Plenair Wezel bij behandeling Verplichte geestelijke gezondheidszorg



Verslag van de vergadering van 15 januari 2018 (2017/2018 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.37 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Wezel i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Eerst heet ik de ministers en de staatssecretaris welkom. Ik wens hun veel kracht, wijsheid en doorzettingsvermogen toe om hun belangrijke werk uit te kunnen voeren. Ik zal hier spreken namens de SP-fractie en de fractie van de Partij voor de Dieren over de Wet forensische zorg. Met dit voorstel krijgen de officier van justitie en de rechter de mogelijkheden om iemand binnen het strafrecht sneller geestelijke zorg te bieden. De belangrijkste doelen van dit wetsvoorstel zijn: de juiste patiënt op de juiste plek, het creëren van voldoende forensischezorgcapaciteit, kwalitatief goede zorg gericht op de veiligheid van de samenleving en een goede aansluiting tussen de forensische en de curatieve zorg. Door het bieden van goede zorg als onderdeel van de straf wil het kabinet herhaling van strafbare feiten terugdringen. De SP en de Partij voor de Dieren staan volledig achter de voorgenoemde doelen van de wet en wensen de ministers toe dat zij deze doelen zullen bereiken. De SP en de Partij voor de Dieren vinden het belangrijk dat de veroordeelden gestraft worden voor hun misdaden, maar ook dat zij een zodanige zorg krijgen, dat zij na hun detentie weer goed voorbereid in de samenleving terugkomen.

De SP en de Partij voor de Dieren zien wel aandachtspunten voor het welslagen van het wetsvoorstel: ten eerste ter zake van de beschikbare middelen voor forensische zorg; ten tweede ter zake van een verbinding tussen het haperende ggz-systeem en de instroom in de forensische psychiatrie; ten derde ter zake van de verdachten die niet mee willen werken aan een tbs-observatie; ten vierde ter zake van het optreden van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd; en ten vijfde en laatste ter zake van de nazorg.

Ten aanzien van het eerste punt vraag ik of de beschikbare middelen wel voldoende zijn om de nagestreefde doelen te bereiken. Gezien de berichtgeving in het nieuws is er nog wel een lange weg te gaan om de voorgenoemde doelen te bereiken, bijvoorbeeld in de forensische jeugdzorg. Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie laat jaarlijks in ongeveer 700 jeugdzaken een rapport over de minderjarige verdachte maken, met onder meer een advies aan de rechter over passende therapie ter voorkoming van herhaling van het misdrijf. Denk aan trainingen die agressie of drugsgebruik tegengaan, of gezinsbegeleiding en behandelingen in de forensische geestelijke gezondheidszorg. De rechter volgt vaak dit advies. Uit onderzoek blijkt dat jongeren die zulke behandelingen krijgen, veel minder vaak opnieuw over de schreef gaan. Jongeren die geen therapie volgen, lopen een groter risico opnieuw een geweldsdelict te plegen. Als de rechter een therapie oplegt, is die blijkbaar nodig en dan moet het ook gebeuren. De gemeenten moeten dat regelen, vindt het OM. Uit onderzoek van de Volkskrant in augustus 2017 blijkt dat de jongeren die een therapie verplicht opgelegd hebben gekregen in het strafrechtelijk kader door de jeugdrechter daarop vaak lang moeten wachten, soms wel een jaar. Dat komt door wachtlijsten en de onwennigheid van gemeenten, die sinds de decentralisatie verantwoordelijk zijn voor de specialistische jeugdzorg. Volgens de VNG is de jeugdrechter niet altijd goed op de hoogte van de zorginstellingen waarmee gemeenten contracten hebben en van eventuele wachtlijsten. De VNG gaat daarom met justitie in gesprek om te horen aan welke jeugdhulp behoefte is en om justitie beter zicht te geven op welke zorg door gemeenten is ingekocht. Het probleem zit hem meer in de ingewikkeldheid van het nieuwe jeugdhulpstelsel dan in de bureaucratie bij gemeenten, zegt een VNG-woordvoerder. Een woordvoerder van het jeugdpsychiatrisch centrum de Bascule in Amsterdam meldde in een krantenbericht dat door de forse bezuinigingen op de specialistische jeugdhulp het aantal beschikbare plekken is afgenomen, met wachtlijsten tot gevolg.

Bijkomend probleem is dat er gemeenten zijn die steeds minder voor deze zorg willen betalen, zo zegt de woordvoerder, zodat zij straks niet meer de benodigde kwaliteit kunnen leveren. Zouden de ministers op dit bericht kunnen ingaan en indien het klopt, kunnen aangeven hoe zij voornemens zijn iets te doen aan de afname van het aantal beschikbare plekken voor specialistische jeugdhulp en aan de wachtlijsten? Herkennen de ministers dat de gemeenten steeds minder voor deze zorg willen betalen en hoe kijken de ministers daar tegenaan? Zijn de tijdelijke beschikbaarstelling van 45 miljoen en de voorstellen van dit kabinet hiervoor afdoende?

Dan de beveiligde forensische zorg. In het rapport Marktscan Forensische Zorg 2016 van de Nederlandse Zorgautoriteit lees ik dat beleidsmakers inzetten op meer ambulante en lager beveiligde forensische zorg en op afbouw van de hoger beveiligde forensische zorg. Het ministerie van Veiligheid en Justitie sprak met de brancheorganisaties GGZ Nederland en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, in 2013 af om de uitgaven aan forensische zorg te verminderen van 688 miljoen in dat jaar naar 602 miljoen in 2017. De bezuiniging diende plaats te vinden door de gemiddelde behandelduur van tbs terug te brengen van tien jaar in 2013 naar acht jaar in 2017, het aantal tbs-plaatsen af te bouwen en de doorstroom te bevorderen naar zorgaanbieders die een lagere zorg en verblijfsintensiteit kunnen leveren, zoals forensische klinieken en afdelingen en aanbieders van beschermd en begeleid wonen in 2017. Is de gemiddelde duur voor tbs in 2017 teruggebracht naar acht jaar en is het aantal ambulante tbs-behandelingen toegenomen? Wat zijn de effecten hiervan op de maatschappelijke positie en de recidive van de behandelde onder-tbs-gestelden? Ik ben er benieuwd naar hoe de ministers voornemens zijn te monitoren of de geleverde forensische zorg nog wel effectief is voor de betrokkenen zelf, maar ook voor de samenleving, en wat de ministers zien als effectief. Verandert er aan het hiervoor genoemde iets met de nieuwe wetgeving? Graag de reactie van de ministers.

Dan het tweede punt. Is er sprake van een verbinding tussen het haperend ggz-systeem en de instroom in de forensische psychiatrie? De politie heeft in de eerste helft van 2017 al 41.082 meldingen over verwarde personen ontvangen. In heel 2016 was dit aantal 74.875. Een politiechef in de Rotterdamse regio zei nog in september: "Er gaan meer mensen dood door verwarde personen dan door terreur". De zorg voor mensen met verward gedrag is een zaak van justitie, politie en gevangeniswezen geworden. Voormalig psychiater Höppener zegt hierover in een interview in Trouw van 13 januari 2018 dat de huidige zorg van de geestelijke gezondheidszorg terug is bij wat vroeger draaideurpsychiatrie heette. Zo snel mogelijk doorschuiven naar buiten. Binnen het gemeentelijk beleid staat eigen kracht centraal. Je moet zelf iets willen en voor preventie moeten de buren zorgen. Het niet meekomen wordt gezien als niet willen. Zijn de ministers het met de SP en de Partij voor de Dieren eens dat er primair steun en zorg moet zijn voor verwarde mensen en geen cel en zo ja, hoe pakt de minister van Volksgezondheid zijn rol als stelselverantwoordelijke? Een goed gesprek met de wethouders die zorg in hun portefeuille hebben lijkt de SP-fractie en de Partij voor de Dieren wat dun. Graag de reactie van de minister. Is er een verbinding tussen het ggz-systeem dat hapert door wachtlijsten en weglopende psychiaters en andere factoren waardoor psychiatrisch zieke mensen uitvallen en een aantal vervolgens via de forensische psychiatrie terugkomen in de ggz? Graag de reactie van de minister.

Het derde punt betreft de verdachte die niet mee wil werken aan een tbs-observatie. De moorden op voormalig minister Borst en Anne Faber zijn voorbeelden van incidenten door verwarde personen. De SP en de Partij voor de Dieren zijn dan ook met de regering van mening dat indien verdachten die lijden aan een geestesstoornis, zware delicten plegen, zij voor zichzelf, maar in het bijzonder ter bescherming van de samenleving, naast een straf ook een behandeling nodig hebben. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk bestaande medische gegevens te vorderen en te gebruiken ten behoeve van het onderzoek naar de aanwezigheid van een psychische stoornis bij verdachten van misdrijven waarvoor tbs opgelegd kan worden, maar die weigeren aan het daarvoor benodigde onderzoek mee te werken. De Wet forensische zorg introduceert daarmee een uitzondering op het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens, alsook een wettelijke verplichting tot de doorbreking van het medisch beroepsgeheim voor hulpverleners waarmee de verdachte een behandelrelatie heeft of heeft gehad. Het wetsvoorstel stelt voor dat de rechter het medisch dossier kan opvragen in het geval een verdachte weigert mee te werken aan een tbs-onderzoek. Naar de mening van de SP en de Partij voor de Dieren is de doorbreking van het medisch beroepsgeheim een te zwaar en ongewenst middel. Het heeft tot gevolg dat ieders vertrouwen in de artsen wordt aangetast omdat het medisch beroepsgeheim op de helling gaat.

Er zijn echter alternatieven te bedenken die hetzelfde of wellicht zelfs een beter resultaat kunnen hebben. Een voorbeeld van een alternatief is voorgelegd door de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit voorstel houdt in dat in de wet wordt opgenomen dat het OM de mogelijkheid krijgt om binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de veroordeling alsnog aan de rechter te vragen om aanvullend of in plaats van de nu al opgelegde gevangenisstraf de maatregel van tbs op te leggen. De SP en de Partij voor de Dieren leggen u voor het voorstel van de Autoriteit Persoonsgegevens zodanig aan te vullen dat de veroordeelde dit ook zelf aan de rechter kan vragen. Er kunnen namelijk ook overwegingen zijn van de veroordeelde om aan zichzelf te werken, waar in de detentie beperkt ruimte voor is. Is de regering bereid dit gedeelte van het wetsvoorstel te heroverwegen en het voorgenoemde alternatief te onderzoeken?

Het vierde punt is het optreden van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. In de zaak van Michael P. zijn de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd door de minister verzocht om onderzoek te doen. Dit naar aanleiding van de vraag vanuit de Tweede Kamer en de maatschappij hoe het kon dat Michael P. zo veel bewegingsvrijheid had dat het mogelijk was dat hij Anne Faber van het leven beroofde. Welke belangen en risicoafwegingen zijn hier genomen en is daarbij de maatschappelijke veiligheid meegewogen? De inspecties hebben de onderzoeksvraag opgevat als de vraag of de forensische instelling goede zorg heeft gegeven aan de patiënten. De SP-fractie vindt het onbegrijpelijk dat de beide inspecties niets met de vragen uit de Tweede Kamer en de maatschappij hebben gedaan in het onderzoek dat is uitgevoerd in oktober en november 2017. Ik begrijp dat er een tweede onderzoek op komst is. Waarom niet in één keer goed?

Meerdere partijen in de Tweede Kamer, waaronder de SP, het CDA, de VVD, de PVV, GroenLinks en D66, hebben al jarenlang klachten over de onderzoeksrapporten over het optreden van de Inspectie Gezondheidszorg geuit. Zij hebben meerdere malen voormalig minister Schippers opgeroepen om de Inspectie Gezondheidszorg nu echt aan te pakken. Ik citeer even de woorden van de VVD-woordvoerder in de Tweede Kamer: "Het is de hoogste tijd voor een diepgravend debat over het functioneren van de Inspectie Gezondheidszorg." Wat is daar toch aan de hand, minister? Naar de mening van de SP en de Partij voor de Dieren kan de regering niet zonder een goed functionerende Inspectie Gezondheidszorg. Graag de reactie van de ministers. Verder zou de SP-fractie willen weten of de zaak van Michael P. beleidsveranderingen bij de forensische klinieken ten gevolge heeft gehad. Graag de reactie van de ministers.

Tot slot het laatste punt ter zake van de nazorg. Van belang is dat alle gestraften na de gevangenisstraf en na de tbs-behandeling weer goed voorbereid in de samenleving komen, voor de samenleving maar ook voor zichzelf. Uit een onderzoek van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming van oktober 2017 blijkt dat gemeenten, gevangenissen en reclassering gebrekkig samenwerken bij de nazorg voor gedetineerden die vrijkomen. Gemeenten worden vaak te laat en gebrekkig geïnformeerd. De nazorg is bedoeld om te voorkomen dat gedetineerden na hun vrijlating weer in de fout gaan. Die kans is klein als ze een identiteitsbewijs, onderdak, inkomen, zorg en, zo nodig, hulp bij het aanpakken van hun schulden krijgen. Maar dat gaat vaak mis, bijvoorbeeld omdat gemeenten niet of te laat te horen krijgen dat een gedetineerde weer op vrije voeten komt, zo concludeert de RSJ.

Welk percentage van de gedetineerden verlaat in verwarde toestand de bajes en wat is de rol van de reclassering hierin? Graag de reactie van de minister. Verder werd er nog tijdens de deskundigenbijeenkomst als verbetervoorstel geopperd om bij wet te regelen dat de rechter, die beslist over de beëindiging van de tbs, tevens een machtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg kan afgeven zodat er een naadloze overgang is. Hoe staan de ministers hiertegenover? Zouden de ministers kunnen toezeggen te onderzoeken wat er verbeterd kan worden aan de zorg en nazorg van gedetineerden en tbs'ers om ervoor te zorgen dat zij na hun vrijlating goed voorbereid in de samenleving komen, waaronder de overgang van forensische zorg naar de reguliere ggz en de verstandelijk gehandicaptenzorg?

De SP-fractie en de Partij voor de Dieren zien uit naar de reactie van de ministers. Dank u wel voor uw tijd.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Wezel. Ik geef het woord aan de heer Schnabel.