Plenair Ten Hoeve bij behandeling Kansspelen op afstand



Verslag van de vergadering van 5 februari 2019 (2018/2019 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Kansspelen, in wat voor vorm ook, zijn in principe geen taak voor de overheid, maar de risico's die kansspelen mee kunnen brengen, zijn wel zodanig dat de overheid er niet aan ontkomt daar toch bemoeienis mee te hebben, door te verbieden, door te reguleren en te controleren, of in uitzonderlijke gevallen zelfs zelf aan te bieden. De overheid hoeft geen ethisch oordeel te hebben over kansspelen, niet negatief als verwerpelijk en ook niet positief door het maar te beschouwen als een leuk tijdverdrijf voor het volk. Voor de overheid volstaat de conclusie dat kansspelen nu eenmaal worden georganiseerd en dat er blijkbaar altijd mensen te vinden zijn om daaraan mee te doen. En daarna volgt dan de conclusie dat dat voor sommige deelnemers zodanige risico's oplevert dat het ook ingrijpende maatschappelijke consequenties heeft. En dus ook de conclusie dat de overheid toch niet anders kan dan zich daarmee te bemoeien.

De vraag is natuurlijk waarop die bemoeienis gericht moet zijn. De overheid kan ervoor kiezen om genoeg ruimte te bieden om aan de vraag die er in de maatschappij is, of zelfs die gegenereerd kan worden, volledig te voldoen, en dan als overheid maatregelen te nemen om de persoonlijke, maar vooral de maatschappelijke schade te beperken. De overheid kan er ook voor kiezen om vanwege de nadelige effecten het gebruik van kansspelen zo beperkt mogelijk te houden, en dan, omdat nul kansspelen nu eenmaal niet bereikbaar is, het beleid ook weer aan te vullen met maatregelen om de persoonlijke en maatschappelijke schade te beperken. Of daar ergens tussenin.

Het kabinet geeft de indruk voor de eerste benadering te kiezen. Het wil ruimte geven aan al die Nederlanders die een recreatief gokje willen wagen en daar plezier aan beleven. Het aanbod moet dan wel gereguleerd zijn, om effectieve maatregelen mogelijk te maken tegen het misbruik van de gegeven mogelijkheden. Maar in principe moet de markt kunnen bieden wat gevraagd wordt. En die vraag mag ook door reclame voor het gereguleerde aanbod "gekanaliseerd" worden, weggelokt van illegaal aanbod, maar daarmee dus ook gestimuleerd.

De twee voorliggende wetsvoorstellen gaan er uitdrukkelijk van uit dat het aanbieden van kansspelen geen overheidstaak is. Vandaar dat gekozen wordt voor privatisering van de casino's. Dat die casino's in eigendom zijn bij de Staat was indertijd natuurlijk ook niet zozeer een keuze voor staatsaanbod, het was een keuze voor volledig staatstoezicht op het aanbod. De staatssecretaris wijst erop dat er spanning bestaat tussen de twee rollen die de Staat hier heeft, die van aandeelhouder en die van steller van beperkende regels en toezichthouder. Dat is natuurlijk juist, maar omdat aangenomen moet worden dat voor de overheid het aandeelhoudersbelang van winst toch ondergeschikt blijft aan het maatschappelijk belang van de strenge regels en de controle daarop, kan die geconstateerde spanning toch nauwelijks een echt probleem opleveren?

Bij privatisering van de casino's ontstaat er voor de particuliere eigenaren een zelfde spanning tussen het aandeelhoudersbelang van winst en de verplichting om loyaal mee te werken aan alle ingewikkelde regelgeving die spelers moet behoeden voor te risicovol gedrag. Die spanning zou toch veel eerder een probleem op kunnen leveren, hoe goedwillend de nieuwe eigenaren ook worden. In de door de regering voorgestelde constellatie komen er dan ook nog twee casino's bij en wordt er veel verwacht van de te scheppen concurrentie om tot een voor spelers zo attractief mogelijk aanbod te kunnen komen. Het geven van gratis aanmoedigingsbonussen is daarbij niet verboden en reclame, bijvoorbeeld op de televisie, is na 19.00 uur 's avond toegestaan.

Het toezichtsregime wordt strakker. Dat sommigen vrezen dat er meer toeloop komt, kan ik begrijpen, en dat dit dan ondanks het strenge toezicht toch tot meer problematisch gebruik zal leiden, is niet uitgesloten. En dat de vakbonden minder fiducie hebben in de particuliere eigenaren dan in het staatsbeheer kan ik mij ook wel voorstellen, ondanks de afgesloten vijfjarige cao.

Het lijkt er toch wat op dat de enige reden voor deze privatisering is dat het exploiteren van een casino nu eenmaal geen kerntaak van de overheid is. Kan de minister duidelijk maken of er nog meer redenen zijn dan alleen deze?

Wat betreft de kansspelen op afstand heb ik wat dubbele gevoelens. De keuze is natuurlijk, afgezien van wat verdere details, online spelen blijvend verbieden, of het, zoals voorgesteld wordt, legaliseren met een vergunningenstelsel waarbij strenge eisen worden gesteld. Dat honderdduizenden Nederlanders meedoen aan het overvloedige illegale aanbod op het internet kan reden zijn om een legaal aanbod te creëren. Want dan is weer, net als bij de casino's, het stellen van regels mogelijk die de speler bescherming kunnen bieden. En daarnaast kan dan geprobeerd worden het illegale aanbod te bemoeilijken door bijvoorbeeld het afhandelen van betalingen te laten blokkeren. Maar daar staat tegenover dat in dat geval buitenlandse ondernemingen die tot nu toe op de Nederlandse markt illegaal aanbod brachten, weleens in aanmerking zouden kunnen komen voor vergunningen. Weliswaar onder strenge voorwaarden, maar toch.

Bovendien betekenen al die strenge voorwaarden dat zowel het naleven door de aanbieder als de controle door de Kansspelautoriteit op z'n minst moeilijk is; lastiger dan nu bij de casino's. Of denkt de minister dat dat wel mee zal vallen?

Daarbij komt nog dat ook hier dan reclame mogelijk wordt gemaakt. Voor het illegale aanbod was dat natuurlijk niet toegestaan, maar voor legaal aanbod moet juist weer reclame komen om de vraag naar die legale aanbieders te krijgen. De minister verwacht zelfs, ik citeer: "in het eerste jaar intensieve reclame op televisie en internet".

Het is niet onaannemelijk dat deze reclame en het besef dat spelen van overheidswege is toegestaan, zullen leiden tot extra vraag. En dus ook, ondanks alle regels, tot extra probleemgevallen? En extra maatschappelijke kosten en persoonlijke ellende? Niet onmogelijk, denk ik.

In het wetsvoorstel Kansspelen op afstand wordt op basis van het voorziene artikel 33h de instelling van het CRUKS geregeld, het register dat probleemspelers onder omstandigheden de toegang moet ontzeggen tot legale kansspelen op afstand en casino's, maar ook tot speelautomatenhallen. Zo'n register is natuurlijk een welkome aanvulling op de bestaande regelgeving en dat zou dus hoe dan ook ingesteld moeten worden. Net zoals de voorgenomen scherpere jacht op illegale kansspelsites hoe dan ook ingezet zou moeten worden. Dus ook als onverhoopt de voorliggende wetsvoorstellen afgewezen zouden worden, blijft er wel wat over om te regelen en blijft er genoeg werk voor de Ksa.

Ten slotte, voorzitter. Loterijen leveren een hoop geld op voor goede doelen en betrekkelijk weinig risico voor de deelnemers. Toch heb ik bij de televisiereclame voor loterijen weleens het gevoel dat heel veel kijkers er misschien wel toe gebracht worden om de kans op een miljoen veel te groot en de kans op verlies veel te klein in te schatten. Heb ik het nu goed begrepen dat de bedoeling is het percentage afdracht aan goede doelen te verminderen van 50% naar 40%, en dan door reclame en verhoging van prijzen ervoor te zorgen dat er zoveel meer loten verkocht gaan worden dat de goede doelen toch op evenveel steun mogen rekenen? Als dat de bedoeling is, ben ik ook daarover nog niet erg enthousiast.

Overigens besef ik wel dat elke toename van kansspeldeelnemers, legaal, maar zelfs ook illegaal, kan leiden tot extra opbrengst voor de schatkist. Misschien kan de staatssecretaris van Financiën aangeven hoeveel de realisatie van alle plannen in totaal wel niet aan extra kansspelbelasting kan opleveren, en natuurlijk ook aan extra inkomsten voor het verslavingspreventiefonds.

Voorzitter, ik ben benieuwd naar de reacties van de minister en de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Ik geef het woord aan mevrouw Van Bijsterveld.