rijksoverheid omlaag te brengen. De Tweede Kamer ging akkoord met maximaal 80 miljoen, omdat zij in de veronderstelling was dat er twee schilderijen zouden worden aangeschaft. Bij mijn fractie leeft de vraag hoeveel de minister gevraagd zou hebben voor de aanschaf van één schilderij. Had zij dan ook om 80 miljoen gevraagd? Zo ja, waarom?

Al begin dit jaar was bekend dat Frankrijk onvoldoende geld had om beide schilderijen te kopen. Frankrijk nam contact op met Nederland en onderzocht de mogelijkheid om de schilderijen samen aan te schaffen, hoewel de familie Rothschild had aangegeven dat zij de schilderijen het liefst in het Rijksmuseum zag. Op 14 juli schreven de Fransen samen met de minister een brief met het plan om beide schilderijen in beide landen te houden. De familie Rothschild reageert terughoudend en geeft aan dat het Rijksmuseum al heeft gezegd dat het de schilderijen gaat kopen, maar dat zij geen bezwaar heeft tegen het plan. Zo wordt de deal verder uitgewerkt.

Feit is dus dat de minister al wist dat het Rijksmuseum de schilderijen wilde aanschaffen. Het lijkt erop dat het Rijksmuseum op dat moment de bui ziet hangen en de fractievoorzitter van D66 benadert. Die haalt snel de fractievoorzitters bijeen en zoekt steun om de helft van de koop te laten bekostigen door het Rijk. Die steun krijgt hij. Alles wordt op 29 september uit de kast gehaald om de Tweede en Eerste Kamer die dag nog te laten beslissen.

De Fransen hebben het geld rond, wordt er gezegd. Ook komt de dreiging van verkoop aan Chinezen of Arabieren aan de orde. Daar voelde mijn fractie zich ongemakkelijk bij. De familie Rothschild had immers al aangegeven dat zij de voorkeur gaf aan het Rijksmuseum. Als die voorkeur er lag, de politieke bereidheid er was en de Tweede Kamer al akkoord was gegaan, zou de familie Rothschild dan niet akkoord zijn gegaan met een week reflecteren? Deze bankiersfamilie kent echt de klappen van de zweep en weet hoe de politieke verhoudingen liggen. Natuurlijk zou zij met een keurige afhechting in het parlement akkoord zijn gegaan. Zo niet de minister van Financiën. Hij liet zijn wens voor een spoeddebat in de Eerste Kamer pas varen na de toezegging dat wij informeel akkoord zouden gaan. Mijn fractie heeft die toezegging niet gedaan. De reden hiervoor was heel simpel: wij kregen geen gedegen verklaring. De Eerste Kamer is een "chambre de réflexion". Als wij ons laten opjutten, lopen we de kans dat die reflectie niet op gedegen wijze wordt gedaan. Die druk was zeer ongepast en heeft bij ons irritatie opgeroepen.

Die reflectie blijkt nodig, want na het akkoord in de Tweede Kamer kwamen er allerlei verhalen los. Zojuist ontvingen wij het feitenrelaas. Nog steeds blijven er ook voor deze Kamer vragen liggen. De minister kende het proces van het Rijksmuseum om geld te verwerven. Vervolgens klopt Frankrijk bij haar aan. Op geen enkel moment heeft zij overwogen om het Rijksmuseum te vertellen dat zij ook met een interessante optie bezig was. Hoopte de minister op deze wijze alsnog beide schilderijen te krijgen? Kennelijk calculeerde zij in dat ze sowieso 80 miljoen kwijt zou zijn geweest: in het beste geval voor twee schilderijen, in het slechtste geval voor één. De minister wist dus van de onderhandelingen van de familie Rothschild met de heer Pijbes. Kan de minister duidelijk verklaren dat zij geen contact heeft gehad met de heer Pijbes? Heeft zij de heer Pijbes niet op de hoogte gesteld van haar aanschafplannen na de brief van de familie Rothschild? Heeft de heer Pijbes de minister niet benaderd voor die 80 miljoen euro? Het was immers al lastig om de volle 160 miljoen bij elkaar te krijgen. Heeft hij de minister niet in een eerder stadium benaderd om te zien of het Rijk wilde bijdragen aan de aanschaf?

Het kabinet heeft een aanschaffonds, dat nu overigens bijna is uitgeput. Dat wist de heer Pijbes toch als geen ander? Wat gaat de minister doen met de komende verzoeken voor de resterende 4 miljoen van het aanschaffonds? Daar zitten ook belangrijke aanvragen tussen die we niet willen missen.

De brief van de familie Rothschild was tweeslachtig. Er stond niet in dat de koop van het Rijksmuseum niet zou doorgaan, maar de familie wilde ook aan Nederland en Frankrijk verkopen als zij in hetzelfde tempo, hetzelfde bedrag op tafel zouden leggen. Kortom: Rothschild zou verkopen aan het Rijk en Frankrijk of aan het Rijk en het Rijksmuseum. De familie gaf de voorkeur aan het laatste.

Afgelopen dinsdag waren er al geruchten dat Frankrijk de andere deal niet zou accepteren. Wat is er nu precies gebeurd tijdens die laatste dagen? Heeft Frankrijk gedreigd de exportvergunning in te trekken? Waarom was er zo veel spoed afgelopen dinsdag? Ik meen ook zo iets te lezen in het feitenrelaas. Hierin stelt de minister dat het met deze methode mogelijk zou zijn om de schilderijen te exporteren. De schilderijen zouden voor het eind van het jaar verkocht moeten zijn. Frankrijk had het geld, de minister had de politiek aan haar zijde: waarom deze haast? Wat zijn de precieze voorwaarden van de vergunning? Klopt het dat in de voorwaarden staat dat Frankrijk na de koop de minister kan dwingen tot een taxatie en nadien nog kan beslissen om het kunstwerk terug te kopen, meestal voor een veel lagere prijs dan de koper ervoor betaald heeft? Dit is in het verleden ook gebeurd. Als dit correct is, op welke wijze heeft de minister dan de garantie dat dit nu niet gebeurt? Wat als een van beiden het schilderij wil verkopen? Welke rechten gelden er dan?

De haast roept de vraag op wat de Tweede Kamer had gedaan als ze wist dat ze niet de twee schilderijen zou krijgen. Kennelijk was er een reden om te vrezen dat deze informatie zou leiden tot een negatieve beslissing van de Tweede Kamer.

Heeft Frankrijk gedreigd met het intrekken van de exportvergunning? Wist de minister vorige week dinsdag al dat het slechts één schilderij zou worden? Waarom is aan ons 80 miljoen euro gevraagd en geen 40 miljoen? Heeft Pijbes de minister toen al duidelijk gemaakt dat er geen privaat geld zou komen? Heeft de minister Pijbes verzocht om met de helft van het bedrag te komen en zo ja, wat was het antwoord?

In de nota van wijziging die zojuist is binnengekomen, zie ik een kasschuif van 12 miljoen op ICT-uitgaven van de Belastingdienst. Dat zijn dus uitgaven die niet in 2015, maar in 2016 worden gedaan. Wat wordt er dit jaar niet meer gedaan? In het kader van de wet die wij na deze suppletoire begroting behandelen, is wellicht juist extra geld nodig.

Ik kom bij de lessen die we hieruit moeten trekken. Er valt heel wat van te leren. De les gaat iets verder dan de les voor het proces. De les gaat ook over de vraag hoe wij omgaan met ons cultureel erfgoed. Ik zei al eerder dat er meerdere privécollecties zijn die een Rembrandt bevatten. Het is niet ondenkbaar dat een dergelijke kans zich opnieuw voordoet, wellicht met een andere Hollandse meester. Ik vraag de minister om hiervoor een protocol te ontwikkelen, die ook de wijze van financieren bevat. Is de minister bereid om een dergelijke procedure te ontwikkelen?

Straks komen de twee naar Nederland, gekocht met belastinggeld. Wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat de Nederlanders deze twee schilderijen kunnen bekijken? Het is misschien niet zo'n goed idee om ze naast de Nachtwacht te hangen. Daar zijn de rijen immers zo dik dat het al moeilijk is om dat enorme schilderij te zien, laat staan deze twee. Mijn fractie is er nog steeds voor dat de Nederlander de schilderijen gratis kan bekijken. Ze hebben er inmiddels genoeg voor betaald via de belasting.

Een andere vraag dringt zich nog op. We hebben het nu over cultureel erfgoed dat zich buiten ons land begeeft. Rothschild kocht de schilderijen in 1877 waardoor ze het land verlieten. Uit protest tegen het schamele beleid van de toenmalige regering werd de Vereniging Rembrandt opgericht. Deze vereniging zette en zet zich in voor het behoud van het cultureel erfgoed. Binnenkort behandelen wij het wetsvoorstel over ons erfgoed. Ik weet zeker dat we dit onderwerp ook bij die wetsbehandeling zullen betrekken. Toch wil ik nu absoluut een vergelijking trekken met de wet en de wijze waarop we het in de komende wet gaan regelen. Hadden we toen de Rembrandts gekocht, dan hadden we vandaag een heel andere discussie gevoerd. Wanneer neemt de rijksoverheid haar verantwoordelijkheid en wanneer laat zij het aan de lokale politiek of aan particuliere initiatieven over?

Ik verwijs naar Dalfsen, waar dit voorjaar een compleet grafveld werd ontdekt; het grootste in Europa en uniek in zijn soort. Het veld moet verder onderzocht worden maar zou de kennis over de hunebedden compleet op zijn kop kunnen zetten. De gemeente en provincie gaan nu zelf de boer op. In ruil voor tentoonstellingen proberen zij het geld bij elkaar te krijgen. Wellicht verkopen ze, uit nood geboren, hier en daar wat, omdat het kabinet zegt dat het een vondst in Dalfsen en dus de verantwoordelijkheid van Dalfsen is. Unieke vondsten kunnen het land dus opnieuw verlaten. Wie weet krijgen we over 100 jaar de kans om een van de trechterbekers terug te kopen. Mijn fractie spreekt dan ook de verwachting uit dat de minister haar lessen trekt en opnieuw zal kijken naar de verantwoordelijkheid die de rijksoverheid draagt voor de bescherming van cultureel erfgoed.