Plenair Ten Hoeve bij Debat met minister van Justitie en Veiligheid over de voorgenomen deelname van Nederland aan het Europees Openbaar Ministerie



Verslag van de vergadering van 3 april 2018 (2017/2018 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Alhoewel de eerste termijn hier en daar weleens wat verwarrend verliep, heb ik toch het gevoel dat ik wel voldoende duidelijkheid heb. Die heb ik ook gekregen door de antwoorden van de minister, waarvoor dus mijn dank.

Er zijn bij dit onderwerp nog heel veel vragen te stellen. Dat gebeurt in deze tweede ronde dus ook, en inderdaad staccato. Er zijn twee springende punten, die telkens naar voren komen en die in de eerste ronde ook de grootste rol hebben gespeeld. Over de uitbreiding van het mandaat zegt de minister: dat is niet aan de orde. Die conclusie lijkt mij overduidelijk. Om diverse redenen is dat niet aan de orde. Mocht er ooit iets aan veranderen, dan kan dat alleen met unanimiteit van de lidstaten. Het lijkt mij op zichzelf helemaal niet onmogelijk — wij mogen de mogelijkheid niet uitsluiten — dat op een bepaald moment het Nederlandse parlement toch akkoord zal gaan met uitbreiding van het mandaat. Voor zover het Nederlandse parlement dat niet doet op het moment dat dat wel aan de orde komt, lijkt mij de conclusie die de minister heeft getrokken en die in de motie van mevrouw Duthler wordt voorgesteld, namelijk dat de regering zich houdt aan de uitspraken van het parlement, voor de hand te liggen. Alleen, er kunnen natuurlijk ook weleens genuanceerde omstandigheden ontstaan waarbij de ene Kamer er anders over denkt dan de andere. Ja, dan is er weer wat meer beslissingsvrijheid voor de regering.

Het tweede springende punt is dat van de kosten. Het is op dit moment niet helemaal duidelijk wat voor kosten of inspanningen voor eigen rekening van Nederland gevraagd zullen worden. In principe is het zo dat als op verzoek van het OM tot vervolging wordt overgegaan, of als het OM dat zelf doet, de kosten daarvan voor rekening van Europa zijn. Dat neemt niet weg dat er ook wel wat kosten en inspanningen, zoals personeelsinzet, over kunnen blijven waarvoor wij zelf opdraaien. Dat wordt nog onderzocht en wij kunnen de minister dus moeilijk verplichten om die cijfers nu op tafel te leggen, want die zijn er nog niet. Het probleem is dat wij eigenlijk wel behoefte hebben aan die cijfers, maar er is wat mij betreft ook een noodzaak om nu aan te kondigen dat wij wel willen deelnemen aan het EOM. Er zit dus een spanning tussen die niet oplosbaar is op dit moment. Ik denk dat de motie van mevrouw Wezel daarvoor een oplossing geeft. Laten we in ieder geval met elkaar vaststellen dat als het ons extra kost, dat niet ten koste mag gaan van de eigen inzet van het FIOD, voor onze eigen zaken en met onze eigen prioriteitstelling. Dat is voor mij reden om de motie van mevrouw Wezel mee te ondertekenen. Ik denk dat we daarmee voldoende veiligheid hebben geschapen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Ik geef het woord aan de heer Postema.