Plenair Van Bijsterveld bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 15 december 2015 (2015/2016 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 9.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):

Voorzitter. De begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie is dit jaar onderwerp geweest van een stevige politieke strijd. De directe inzet van die strijd was een geldbedrag van 200 miljoen euro structureel op jaarbasis. Daarmee hing de begroting van Veiligheid en Justitie aan een zijden draadje. Zonder dat bedrag was de kans op verwerping namelijk aanzienlijk geweest. Voor de CDA-fractie was de verhoging van dat bedrag met 200 miljoen euro in elk geval cruciaal. De indruk kan ontstaan dat met dit geldbedrag alles in orde is, maar dat is allerminst het geval.

Ten eerste: het is de overtuiging van mijn fractie dat het extra bedrag voor Veiligheid en Justitie een absoluut minimum aan verbeteringen mogelijk maakt om essentiële functies van de rechtsstaat te kunnen garanderen. Bokkesprongen zoals een eigen detentiebijdrage — die niets oplost en eigenlijk alleen een afwenteling is op gemeenten of andere ministeries — zijn gelukkig verleden tijd. Maar dan nog liggen er claims op tafel, bijvoorbeeld voor verbetering van de politie-cao of de noodkreet van de Raad voor de rechtspraak.

Ten tweede: het gaat er niet alleen om dát er een verhoging van de begroting is, maar vooral om de vraag wat er met die verhoging gedaan wordt, dus of die geldbedragen op een vruchtbare manier worden ingezet. Ook Veiligheid en Justitie kan meepraten over weggegooid geld voor bijvoorbeeld grote ICT-projecten. Het systeem Radar bijvoorbeeld dat automatisch fraude zou kunnen opsporen, liep ook op een enorm fiasco uit. Dat heeft miljoenen gekost. Dus niet alleen de verhoging is van belang, maar ook de manier waarop bedragen worden ingezet.

Ten derde: door de focus op de begrotingsbedragen dreigt buiten beeld te vallen dat er ook kwesties zijn op het terrein van Veiligheid en Justitie die niet in eerste instantie te maken hebben met financiën. Het functioneren van het ministerie is daarvan al een voorbeeld. Kwesties als de "bonnetjesaffaire" en de zogenaamde foto van Volkert van der G. zijn daarvan enkele uitvloeisels, maar de kwestie gaat natuurlijk wel dieper.

Is de minister het eens met deze drie eerste observaties?

Deze drie observaties vooraf vormen het startpunt van mijn betoog. Een betoog waarin ik de staat van veiligheid en justitie wil bespreken in het licht van de rechtsstaat. Ik ga daarbij in op de politie, het OM, de rechtspraak en uiteraard de toegang daartoe, de keten en het functioneren van het ministerie. De kern van mijn betoog valt uiteen in drie delen:

1. Het is nodig om de oriëntatie in het denken te veranderen. Daarmee bedoel ik dat de rechtsstaat niet alleen in abstracto, vanuit het staatsrechtelijk denken over de trias moet worden benaderd, maar ook vanuit de alledaagse werkelijkheid, vanuit de beleving van de burger;

2. Het is nodig om de focus van de overheid te verleggen. Daarmee bedoel ik: minder focus op vergezichten in beleid en wetgeving, en meer aandacht voor de uitvoering. De uitvoering moet effectief en efficiënt zijn en structureel goed in elkaar zitten, zodanig dat niet steeds een incident de aanleiding moet zijn om overheidsdiensten weer bij de les te krijgen;

3. Het is nodig dat een ministerie als organisatie hanteerbaar blijft. Daarmee bedoel ik dat een ministerie geen onbeheersbare moloch mag worden, maar een goed geoutilleerde organisatie moet zijn met voldoende ook inhoudelijk gekwalificeerde vakmensen, die zich ten dienste stelt van hetgeen waartoe het op aarde is, namelijk het bijdragen aan een betrouwbare overheid met geloofwaardige bewindspersonen die handelen in het algemeen belang.

Deelt de minister deze visie? Mijn fractie is van mening dat een koerswending nodig is om deze visie te realiseren. Ik begin eerst met een paar opmerkingen over de rechtsstaat.

De democratische rechtsstaat blijft een onderwerp van aanhoudende discussie. Alleen al het feit dat wij het nieuwe jaar ingaan met een debat over een eventueel in te stellen staatscommissie voor de herziening van het parlementaire stelsel maakt dit duidelijk. De rechtsstaat is geen onveranderlijke grootheid. Het is van belang om de verworvenheden van de rechtsstaat niet te vereenzelvigen met de concretisering daarvan op een bepaald moment in de tijd. Hij moet altijd gezien worden tegen de achtergrond van de samenleving die hij moet normeren en tegelijkertijd ook de samenleving waarbinnen hij moet functioneren.

In 2014 en 2015 is pijnlijk duidelijk geworden dat onze soms vanzelfsprekend geachte veiligheid erg kwetsbaar is. En ook dat de scheidslijn tussen binnenlandse veiligheid en veiligheid in het buitenlanddomein steeds minder duidelijk te trekken is. In onze optiek betekent dit, dat het antwoord van Nederland moet zijn dat er meer moet worden geïnvesteerd in veiligheid, meer in internationale veiligheid en meer in veiligheid en justitie in Nederland, het onderwerp van dit debat. Sinds vorig zien wij juist dat er wordt geknaagd aan de basisinfrastructuur van de rechtsstaat. Ik noem maatregelen als de verhoging van het griffierecht en de beperking van de gesubsidieerde rechtsbijstand.

De CDA-fractie is verontrust over het functioneren van de verschillende onderdelen in de keten en de keten zelf. Ik begin bij de politie.

Voor de beleving van de rechtsstaat is de politie van cruciaal belang. Bij de dagelijkse veiligheid en het gevoel van die veiligheid neemt de politie misschien wel de belangrijkste plaats in. Niet voor niets wordt er zo gehecht aan blauw op straat. De Nationale Politie is gecreëerd met het oog op het effectiever maken van de politieorganisatie, maar de CDA-fractie maakt zich juist grote zorgen over die Nationale Politie. Al vier jaar, vier jaar, is die reorganisatie aan de gang. Nog steeds worden de nationale en regionale leiding van de politie daardoor in beslag genomen ten koste van het eigenlijke werk. Tientallen politiebureaus worden gesloten, duizenden politiemensen verkeren nog in onzekerheid over hun plaatsing en de kosten van de reorganisatie zijn zwaar onderschat. In de strijd voor betere arbeidsvoorwaarden zijn veel kostbare politie-uren verloren gegaan, zoals wij bij de stakingen hebben gemerkt. Dat "verloren" bedrag loopt zelfs op tot 60 miljoen. Het aantal wijkagenten is nog niet op orde en er is een stop op de werving van rechercheurs. En de korpschef is opgestapt als gevolg van de mislukkingen bij de reorganisatie.

Daarbij komt nog dat de beschikbare politie op dit moment niet volledig kan worden ingezet voor de normale kerntaken. Vorige week vrijdag verscheen het bericht dat de politie over het afgelopen jaar de extra gemaakte kosten voor de opvang van asielzoekers gaat verhalen bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het gaat daarbij om de inzet van zo’n 1.500 tot 2.000 politiemensen en een bedrag van 10 miljoen euro. Dit heeft dan niet betrekking op de gewone mankracht, maar slechts op de extra kosten van overuren en extra materiële kosten. Eerder werd al duidelijk dat de inzet ten koste gaat van de opsporing.

Een climax vormde de politiemol die zware criminelen informeerde en die onlangs ontmaskerd werd. Dit debacle maakte duidelijk dat de screening op bredere schaal niet in orde was. Helaas was deze man niet de enige die zonder screening toegang had tot geheime informatie, maar een van de waarschijnlijk meer dan honderd mensen.

Burgers moeten op de politie kunnen rekenen. Wanneer heeft de minister hier orde op zaken gesteld? Wanneer verwacht hij een nieuwe korpschef te kunnen benoemen? Wanneer denkt hij dat alle toegezegde wijkagenten geplaatst zijn? Wanneer is de recherche op orde?

Hoe gaat de minister om met de structurele capaciteitsproblemen? Hoe garandeert hij voldoende blauw op straat, rekening houdend met de reorganisatie en ervan uitgaande dat de inzet voor het waarborgen van orde en veiligheid in en rond asielzoekerscentra de komende tijd nog nodig blijft? Ik zeg het meer algemeen: hoe denkt hij het ingedeukte vertrouwen te kunnen herstellen?

Ik wil nu graag aandacht vragen voor het OM. De commissie-Hoekstra bracht dit jaar een vernietigend rapport uit over het falen van het OM en de politie bij de behandeling van de latere verdachte van de moord op oud-minister Els Borst. Pijnlijk werd duidelijk dat de verdachte al veel eerder opgepakt, ingerekend en behandeld had moeten worden. De commissie-Hoekstra ontleedde dat structurele problemen schuilgingen achter deze betreurenswaardige en schrijnende gebeurtenis. Kan de minister aangeven welke concrete verbeteringen als reactie op de aanbevelingen daadwerkelijk al zijn doorgevoerd?

Dit vraagt mijn fractie meer specifiek vanwege een bericht dat vorige week donderdag verscheen. In dat bericht stond dat het OM van circa 12.000 veroordeelden ten onrechte geen DNA heeft afgenomen. Daaronder waren, volgens het bericht, alles bij elkaar tientallen personen die voor moord, doodslag, verkrachting of aanranding veroordeeld waren. Ook de verdachte van de moord op mevrouw Borst had eerder in beeld kunnen zijn, wanneer zijn DNA tijdig was afgenomen. Van ruim 10.000 veroordeelden schijnt volgens hetzelfde bericht geen adres bij de politie bekend te zijn. Inmiddels is door de minister een "inhaalslag" aangekondigd en schijnen hiervoor meer mensen geworven te worden bij het OM. Is dat juist? Wanneer is een en ander op orde en welke reële perspectieven zijn er? Voorziet de begroting in voldoende ruimte hiervoor?

In het begin van mijn betoog vroeg ik aandacht voor uitvoering in plaats van wetgeving. Wij hebben de laatste jaren verscheidene wetsvoorstellen te behandelen gekregen die het strafrecht beoogden aan te scherpen, zoals die over de verhoging van strafmaxima. Dat laatste gold zelfs voor een delict waarvoor nog nooit iemand veroordeeld is, de huwelijksdwang. Maar op het gebied van veiligheid en justitie is strengere strafwetgeving een heel indirect sturingsinstrument. Om daadwerkelijk effect te hebben, moet iemand eerst opgespoord en vervolgens vervolgd en berecht worden. Dan is het aan de rechter om in concreto de strafmaat te bepalen. De eerste lijn is meer gediend met de uitvoering van wat al mogelijk is: een goede en adequate uitvoering van opsporing en vervolging. En daar schort het dus nog weleens aan.

Vorige week is een nieuwe serie aanbevelingen verschenen voor het OM. Het gaat om de aanbevelingen die de commissie-Oosting heeft uitgebracht naar aanleiding van de zogenaamde "bonnetjesaffaire". De minister heeft bij het uitkomen van het rapport meteen besloten de aanbevelingen over te nemen. Op welke termijn zal dit zijn beslag krijgen? Hoe verhoudt deze reorganisatie — zo noem ik het maar — zich tot de al lopende maatregelen?

Voor een goed functionerende rechtsstaat is een goed functionerende rechterlijke macht een vereiste. Met "goed functionerend" bedoel ik allereerst een kwalitatief goede rechtspraak. Van groot belang is ook de toegang tot de rechter. Die norm zal binnenkort in de Grondwet verankerd worden ter uitvoering van een motie van mijn oud-fractiegenoot Pia Lokin-Sassen. Rechtspraak moet toegankelijk zijn voor iedereen. De intrekking van de bezuiniging op de gesubsidieerde rechtsbijstand heeft de instemming van mijn fractie. Rechtspraak moet toegankelijk zijn, niet alleen voor on- en minvermogenden en voor grote bedrijven. Dat is belangrijk uit het oogpunt van de rechtsstaat. Heffing van griffierechten is op zich legitiem en kan lichtzinnig procederen voorkomen. Maar verhoging van griffierechten om de overheidskas te spekken, waardoor de toegang tot de rechter in het gedrang komt, is dat niet. Mijn fractie is daarom ook gelukkig dat de voorziene verhoging van de baan is.

Goede rechtspraak betekent ook dat de procesduur niet uit de hand mag lopen. Hieromtrent bereiken mijn fractie ook zorgelijke berichten. Het is bekend dat de druk op de rechterlijke macht groter wordt door de combinatie van de bekostigingssystematiek en het aanbod van zaken. De Raad voor de rechtspraak spreekt van een budgettair tekort van 25 miljoen op jaarbasis. Hoe denkt de minister hierin te voorzien?

Ik ga nu verder met het onderwerp de keten. Langzaam maar zeker worden de gevolgen duidelijk van de bezuinigingen op het OM, de politie, het NFI en de rechtspraak, inclusief de toegankelijkheid daarvan. Het CDA heeft vertrouwen in al die ketenorganisaties: in de politie, in het OM, in het NFI en in de rechtspraak. Maar aan alles is een grens. Geen enkele organisatie kan functioneren wanneer de beschikbare budgetten en het beschikbare, specialistische personeel de ondergrens overgeschreden hebben.

Er is echter ook nog iets anders. Enkele jaren geleden verscheen een onthutsend rapport van de Algemene Rekenkamer over de prestaties in de strafrechtketen. Als reactie daarop zijn initiatieven genomen om in elk geval meer inzichtelijk te krijgen wat de prestaties zijn in alle onderdelen van de keten en in de keten zelf. Dit systeem van transparante informatievoorziening zou in 2016 gereed zijn. Dat is dus jaren na dato. Als ik het goed heb begrepen, gaat het hierbij alleen nog maar om de informatievoorziening en nog niet eens direct om de inhoudelijke verbeterresultaten. Kan de minister hier nader op ingaan?

Ik kom nu op een betrouwbare overheid en daarmee op het ministerie zelf. Daarover maakt het CDA zich ook grote zorgen. Er lijkt een kloof te ontstaan tussen de werkelijkheid en de beelden die daarvan worden gecreëerd. Soms lijkt dat wel tegen beter weten in. Dat is schadelijker dan het misschien op het eerste gezicht lijkt. Het schaadt namelijk het vertrouwen van de Nederlanders in de politiek en in de rechtsstaat.

Zo bleef de minister ontkennen dat de reorganisatie van de Nationale Politie was vastgelopen, tot de politie zelf liet weten dat het echt niet meer ging. Zoals ik al zei, stapte zelfs de korpschef op. Nu blijkt dat er drie jaar extra tijd en een dubbel zo hoog bedrag nodig zijn voor het op orde krijgen van de Nationale Politie. Dat is een gênante situatie.

Ook horen wij positieve berichten over de veiligheid, terwijl soms later blijkt dat de zaken net iets anders liggen dan op het eerste gezicht het geval leek. Het aantal door de politie geregistreerde misdrijven nam bijvoorbeeld inderdaad af tot 1 miljoen. Sinds de totstandkoming van de Nationale Politie in 2013 worden er echter minder misdrijven opgelost, ondanks de daling van het aantal misdrijven. Volgens de cijfers ging het bij de overgang naar de Nationale Politie om 50.000 misdrijven minder.

Ik noem nog een ander voorbeeld. Op het terrein van I&A wisselen geruststellende berichten over veiligheidsrisico's en andere berichten over achterstanden in en ontoereikende registratie en identiteitscontrole van binnengekomen vluchtelingen elkaar af. Die verschillende berichten zijn moeilijk met elkaar te rijmen. Imago mag nooit voor inhoud gaan. De werkelijkheid moet niet verhuld worden, want wanneer dan bekend wordt hoe het werkelijk zit, is de schade des te groter. Erkent de minister dat de kloof tussen de door de communicatie-experts van het ministerie gepresenteerde werkelijkheid en de feitelijke werkelijkheid soms te groot is geworden? En hoe gaat hij hier verandering in brengen?

De NRC schreef zelfs over de "zeven plagen" van justitie. Op het ministerie zou imago voor alles gaan. Wat er misgaat wordt niet ontkend, maar geneutraliseerd. Het ministerie heeft zich ontpopt tot een organisatie die gevormd wordt door bijna 100.000 mensen. Dat is te groot, wat het CDA betreft. Het is steeds moeilijker geworden alle belangen op een lijn te brengen.

Wij leven in een rechtsstaat. Wij leven in een democratische rechtsstaat. Mijn fractie heeft daarom de nodige bedenkingen tegen de manier waarop de laatste tijd met de lokale democratie wordt omgesprongen onder auspiciën van de staatssecretaris. Bij de opvanglocaties voor asielzoekers lijkt de doorzettingsmacht van de centrale overheid, inclusief het COA, bepalend. De lokale democratie en zelfs de lokale informatievoorziening lijken daarvoor te moeten wijken. Ik ontvang graag een reactie van de minister op dit punt.

Ik kom langzamerhand tot het laatste deel van mijn betoog. Dat wil ik beginnen met de opmerking dat waar gehakt wordt, spaanders vallen. En er valt op het terrein van Veiligheid en Justitie veel te hakken. De bijdrage van mijn fractie aan dit debat is er niet op gericht om kleine incidentjes, die zich overal wel zullen voordoen, onder een vergrootglas te leggen en dan met luide stem "schande!" te roepen. Het gaat er de CDA-fractie wel om dat wij nu en in de toekomst een democratische rechtsstaat moeten verzekeren, structureel en niet alleen in staatsrechtelijke termen op papier. Het moet een democratische rechtsstaat zijn die een beleefde werkelijkheid is; een rechtsstaat die in zijn uitvoering werkt met een geloofwaardig ministerie, geloofwaardige bewindslieden en een geloofwaardig kabinet. Daar schort het op vele fronten nog aan.

Graag verneem ik het volgende van de minister. Ten eerste of hij de door mijn fractie gepresenteerde visie op de rechtsstaat, de nodige koerswijzigingen en de genoemde problemen deelt en welke reële obstakels hij in de praktijk ziet bij het verleggen van die koers. Het is gemakkelijk om te zeggen dat we zaken anders gaan doen, maar we weten allemaal dat de praktijk van het echte leven soms wat weerbarstiger is. Dus welke obstakels ziet de minister? Ten tweede vraag ik de minister welke concrete maatregelen — dus niet algemene maatregelen — hij gaat nemen om op die punten verbeteringen aan te brengen. Ten derde vraag ik hem welke concrete resultaten hij op deze punten kan toezeggen voor het komend jaar. Wat zal er het komend jaar bereikt zijn? En waarom vraag ik dit? Om te voorkomen dat wij over één of twee jaar weer in deze Kamer staan en genoodzaakt zijn om precies hetzelfde debat weer te voeren.

Mijn fractie kijkt met heel veel belangstelling uit naar de beantwoording van deze vragen door de minister en de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Bijsterveld, ook omdat u ruim binnen de tijd bent gebleven. Dan is nu het woord aan mevrouw Duthler.