Plenair Wever bij Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 20 november 2018 (2018/2019 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.49 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Wever i (VVD):

Voorzitter. Vandaag mag ik mijn maidenspeech afleggen als Eerste Kamerlid voor de VVD en wel bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Een mooier moment is haast niet denkbaar. Immers, op dit moment vervul je wellicht niet de bekendste taak van de Eerste Kamer, namelijk het controleren van wetgeving, maar heb je ook de kans om de discussie te voeren over hoe het huishoudboekje van ons land er volgens het kabinet uitziet, hoe jouw fractie daartegen aankijkt, waar mogelijke risico's aanwezig zijn en, ten slotte, waar jouw fractie een ander accent zou willen leggen.

Laten we overigens eerst eens bij het begrip "huishoudboekje" beginnen. Thuis hebben we het dan al snel over wat er binnenkomt aan salaris, toelagen et cetera en wat we uitgeven aan woonlasten, kleding en eten en drinken, waarbij we er gemiddeld genomen voor zorgen dat we minder uitgeven dan er binnenkomt, en ook nog wat geld overhouden en sparen voor moeilijkere tijden.

Het lezen van de Miljoenennota en de Macro Economische Verkenning zal de gemiddelde burger niet het gevoel geven van een huishoudboekje met uitgaven en inkomsten, maar meer het beeld oproepen van een economische dissertatie voor cum lade afgestudeerde economen over de staat van de financiële situatie in ons land. Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook of het kabinet er, ondanks het hoge niveau en de kwaliteit van de stukken, naar zou willen streven om de komende jaren te willen werken aan de verbetering van de leesbaarheid van de stukken voor de gemiddelde burger. Ik word hierin gesterkt door het advies van de Raad van State, die stelt dat de Algemene Financiële Beschouwingen de komende jaren meer zouden moeten gaan over de nota's van de planbureaus, waarmee de beschouwingen in een breder perspectief komen dan alleen het noemen van cijfers en zich meer zouden moeten focussen op wat die cijfers gaan betekenen voor onze burgers. Vanzelfsprekend moet financiële degelijkheid daarbij wel voorop blijven staan voor de VVD.

Voorzitter. De VVD-fractie in de Eerste Kamer is in het algemeen positief over de Miljoenennota en de staat waarin ons land zich bevindt, ook al zullen we vandaag weer fors met elkaar debatteren over de percentages — we zagen dat zo-even al — de interpretatie van stukken en of het glas half vol of half leeg is. Voor ons als VVD-fractie is het glas zeker half vol. Wij worden hierin ondersteund door de diverse planbureaus. Het CBS meldt dat de brede welvaart in ons land hoog is. Volgens het SCP groeit het optimisme in ons land, evenals het vertrouwen in de economie. Het CPB meldt in de Macro Economische Verkenning dat het consumenten- en producentenvertrouwen boven het langjarig gemiddelde ligt. En het PBL zegt dat de leefomgevingskwaliteit op veel fronten verbeterd is. We zien het ook terug in de cijfers in de miljoenennota en de MEV, zoals ruim 6 miljard lastenverlichting, stijgende koopkracht, economische groei van 2,6%, investeringen in de publieke sector et cetera. En ten slotte zien we het terug in diverse onderzoeken waarin Nederland telkenmale goed scoort. Nederland heeft de beste werk-levenbalans ter wereld, aldus het World Economic Forum. Nederland is de nummer 3 qua persvrijheid in de wereld. Nederland staat in de top 5 van de meest competitieve economieën in de wereld. Nederland behoort tot de 6 meest innovatieve landen aldus de EU. En ga zo maar door. Op vrijwel alle lijstjes staan we met de Scandinavische landen in de top 10. Dit willen wij graag zo houden als VVD-fractie. Daarom wil ik in het vervolg van mijn beschouwingen ingaan op de volgende punten.

- Behoud en versterking van ons vestigingsklimaat om onze toppositie te behouden.

- Risico's die wij zien rondom de thema's klimaat, zorg en internationale ontwikkelingen.

- Een verantwoord financieel beleid om ook de komende jaren gezond te kunnen blijven.

Allereerst ons vestigingsklimaat. Zowel de Miljoenennota als de MEV, maar ook diverse internationale rapporten, tonen aan dat Nederland over een prima vestigingsklimaat beschikt. We kennen een hoogopgeleide beroepsbevolking, beschikken over een goede infrastructuur, kennen macro-economische en politieke stabiliteit en hebben een aantrekkelijk klimaat om zaken te doen en te investeren. Onze fractie is dan ook verheugd dat dit kabinet naast het verlagen van belastingen en premies voor zowel burgers als bedrijfsleven fors investeert in zorg, politie, defensie, onderwijs en infrastructuur — meer dan de afgelopen jaren in de publieke sector heeft plaatsgevonden — en dan niet alleen in extra agenten, handen aan het bed en leerkrachten, maar ook in verhoging van salarissen en versterking van materieel.

Ondanks dat wij er begrip voor hebben dat de investeringen in de publieke sector in 2018 in bijvoorbeeld zorg en defensie niet volledig gerealiseerd zijn, zou de VVD-fractie gaarne van het kabinet horen op welke wijze het ervoor gaat zorgen dat dit probleem in 2019 niet weer gaat spelen. Wij vragen ons hierbij tevens af of het kabinet bij de investeringen in de publieke sector ook extra gaat investeren in het verminderen van de regeldruk in bijvoorbeeld de zorg en bij de politie, waardoor de te investeren middelen daadwerkelijk aan het bed terecht komen, de facto echt leiden tot minimaal 750 wijkagenten actief op straat, tot minder ziekteverzuim bij de politie, tot meer uren voor de klas en in concreto dus tot werkgelegenheid in de maatschappij. Wij vragen het kabinet dan ook om inzage te geven in de opbrengst die gehaald kan worden door actief te investeren in vermindering van regeldruk.

Met een economische groei van 2,6% in 2019, een stijging van de consumptie, meer investeringen, een dalende werkloosheid naar 3,5%, groei van onze export, een gemiddelde koopkrachtstijging van 1,5% en een daling van de staatsschuld naar 49,6% zijn de randvoorwaarden uitstekend om ons vestigingsklimaat nog verder te versterken en Nederland in de internationale concurrentieslag aan de top te houden, hetgeen cruciaal is in tijden van onzekerheid ten gevolge van internationale ontwikkelingen zoals de brexit, mogelijke handelsoorlogen en de onrust in de Eurozone vanwege de Italiaanse begrotingsperikelen. Investeren in de economie door middel van innovatie en onderzoek is in onze ogen de belangrijkste randvoorwaarde voor het creëren van structurele verbetering van de arbeidsmarkt en een nog verdere verlaging van de werkloosheid, en daarmee voor een daling van de uitgaven in de sociale zekerheid. Een cruciale daling, omdat we in de Miljoenennota zien dat de uitgaven in de sociale zekerheid, mede ten gevolge van de toenemende vergrijzing en daarmee een toenemend beroep op de AOW, de komende jaren zeer hoog zullen blijven. Verbeteren van ons vestigingsklimaat kan alleen maar lukken door onze economie nog verder te stimuleren, enerzijds door verlagen van belastingen, zoals de vennootschapsbelasting voor bedrijven en door specifieke maatregelen voor het midden- en kleinbedrijf, zoals de lasten op arbeid, de werkkosten en de doorbetaling bij ziekte. Wij onderschrijven deze maatregelen dan ook, evenals de ruimte die het kabinet creëert voor daadwerkelijke extra investeringen in de economie. Echter, op dat laatste punt zouden wij graag wel wat meer toelichting ontvangen ten aanzien van de volgende punten.

- In de Macro Economische Verkenning worden klimaat, energie en digitalisering als kansrijke speerpunten voor investeringen gezien. Heeft het kabinet ook deze sectoren aangemerkt als kansrijk? Op welke wijze krijgt dit een plaats in de geboden investeringsruimte?

- Onderzoek en innovatie komen het best tot hun recht bij weinig regeldruk, een multidisciplinaire benadering, zoals een triple helix, en het bieden van ruimte aan start-ups en scale-ups. Hoe gaat het kabinet bevorderen dat er ruimte komt voor deze wijze van innoveren?

- Ten slotte vraagt de VVD-fractie zich af in hoeverre de investeringsruimte van het kabinet gezien wordt als een vorm van cofinanciering, waarbij als uitgangspunt geldt dat ook bedrijfsleven, onderwijs en onderzoek substantieel bijdragen, zodat er een multipliereffect kan ontstaan?

Voorzitter. Naast de positieve teneur in de Miljoenennota die wij onderschrijven, ziet de VVD-fractie ook wolken aan de horizon. Ik wil daarbij een drietal risico's bespreken die daadwerkelijk forse impact kunnen hebben.

Een eerste punt van aandacht in onze begroting betreft de uitgaven voor de zorg. Mede door de vergrijzing zijn de zorgkosten de afgelopen jaren fors gestegen en zien wij ook voor de komende jaren, ondanks alle maatregelen, een toename van het budget. Wij zijn blij met de ingrepen van de minister van VWS in het vorige kabinet om de stijging van uitgaven te beperken. Ook zijn wij te spreken over de inzet van de huidige bewindslieden om dit voort te zetten en maatregelen te nemen om de uitgaven in de zorg in de hand te houden. Uiteindelijk hebben maatregelen als de hoofdlijnakkoorden ten aanzien van de GGZ, de huisartsen en de specialisten en de afspraken over de kosten van medicijnen een positief effect gehad op de vermindering van de groei van de zorguitgaven. Tegelijkertijd lezen wij echter in de media dat het rommelt rondom de hoofdlijnenakkoorden. Wij lezen ook dat de Raad van State zorgen heeft over de collectieve zorguitgaven en adviseert om stappen te zetten. Verder constateren wij dat bepaalde medicijnen slecht of moeilijk verkrijgbaar zijn in Nederland, juist door diezelfde kabinetsmaatregelen. Wij vragen daarom de minister om inzage te geven in de wijze waarop het kabinet denkt de groei van de zorguitgaven en daarmee het houdbaarheidstekort in de komende jaren op een acceptabel niveau te houden. Wij herhalen hierbij de vraag die we vorig jaar bij de Algemene Financiële Beschouwingen in deze Kamer gesteld hebben, namelijk of het kabinet bereid is om de mogelijkheid van een ex-antekoppeling van de zorguitgaven aan de ontwikkeling van het bbp te overwegen. Wij zijn benieuwd of de minister hierover reeds gesproken heeft met het CPB.

Een specifiek punt van aandacht voor onze fractie betreft de ontwikkeling van de jeugdzorg bij gemeenten. Wij blijven van mening dat de transitie in de zorg en het overhevelen van taken op het gebied van Wmo, jeugdzorg en participatie van Rijk naar gemeenten een prima zaak is geweest. Wij hechten ook waarde aan een integrale aanpak van de voornoemde taakvelden dicht bij de burger, het vergroten van preventieve maatregelen en het meer benutten van mantelzorg. Dit zijn juist zaken waar gemeenten specifiek op toegerust zijn.

Op het gebied van de jeugdzorg ziet onze fractie echter ook worstelingen bij gemeenten, deels veroorzaakt doordat de transformatie naar een andere werkwijze tijd en daarmee ook geld kost, terwijl ook een bezuinigingstaakstelling bereikt moet worden. Op dit moment constateren wij dat door enerzijds tekorten in de budgetten voor jeugdzorg en anderzijds door het achterblijven van het accres van het Gemeentefonds, onder andere door het niet realiseren van de door het Rijk geplande uitgaven in 2018, veel gemeenten gedwongen worden om bezuinigingen door te voeren in de volle breedte van hun begroting. Overigens zie ik ook in mijn werk als consultant gemeenten die op creatieve wijze successen boeken.

Ook aan de overkant in de Tweede Kamer is voor deze problematiek aandacht gevraagd. Naar aanleiding hiervan heeft de minister van Financiën namens het kabinet geantwoord dat hij bereid is om in gesprek te gaan met de gemeenten. Nu juichen wij het altijd toe als een bewindspersoon bereid is om in gesprek te gaan, maar wij zouden in dit specifieke geval toch graag willen weten of die bereidheid zich ook uitstrekt tot een tijdelijke bereidheid om de transformatie een impuls te geven, c.q. prikkels te geven aan gemeenten die excellent opereren.

Voorzitter. Een ander punt van zorg voor de VVD-fractie zijn de ontwikkelingen rondom het klimaatakkoord en met name de uitvoering daarvan. Het Planbureau voor de Leefomgeving is positief over het klimaatbeleid van het kabinet, maar tekent daarbij tevens aan dat de noodzakelijke transitie "koersvast, richtinggevend en flexibel" moet zijn en dat de kosten en verdeling van de lasten op grond van het klimaatakkoord nog moeten komen. Wij vragen ons af of de minister ons vast enig gevoel kan geven bij wat het kabinet verstaat onder de termen "koersvast, richtinggevend en flexibel", en zo niet, wanneer wij dat wel kunnen verwachten. Wij zijn in dat verband ook nieuwsgierig naar de wijze waarop het kabinet samen wil werken met andere overheden, het bedrijfsleven, onderzoeks- en onderwijsinstellingen, en wat dit betekent voor het kostenplaatje voor overheid, bedrijven en burgers.

Over de kosten en de verdeling daarvan zouden wij vanzelfsprekend ook meer willen weten, maar zonder een concretisering van het akkoord en realistische uitvoeringsplannen valt daarover ongetwijfeld op dit moment nog niets te melden, ook al horen wij graag van de minister wanneer dit wel gepresenteerd kan worden. Voor de VVD staat daarbij voorop, dat de plannen betaalbaar, behapbaar en kostenefficiënt moeten zijn. Naar ons inzicht is haast geboden, mede gelet op de uitspraken van de Raad van State, waarin gerept wordt van grote maatschappelijke gevolgen door de klimaatverandering en de noodzaak van Europese afstemming. En pas op bij dat laatste; dat mag uiteraard niet leiden tot vertraging.

Voorzitter. Ik kom aan het laatste onderdeel van mijn beschouwingen, een verantwoord financieel beleid naar de toekomst toe. De VVD-fractie hecht veel waarde aan een meerjarig solide financieel beleid en aan een overheid die goed is voorbereid op minder rooskleurige tijden. De ervaring van de afgelopen decennia leert ons namelijk dat veranderingen in de conjunctuur razendsnel kunnen gaan. De risico's die wij internationaal om ons heen zien, kunnen een dergelijke verandering tot stand brengen.

Ik benadruk nogmaals dat de VVD-fractie verheugd is over de staat van ons land en over veel van de plannen zoals door het kabinet gepresenteerd. Wij zien echter ook, zoals reeds eerder genoemd, grote risico's naar de toekomst toe zoals de conjunctuur en de gevolgen voor de budgetten sociale zekerheid en zorg; de brexit en de gevolgen voor onze export en ons vestigingsklimaat; mogelijke handelsconflicten, laat staan conflicten rondom wapenverdragen; de Italiaanse begroting en de gevolgen daarvan voor de eurozone.

Naast deze risico's zien wij ook concreet het voorstel van de Europese Unie voor het toekomstig Meerjarig Financieel Kader dat ons grote zorgen baart. Ondanks de insteek van ons kabinet om minder geld af te dragen en een kleinere begroting door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk, presteert de Commissie het om een kader neer te leggen met een hogere begroting en een hogere bijdrage voor Nederland. Een Nederlandse topambtenaar in Europa, de DG Financiën, vond dat Nederland hierin niet kleinzielig moest doen. Een presentatie onlangs in de gezamenlijke commissies Europese Zaken en Financiën door ambtenaren van Buitenlandse Zaken en Financiën leert ons echter dat de nettobijdrage van Nederland geacht wordt om met 25% — in mijn ogen zelfs 30%, zijnde 2,5 miljard per jaar — te stijgen. Hoezo kleinzielig? Onze vraag hierover aan de minister is tweeledig. Wat gaat het kabinet doen om te voorkomen dat deze stijging realiteit wordt en hoe kansrijk acht het kabinet zich hierbij? Heeft het kabinet, stel dat het niet lukt, een buffer aangelegd om deze stijging te kunnen opvangen zonder dat lastenverzwaring of bezuiniging noodzakelijk worden?

De hoofdeconoom van het IMF liet in het NRC van 9 oktober jongstleden weten dat groei niet vanzelfsprekend is, ook niet in Nederland, en dat het raadzaam is om buffers aan te leggen in goede tijden. De minister zei in de Tweede Kamer dat het lastig is om een balans te vinden tussen én investeren én lasten verlichten én overheidsfinanciën op orde brengen en houden. Wij hebben daar begrip voor. Echter wij zien ook dat wij per jaar 5,6 miljard aan rente betalen en dat, ondanks dat onze staatsschuld daalt, deze met 49,6% nog aanzienlijk hoger is dan voor aanvang van de crisis in 2008, toen het percentage 43% was.

Wij zien verder dat de kosten voor de WIA en de AOW stijgen en voorzien dat dit de komende jaren doorzet. Gelet op de goede economische omstandigheden waarin wij thans verkeren, wordt deze kostenstijging opgevangen door een daling van de uitgaven voor WW en bijstand. Bij een verandering van de conjunctuur, bijvoorbeeld ten gevolge van een van de door mij eerder genoemde risico's, krijgen we direct te maken met een forse toename van uitgaven en gedwongen ingrepen door het kabinet. Gelet op de gezonde staat waarin onze economie zich thans bevindt en de in onze ogen terechte uitspraken van de hoofdeconoom van het IMF, vragen wij daarom de minister of hij ons inzage kan geven in de wijze waarop het kabinet actief is met het aanleggen van buffers en het nemen van maatregelen om eventuele komende tegenslagen goed op te kunnen vangen.

Voorzitter. Ik sluit af met een citaat van de beroemde econoom Keynes, toch niet echt de huiseconoom van onze VVD. "Het politieke probleem van de mensheid is om drie dingen te combineren: economische efficiëntie, sociale rechtvaardigheid en individuele vrijheid." In onze ogen heeft het kabinet met deze Miljoenennota deze combinatie goed weten uit te werken. Wij zijn benieuwd naar de antwoorden op onze vragen, omdat wij wel voorzien dat er zich ondanks de blauwe lucht enige wolken aan het samenpakken zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wever. Blijft u even staan. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

U hebt bestuurskunde gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam, in het bijzonder de juridisch-bestuurswetenschappelijke richting. Na uw afstuderen hebt u in verschillende functies bij meerdere gemeentes gewerkt, voordat u in 2001 secretaris werd van Parkstad Limburg, een samenwerkingsverband in Zuidoost-Limburg. Tegelijk was u ook secretaris van de werkvoorziening Oostelijk Zuid-Limburg. Sinds 2005 werkt u bij de BMC Groep in Amersfoort. BMC is een adviesbureau dat zich richt op de bedrijfsvoering bij de overheid. U begon als senior adviseur en werd vervolgens manager en directeur. Van 2012 tot 2015 was u opnieuw betrokken bij een regionale samenwerking. U werkte toen als interim-secretaris-directeur voor de stadsregio KAN, Knooppunt Arnhem Nijmegen, dat betekent KAN. Sinds 2017 bent u directeur van PublicSpirit BMC. Op de website van PublicSpirit heeft u als motto: "Samenwerken kost geld; niet samenwerken kapitalen!". Heel toepasselijk vandaag bij dit debat over de Miljoenennota.

Naast uw werk en het lidmaatschap van de Eerste Kamer bent u voorzitter van de raad van toezicht van XONAR, dat in Limburg gespecialiseerd is in jeugd- en opvoedhulp. Tevens bent u lid van de raad van toezicht van de leerstoel innovatie en samenwerking aan de Universiteit Twente. Binnen de VVD bent u sinds 2017 lid van de scoutingscommissie van de VVD in Limburg. Het lidmaatschap van de Eerste Kamer is uw eerste functie als volksvertegenwoordiger. In uw vrije tijd loopt u graag hard. Zo heeft u, naar ik begrijp, onder meer de Zevenheuvelenloop op uw palmares bijgeschreven. Ook houdt u van wintersport — of dat nu echt sporten is of alleen maar wandelen weet ik niet — reizen en geschiedenis.

Nogmaals van harte welkom. We kijken uit naar uw verdere inbreng in de Eerste Kamer. Ik schors de vergadering voor een kort moment om de collegae de gelegenheid te geven om u geluk te wensen met uw maidenspeech. Ik zal u als eerste gelukwensen.