Plenair Nagel bij behandeling Intrekking Wet raadgevend referendum



Verslag van de vergadering van 3 juli 2018 (2017/2018 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.38 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nagel i (50PLUS):

Voorzitter. In West-Europa zal Nederland naast België het enige land zijn, als het aan deze regering ligt, dat geen enkel nationaal referendum kent. In West-Europa is Nederland nu al het enige land dat geen gekozen burgemeester kent. Wereldwijd kent men in alle varianten referenda. Terwijl de Nederlandse kiezers in alle toonaarden laten weten meer democratie te willen en het tussenrapport van de staatscommissie parlementair stelsel het referendum aanbeveelt, roept deze regering, gesteund door de arrogantie van de macht van één stem meerderheid, zichzelf uit tot een "volwaardige parlementaire democratie". Laten we zeggen hoe het is: de genoemde feiten maken Nederland op democratisch gebied tot een achterlijk land.

In de Eerste Kamer gaat het vandaag om een zeer belangrijke wet: de intrekking van het raadgevend referendum. Alom kijkt men met hooggespannen verwachtingen naar de handel en behandelwijze van de chambre de réflexion. De aanloop naar vandaag was weinig stijlvol. Afgelopen vrijdag kregen wij aan het eind van de middag een uitgebreid antwoord van de regering op nadere vragen. Om dit te bestuderen, eventueel nog eens een deskundige te raadplegen, een verantwoord betoog voor vandaag te maken en mogelijk fractieoverleg was een tijd gegund van niet meer dan één werkdag. Terwijl er geen enkel spoedeisend belang was om het wetsvoorstel vandaag te behandelen. Sterker nog: liefst zes fracties drongen tijdens de commissievergadering aan op behandeling op een later tijdstip en wezen erop dat het een gebruik is in de senaat als een dergelijke grote minderheid dat vraagt, hiermee rekening wordt gehouden. Het is typerend dat de D66-commissievoorzitter, wijzend naar de meerderheid in de Kamer, toch deze behandeling vandaag wilde doorzetten. De Eerste Kamer degradeert zichzelf als Kamer van bezinning.

Een van de kernpunten vandaag is of het raadgevend of correctief bindend referendum los van elkaar kunnen bestaan of dat ze onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. In het buitenland heeft men daar geen problemen mee, maar deze regering ziet beide referendavormen onlosmakelijk met elkaar gebonden. Met andere woorden: het is beide of geen van beide. Een raadgevend referendum kan in de visie van de regering niet zelfstandig bestaan, de regering ziet dat in elkaars verlengde. Nog vreemder is het dat een klein stukje inspraak van de kiezers wordt afgepakt zonder dat er iets tegenover staat, of dat er niet eerst gepoogd wordt de bestaande wetgeving te verbeteren. Met een argumentatie die bijna niet te volgen is, wijst de regering erop dat een raadgevend referendum bij aanname verwachtingen wekt die niet waargemaakt worden en dat hierdoor burgers zich teleurgesteld moeten voelen. Maar uit de cijfers van het Nationaal Kiezersonderzoek bij verkiezingen in 2017 blijkt dat, anders dan de regering stelt, het hier om een minderheid — 38% — gaat die vindt dat een regering de uitslag altijd moet overnemen. Daarentegen blijkt dat een grote meerderheid voor handhaving van het raadgevend referendum is. Het is de omgekeerde wereld dat deze regering wel een minderheidsopvatting overneemt maar een meerderheidsopvatting negeert. En daarmee vooral de lager opgeleiden, die toch al weinig of geen vertrouwen in de Haagse politiek hebben, opnieuw zeer ernstig teleurstelt. Beseft de minister hoe ernstig dit is?

In dit verband wijst de 50PLUS-fractie naar het rapport "Tussenstand" van de commissie parlementair stelsel, bladzijde 13: "Het bestuur kan uiteraard niet tegemoetkomen aan alle (soms tegenstijdige) verwachtingen in de samenleving. Teleurstelling van de kiezer is dus in zekere zin onvermijdelijk. Voor het vertrouwen in het politieke en parlementaire stelsel is het daarom van belang dat de burger ook op andere manieren dan de stembus wordt betrokken bij zaken van algemeen belang. Op nationaal niveau kan men leren van de vele vormen waarmee op lokaal niveau ervaring is opgedaan. Het algemeen belang vereist dan wel dat die vormen zo inclusief mogelijk zijn en bij voorbeeld niet alleen voor hoger opgeleiden aantrekkelijk zijn". Dat zegt het rapport. De brede basis van onze democratie ligt in de maatschappelijke democratie. Kan de minister hiermee instemmen en hoe wordt dit dan in de praktijk vertaald?

Een stukje democratie afnemen zonder iets ertegenover te stellen. Stel dat we bij de uitkering van de bijstand ontevreden zouden zijn over de wijze van uitvoering of de hoogte van de uitkering. Dan zou niemand toch op het idee komen de bijstand af te schaffen zonder dat er iets voor in de plaats zou komen? Dan zou men de wetgeving toch eerst gaan aanpassen? Waarom gebeurt dat in dit geval dan niet, wil de 50PLUS-fractie van de minister weten.

In de nadere memorie van antwoord stelt de minister: wij zijn voor het afschaffen van het raadgevend referendum, dus is het consistent om over de wet die dit afschaft geen mogelijkheid te bieden een referendum te houden. Premier Rutte zei het op de persconferentie na de ministerraad van 1 december 2017 nog duidelijker: "Wij zijn tegen referenda, dan is het gek om dit wetsvoorstel referendabel te maken". Getuigt dit niet opnieuw van een grote arrogantie om bij voorbaat alle opvattingen van de kiezers aan de laars te lappen?

Is de minister het met 50PLUS eens dat volstrekt voorbijgegaan wordt aan het feit dat de huidige wetgeving telt en dat die bepaalt dat er onder bepaalde condities raadgevende referenda mogelijk zijn. Dus zo lang de wet geldt, dient die toch gehandhaafd te blijven?

In 1968 was de DDR het laatste land dat het referendum heeft afgeschaft. De minister moet wel een groot bewonderaar zijn van de Duitse dichter Heinrich Heine, die ooit voorspelde dat in Nederland alles 50 jaar later gebeurt, om nu in 2018 op haar naam te schrijven dat ook in West-Europa het referendum 50 jaar later afgeschaft gaat worden. En tegelijkertijd geeft de regering hoog op over onze parlementaire democratie, die nadrukkelijk als volwaardig wordt aangeprezen. Ik sprak laatst een parlementariër uit een Oost-Europees land, die me vroeg: Jullie staatshoofd, wordt die gekozen? Nee, en hebben jullie wel landelijke referenda? Nee, maar kiezen jullie wel je burgemeester? Nee dus, maar jullie geven wel hoog op over jullie volwaardige democratie? Ik heb me uiteraard stevig verweerd en ons land verdedigd door te wijzen op het feit dat we in Amsterdam ook zonder de bevolking te raadplegen wel aan een burgemeester zijn gekomen en dat we een staatscommissie hebben die aanbevelingen mag doen en verzwegen dat nu al blijkt dat ze niet uitgevoerd gaan worden. Maar diep in mijn hart kan ik me voorstellen dat objectieve buitenstaanders een groot vraagteken zetten bij de door ons zo hoog aangeprezen volwaardige parlementaire democratie, ook wetende dat in ons parlement met één stem meerderheid besluiten worden genomen die de bevolking al 50 jaar lang niet wil en die bij een werkelijke vrije stemming ook anders zouden uitvallen. Handhaaft de minister haar gegeven opvatting in de memorie van antwoord van 9 mei 2018 dat Nederland een volwaardige parlementaire democratie is of meent zij dat er toch wel degelijk verbeteringen noodzakelijk zijn? Neemt de minister de opvatting van de staatscommissie in het rapport "Tussenstand" serieus dat de kwaliteit van de inhoudelijke representatie in het Nederlandse politieke systeem tekortschiet?

Kenmerkend is hoe de regering en deze minister omgaan met het rapport van de commissie parlementair stelsel dat uitgebracht is onder de titel Tussenstand en niet zoals de regering het interpreteert als Ruststand. De voorzitter, Remkes, heeft laten blijken dat hij nu niet het raadgevend referendum zou willen intrekken en zijn commissie pleit voor het correctief bindend referendum. Overduidelijk zegt de regering — bladzijde 1 op het antwoord van 29 juni jongstleden — dat het rapport geen nieuwe situatie oplevert. En nog goed voordat ook maar enige discussie kan plaatsvinden, wordt dit door de regering op twee manieren de grond ingeboord. De regering vindt dat beide vormen van referenda in elkaars verlengde liggen — zie de memorie van antwoord van 9 mei 2018 — dat er dus geen keuze kan worden gemaakt, en wijst beide vormen resoluut af. Zij voegt er de conclusie aan toe dat een meerderheid voor het bindend referendum niet in zicht is. In feite deponeert de minister het rapport al bij voorbaat in de prullenbak. Kan de minister uitleggen waarom gelet op deze regeringsstellingname het nog zinvol is voor de commissie om op dit punt verder te rapporteren?

Behalve de wet zullen wij ook centraal stellen de bijzondere rol van één van de coalitiepartners: D66. Een partij die opgericht is om het politieke bestel te laten ontploffen en de burgers meer inspraak te geven. Wat nu dreigt is dat juist een klein stukje inspraak van de burgers om zeep wordt geholpen met een wel heel bizarre argumentatie. D66 onder aanvoering van voormalig fractievoorzitter Thom de Graaf als een nieuwe Marx, bedacht een moderne versie van de Verelendungstheorie. Hoe minder inspraak de kiezer heeft, hoe gelukkiger die wordt. D66 is een pure regentenpartij geworden.

Dat begon al een paar jaar geleden in de Eerste Kamer. Een motie van 50PLUS en de Partij voor de Dieren om de Eerste Kamer, zolang die zou bestaan, niet meer getrapt maar direct door de burgers te laten kiezen, werd door D66 verworpen. D66 wil de Eerste Kamer afschaffen, een op zich nobel streven, maar op dit moment een onhaalbare zaak. Dus geen half ei maar een lege dop. En dan nu geen beperkte inspraak via een raadgevend referendum; nee D66 wil het op dit moment onhaalbaar bindend referendum. Geen half ei maar een lege dop. De vitrinekast boordevol met kroonjuwelen die D66 bij de oprichting etaleerde, is veranderd in een rommelzolder vol lege doppen.

50PLUS is een partij die vanaf de oprichting meer democratie wil. Kiezers en burgers moeten meer invloed krijgen en meer te vertellen hebben. Dat gold bij onze oprichting en dat geldt nu. Dat geldt niet alleen op papier maar ook in de praktijk als we in de Kamer moeten stemmen. Bij D66 zie je het omgekeerde. Hun stemgedrag heeft niets meer te maken met de idealen van de oprichting of zelfs het actuele verkiezingsprogramma. Hoe minder inspraak de kiezers hebben, hoe gelukkiger ze worden, is de kern van deze nieuwe D66-Verelendungstheorie. Zoals D66-minister Ollongren redeneerde: de kiezer vervreemdt en is teleurgesteld omdat het referendum niet bindend is. Die teleurstelling gaat D66 wegnemen door alle inspraak af te schaffen. Een drogreden. Een grote meerderheid van de Nederlandse kiezers is al meer dan 50 jaar voorstander van het referendum. Maar de nieuwe theorie van D66 houdt in: niet meer luisteren naar wat de kiezers willen, D66 weet wel wat goed voor ze is. De Eerste Kamerfractie van D66 of zelfs een enkel lid hiervan, kan voorkomen dat binnenkort deze Verelendungstheorie in de praktijk wordt gebracht. Maar dan zal iemand de moed moeten hebben in te gaan tegen de ijzeren leiding van de oud-fractievoorzitter, de nieuwe Marx Thom de Graaf, en zijn opvolger, die niet toevallig maar historisch bepaald Engels heet. Dat zou terecht zijn als je de uitspraken van D66 serieus zou nemen. Ik geef een paar voorbeelden.

De afwijzing van het raadgevend referendum is voor een belangrijk deel gebaseerd op de tot dan enige ervaring: het Oekraïnereferendum. De uitslag hierover beviel een aantal politici niet. Slechts één ervaring die ze niet bevalt, is genoeg om een stukje inspraak van de kiezers af te pakken. Maar wat staat er in het D66-verkiezingsprogramma 2017-2021? "Wanneer er voor het eerst gebruikgemaakt wordt van een nieuw instrument als het raadgevend referendum, dan omarmen we dat en leren we ervan. Wij staan niet als de andere partijen vooraan om te pleiten voor het afdanken van deze vernieuwing." Dat staat in het verkiezingsprogramma en dat beloofde D66 zijn kiezers. Ervan leren en niet afdanken. En wie staan er prominent vooraan bij deze afschaffing? De kille D66-minister, die de dagen dat D66 het politieke stelsel wilde laten ontploffen alleen maar kent uit de sprookjesboeken van Hans van Mierlo en geflankeerd wordt door de nieuwe Marx en Engels, die D66-minister staat met het verkiezingsprogramma weggestopt in de achterzak, juist helemaal voorop. Kan de minister uitleggen hoe het voelt als je tegen je eigen verkiezingsbelofte in vooraan staat om een stukje democratie af te schaffen?

Een tweede punt. Professor Tom van der Meer, hoogleraar politicologie Universiteit van Amsterdam, zei op 13 februari 2018 in de Tweede Kamer: "De intrekking van de wet en met name het niet referendabel verklaren hiervan, riskeert een daling van het vertrouwen in de politiek en een stijging van het politiek cynisme". En wat staat er in het verkiezingsprogramma van D66? "Door politici gemaakte valse beloften voeden het cynisme. Dat vraagt om een ander gedrag van politici. Alleen door te luisteren en te presteren kan de politiek beginnen het vertrouwen in de democratie te herstellen". Waar is het D66 dat luistert? Waar zijn de D66-ministers en -Kamerleden die zich anders gedragen dan de terecht gewantrouwde Haagse politici? Een duidelijker bedrog is helaas niet mogelijk. Huivert de minister hier niet van?

Een derde voorbeeld. D66 predikt de nu onhaalbare afschaffing van de senaat, maar wil niet zoals 50PLUS in de tussentijd een directe verkiezing door de burgers. D66 wil geen stukje inspraak via het raadgevend referendum, maar preekt een nu niet haalbaar bindend referendum. Dat is geen effectieve maar een getuigenispolitiek. Hoe denkt D66-ideoloog Engels hier werkelijk over? Dit zei de toen nog vicefractievoorzitter Engels tijdens een toespraak op het 98ste partijcongres van D66 in Utrecht: "Ik ben zelf lang genoeg actief om te weten dat getuigenispolitiek in termen van resultaat en gezag niets opleveren." Ja, voorzitter, soms heeft D66 een helder verlangen dat dwarsgezeten wordt door een impotentie om het waar te maken.

Vierde voorbeeld. Thom de Graaf noteerde op zijn website: "D66 geeft mensen liever zeggenschap over hun eigen toekomst dan te berusten in de status quo. Onze vernieuwende ideeën gaan uit van de eigen keuze van de mensen." Maar dat geldt kennelijk niet voor de meerderheid die een raadgevend referendum wil. Dan weet de regentenpartij D66 wel wat goed voor ze is.

Mag er dan geen hoop zijn bij deze behandeling in de Eerste Kamer? Om twee redenen zou die hoop er wel moeten zijn. Allereerst de behandeling in de Tweede Kamer die overduidelijk was en door het dagblad Trouw treffend werd samengevat in de kop: "Oppositie grilt Ollongren over afschaffen referendum", een kop die door menigeen met instemming zal zijn gelezen, met als uitzondering uiteraard de Partij voor de Dieren. In de tweede plaats de website van Thom de Graaf, die wij uiteraard heel serieus willen nemen. Ik citeer: "Het eigene van de Eerste Kamer is dat we aan het oordeel van de Tweede Kamer nog iets toevoegen. Argumenten die het verschil kunnen maken." En opnieuw letterlijk: "Er wordt niet een wet uit de kast getrokken om zo een incident symbolisch te bestrijden in plaats van echt iets te doen aan het achterliggende probleem." Duidelijke taal. Niet het incident Oekraïnereferendum moet leidend zijn, maar het probleem dat de kiezers zich niet vertegenwoordigd voelen. Dat achterliggende probleem is dat de kiezers zich machteloos voelen en denken: in Den Haag doen ze toch wat ze willen. Je mag na deze opsomming van letterlijke teksten en beloften van D66 vragen dat ze bij dit wetsvoorstel toch op één punt hun woord en beloften gestand doen!

Talrijke D66-prominenten zijn al geciteerd over het afschaffen van het raadgevend referendum. Ik noem er slechts twee. Oud-Tweede Kamerlid Boris van der Ham: "Het referendum is het enige dat we nog over hebben." Een trieste maar wel bondige samenvatting. En oud-politiek leider Jan Terlouw sprak in februari dit jaar in Middelburg over het feit dat zelfs over het afschaffen van het referendum geen referendum mag worden gehouden en of er een eenvoudige vraagstelling mogelijk was. Jan Terlouw: "Ik weet er een: bent u voor of tegen het afschaffen van het referendum? Simpeler kan het toch niet. Maar nee hoor, die vraag gaat niet gesteld worden. Vind ik ernstig. Mijn eigen partij doet het, onze minister. Vind ik ernstig. En zo zie ik overal de democratie verzwakken, in plaats van versterken." Aldus Jan Terlouw. Een mening die gedeeld wordt door achttien hoogleraren die in de NRC schreven dat het niet referendabel verklaren van de intrekkingswet getuigt van een dubbele kloof tussen volksvertegenwoordigers en hun achterban. Heeft de minister geen enkel begrip voor de visie van oud-partijleider Jan Terlouw en is dit de reden om haar eigen opvattingen bij te stellen? Graag een helder antwoord.

Conclusie: De kiezers van D66 zijn ronduit belazerd. Het verkiezingsprogramma van D66 is geschreven op toiletpapier, dat overmatig gebruikt wordt door hun volksvertegenwoordigers.

50PLUS verzet zich tegen deze gang van zaken en doet een beroep op de leden van D66 zich niet te laten knechten door de fractiediscipline maar trouw te zijn aan hun oprichtingsbeginselen en vooral hun laatste verkiezingsprogramma. Leden van D66 die niet willen dat deze intrekkingswet een feit wordt. Die niet accepteren dat dit gebeurt zonder een afgesproken wetsevaluatie na drie jaar. Die willen wachten op het debat over het advies van de Staatscommissie parlementair stelsel over de referenda. Die het ermee eens zijn, zoals Jan Terlouw, dat er een referendum over het afschaffen mogelijk moet zijn. Die dit geen goed democratisch bestuur vinden, die niet willen dat de kiezers een beleid krijgen waarin zij nooit zijn gekend en waarvan de meerderheid dit juist niet wil, en die doorhebben dat de in een diepe crisis verkerende politieke partijen hun belangrijke plaats hebben verspeeld door steeds te zoeken naar kulargumenten om de macht niet uit handen te geven. 50PLUS wil hierbij alle D66-fractieleden persoonlijk aanspreken.

Degenen die nog aarzelen, kunnen misschien geholpen worden door de steun uit eigen D66-kring. In de Volkskrant van 30 mei heeft voor het eerst een roep van inmiddels honderden D66-leden onder de naam "Opfrissing" een georganiseerd protest laten horen. Zij vinden dat hun partij met het afschaffen van het raadgevend referendum afgedwaald is van haar oorspronkelijke democratische idealen. Zij schrijven: "Een van de missies van D66 is om mensen te betrekken bij de politiek en onvrede en alternatieve opvattingen een stem te geven. 'Kanalen graven naar het centrum van de macht' noemde de partij dat ooit. Daarom verzetten wij —de Opfrissers — ons tegen de conservatieve reflex die nu mode lijkt. De afstand tussen samenleving en politiek moet worden verkleind, juist meer democratische inspraak is nodig."

Begrijpt de minister wat de D66-briefschrijvers willen of is de minister misschien zelf toe aan Opfrisverlof? Het D66-Tweede Kamerlid Rob Jetten benadrukt in de Volkskrant dat D66 met nieuwe voorstellen voor de democratische vernieuwing wil komen. Waarschijnlijk zal dat gaan over het correctief bindend referendum. De staatscommissie parlementair stelsel stelt voor het correctief bindend referendum in te voeren. Nieuwe schijnvertoningen kondigen zich al aan. Los van de vraag hoe groot de kans zal zijn dat een tweederdemeerderheid in zowel Tweede als Eerste Kamer hiermee zal instemmen, zal een dergelijke procedure naar verwachting acht à tien jaar duren. Jetten zegt dat het een proces van lange adem is, maar vanaf 1966 lijkt het er meer op dat de voorstellen aan de beademing liggen. In ieder geval is ook deze bespiegeling een reden te meer om het huidige raadgevende referendum in een te verbeteren vorm te handhaven en nog niet weg te doen. En in elk geval moet een referendum over het afschaffen mogelijk zijn, zeggen de Opfrissers van D66. Ook de voorzitter van de commissie parlementair stelsel, VVD-prominent Remkes, liet weten het raadgevend referendum nu niet te willen afschaffen. Wat bezielt dit kabinet om dan dwars tegen alle democratische stromingen en de meerderheid van de bevolking in, toch zijn zin te willen doordrijven?

Van alle kanten is erop gewezen dat er een toegenomen machteloosheidsgevoel bij de kiezers is. Uit onderzoek blijkt dat juist de lager en middelbaar opgeleiden, waaronder vele ouderen, minder vertrouwen in de politiek hebben dan de hoger opgeleiden en dat deze gang van zaken de kloof verder vergroot. Minder democratie is wel het slechtste middel om dat te bestrijden, angst is een slechte regeringsraadgever. Want waarvoor zijn het kabinet en D66 eigenlijk zo bang? Dat de burgers iets anders willen dan zij? Moeten daarom bestaande politieke spelregels gewijzigd worden in het voordeel van de politiek en in het nadeel van de burgers? Nederland is in Europa op twee punten zo'n beetje afgezakt naar de laatste plaats: voetbal en democratie. We zijn het enige land dat geen referenda en geen gekozen burgemeester kent. En dat noemen we een volwaardige democratie.

Voorzitter. We hebben aan het begin aangegeven waarom we zo uitvoerig aan D66 aandacht zouden besteden. Het gaat om hun beginselen en beloften en hun bijzondere positie bij deze beslissing. We rekenen erop dat hun woordvoerder Engels straks niet alleen zijn op papier voorbereid verhaal brengt, maar ook in eerste instantie reageert op deze bijdrage opdat we in tweede ronde een echt debat kunnen voeren. Maar ook de VVD-senatoren, die vaak goede ervaringen hebben met lokale referenda, zou het sieren als zij iets van hun zelfstandig denken zouden laten blijken. Zij zouden ook moeten vinden dat zolang de huidige wet geldt, die ook van toepassing moet kunnen zijn. Er moeten toch zelfstandig denkende VVD-Eerste Kamerleden zijn, die zich wat gelegen laten liggen aan wat hun voorman en wellicht toekomstig fractiegenoot adviseert? VVD-senatoren die niet als parlementaire koelies blind hun Tweede Kamerfractie volgen. Of is prominent Remkes de enige VVD'er die een referendum wil?

In de zijlijn nog een opmerking hoe premier Rutte met lastige en bijna onmogelijke zaken omgaat. Tijdens zijn vorige kabinet moesten er pijnlijke sociale zaken geregeld worden zoals verhoging van de AOW-leeftijd met alle financiële gevolgen daarvan. Het lukte hem dit toe te spelen aan de partij die hier het minste mee op had en haar eigen programma moest verloochenen, de Partij van de Arbeid. De afstraffing door de kiezers was ongekend, arme Jetta Klijnsma. Bij dit kabinet is het niet anders. Minder democratie tegen het eigen verkiezingsprogramma in. D66 mag het regelen. De opiniepeilingen liegen er niet om. D66 staat op zwaar verlies: van negentien naar dertien zetels. Natuurlijk had formateur Rutte dit niet vooraf bedoeld. Maar in de politiek zijn er weinig toevalligheden. En wie de magnetische aantrekkingskracht van het pluche niet kan weerstaan, neemt de blaren op het zitvlak graag op de koop toe.

Dan een rechtszaak. Op 20 juni vond er een zitting plaats in de rechtszaak van de Stichting Meer Democratie tegen de Staat over het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum. De rechtbank zal op 1 augustus hierover op het hoofdpunt uitspraak doen, niet te verwarren met de uitspraak op 4 juli. Wij hebben twee redenen om te vragen te wachten met het bekrachtigen van de wet tot na de uitspraak. In de eerste plaats ontbreekt elk spoedeisend argument. Tussen 10 juli en 1 augustus kan geen enkel feit spelen dat van belang is in deze kwestie. In de tweede plaats achten wij het om tal van redenen zuiverder en zorgvuldiger eerst die uitspraak af te wachten alvorens de bekrachtiging definitief is. Het mogelijk verlangen van de regering om op 10 juli vijf minuten na de stemming in deze senaat op alle stations uit te komen met een extra editie van de Staatscourant mag hierbij geen rol spelen. De regering stelt in haar antwoord van 29 juni dat het niet aan de regering is om de bekrachtiging eigenstandig aan te houden. De regering legt daarmee de verantwoordelijkheid bij de Kamer en daarom zullen wij een motie indienen. We hebben kennisgenomen van de motie van de PVV, maar onze argumentatie is iets simpeler en zal mogelijk enkele mensen van de coalitie om die reden makkelijker over de brug kunnen helpen.

De voorzitter:

Door de leden Nagel, Ten Hoeve, Koffeman en Baay-Timmerman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er op 20 juni jongstleden een zitting is geweest omtrent de afschaffing van het referendum voor de Haagse rechtbank, aangespannen door de stichting Meer Democratie tegen de Staat der Nederlanden;

overwegende dat de rechtbank heeft bepaald dat hierover op 1 augustus aanstaande uitspraak zal worden gedaan;

overwegende dat er geen enkele spoedeisende reden is om de uitspraak van de rechtbank op 1 augustus aanstaande niet af te wachten;

verzoekt de regering een aangenomen wetsvoorstel 34854 niet te bekrachtigen voordat de genoemde uitspraak bekend en bekeken is,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter J (34854).

De heer Nagel (50PLUS):

We vertrouwen erop dat de minister geen bezwaar zal maken tegen deze motie met als bijkomend effect dat het door ons bepleite standpunt de naam van deze regering alleen maar goed kan doen.

Ik rond af. Wij geven alle senatoren nog eens met klem de opvatting van hoogleraar staatsrecht Wim Voermans in overweging dat een eindstemming nu over het raadgevende referendum de pas afsnijdt voor het verdere proces over directe democratie en dat daarmee de mat onder het werk van de staatscommissie weggetrokken wordt. Zijn opvatting is dat het nu politieke feiten maken met een minimale meerderheid over zo'n omstreden en wezenlijk democratisch vraagstuk, niet past bij zo'n eerbiedwaardig instituut. 50PLUS onderschrijft deze opvatting en hoopt dat er binnen de coalitiepartijen zelfstandig en onafhankelijk denkende leden zijn die hun mening tot gelding zullen brengen.

De voorzitter:

Dank u wel meneer Nagel. Ik geef het woord aan mevrouw Huijbrechts.