Plenair Ten Hoeve bij voortzetting behandeling Associatieovereenkomst met Oekraïne



Verslag van de vergadering van 23 mei 2017 (2016/2017 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Ik ben blij met de beantwoording van de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken. Over het associatieverdrag en de perikelen met het referendum heb ik niet veel meer op te merken. Dat heb ik in mijn eerste termijn voldoende behandeld. Gelet op de reacties van de minister-president en de minister zijn er ook geen redenen om daar verder op in te gaan.

Wel wil ik nog even ingaan op het geopolitieke element. Basis is het respect voor de territoriale integriteit. Wij zijn het er natuurlijk allemaal met elkaar over eens dat dat primair is. Maar in de oostelijke Oekraïne zijn een oorlog en een burgeroorlog aan de gang. Het oorlogselement heeft het handelen van de Russen als achtergrond. Het burgeroorlogselement heeft als achtergrond de bevolkingssamenstelling binnen Oekraïne. Oekraïne is zelfstandig geworden binnen de Sovjetgrenzen, die overigens gebaseerd waren op eerdere situaties. Maar dat betekent dat in de westelijke Oekraïne een heel sterk nationaliteitsbesef heerst, dat dat in Midden-Oekraïne minder het geval is en dat het nationaliteitsgevoel in Oost-Oekraïne zeer zwak ontwikkeld is. De oostelijke Oekraïne is oorspronkelijk gedomineerd door groepen weinig nationaal gebonden Kozakken en daarna voor een groot deel ...

De voorzitter:

Mag ik u toch vragen om het een beetje bij het onderwerp te houden?

De heer Ten Hoeve (OSF):

Ik heb mijn drie minuten spreektijd wel beschikbaar, voorzitter.

Daarna is Oekraïne voor een groot deel vanuit Rusland bevolkt. Dat geldt nog sterker voor de Krim. Het erkennen van die achtergrond en de bereidheid om daarbij naar redelijke oplossingen te zoeken zouden kunnen helpen om de scherpe kanten van het conflict af te zwakken. Wij zijn bereid om Oekraïne te helpen binnen het associatieverdrag. Daarbij pakken we de problemen van het land aan. Dan hebben wij toch ook het recht om te spreken over dit probleem, misschien wel het allergrootste probleem van het land, en te vragen om erkenning van de bestaande achtergronden en om de bereidheid om naar redelijke oplossingen te zoeken? Dat kan bijvoorbeeld binnen de Minskonderhandelingen. Daar doen wij niet aan mee, maar onze bondgenoten Duitsland en Frankrijk wel. Op die manier moet verder gezocht worden naar de-escalatie, maar wel uitgaande van realistische veronderstellingen. Naar mijn gevoel gebeurt dat te weinig. Is de minister dat op zichzelf met mij eens en ziet hij deze achtergrond? Daarop heb ik geen antwoord gekregen, maar ik wil daar wel graag antwoord op hebben.