Plenair Bruijn bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2019



Verslag van de vergadering van 11 december 2018 (2018/2019 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.43 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bruijn i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Graag dank ik de minister voor de heldere beantwoording over de Monumentenwet. Die hebben wij zeer gewaardeerd. De verschillende toelichtingen en toezeggingen ook. Wij hebben duidelijk begrepen dat de aanvankelijke bezuiniging van 25 miljoen van een tijd geleden van de baan is en dat het budget voor particuliere eigenaren onveranderd blijft. Wij hebben ook de toezegging gehoord aangaande de andere rechtsvormen. Ik noem ook de toezegging dat in 2020 deze wet geëvalueerd wordt. Misschien wil de minister nog toezeggen om die evaluatie te zijner tijd ook aan deze Kamer te laten toekomen. En dan is er de toezegging om een oplossing te zoeken in termen van nadere compensatie in verband met de vervallen aftrek voor niet-monumentale onderzoeken.

Deze toezeggingen hebben het grootste deel van de zorgen bij mijn fractie weggenomen, maar één zorg bestaat nog. Die gaat over de rechtszekerheid voor mensen in het land die graag willen weten of ze een subsidie kunnen krijgen voordat ze het geld uitgeven en voordat ze de investering doen. De minister heeft duidelijk aangegeven dat met de gewijzigde wet de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed rechtstreeks zelf de beoordeling uitvoert op basis van de leidraad. Dat is heel helder en het is ook een verbetering, vindt mijn fractie. Maar het gebeurt wel achteraf. Een eigenaar die vooraf zekerheid wil krijgen, kan aan de hand van de leidraad zelf beoordelen of iets subsidiabel is. Dat is ook een stap in de goede richting, vindt mijn fractie. Maar dat geeft nog geen zekerheid. Iemand kan dan bovendien nog contact zoeken met de RCE, zegt de minister, en advies vragen. Dat is ook mooi, maar geeft nog geen zekerheid.

In het vooraf zekerheid krijgen is eigenlijk nog niet voorzien. Dat vindt mijn fractie toch belangrijk, gezien alle geluiden die we daarover gehoord hebben, ook uit het land. Mijn fractie ziet eigenlijk geen reden om niet in de nieuwe regeling op te nemen dat, in ieder geval boven de eerder besproken grens van €70.000 subsidiabele kosten, dat wil zeggen €25.000 subsidie, voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden, van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een beoordeling verkregen kan worden door de belanghebbende welke kosten volgens de leidraad subsidiabele kosten voor subsidie in aanmerking komen. Die is daarmee dus bindend en daartoe dienen wij graag een motie in.

De voorzitter:

Door de leden Bruijn, Backer, Van Rij, Ester, Binnema, Sent en Schalk wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de voorgenomen omvorming van de fiscale aftrek voor onderhoud aan rijksmonumenten naar een subsidieregeling de indruk kan bestaan dat eigenaren minder zekerheid wordt geboden dat hun werkzaamheden voor subsidie in aanmerking komen;

overwegende dat zeker bij grote investeringen er behoefte is aan zekerheid op subsidie;

verzoekt de regering in de nieuwe regeling op te nemen dat eigenaren bij ingrepen boven €70.000 in één jaar bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden een beoordeling kunnen verkrijgen welke kosten volgens de leidraad subsidiabele kosten voor subsidie in aanmerking komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter F (34556).