Plenair Ten Hoeve bij voortzetting behandeling Algemene Europese Beschouwingen 2019



Verslag van de vergadering van 16 april 2019 (2018/2019 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

En dan ten slotte nog een zwanenzang, voorzitter, om de term van collega Kuiper nog maar eens te gebruiken.

Europa haalt tegenwoordig — wij zijn dat niet zo gewend — vrijwel dagelijks de voorpagina's van de kranten. De komende verkiezing voor het Europees Parlement is natuurlijk belangrijk, omdat de grote vraag is hoeveel zetels behaald zullen worden door anti-EU partijen. De overigens tot nu toe vruchteloze pogingen om tot coördinatie van sociale voorzieningen te komen, hebben het Nederlandse publiek even echt opgeschrikt vanwege die export van WW-uitkeringen. En er ontstaat ruzie over de benoeming van de hoofdaanklager bij het Europees Openbaar Ministerie. Waar staat trouwens de Nederlandse regering wat dat betreft? Daar wordt in de Raad toch ook over gesproken?

Maar toch is dat allemaal niet wat voortdurend het nieuws beheerst. Het nieuws wordt beheerst door de brexit en de vraag of c.q. hoe er een brexit komt. Dus daarover dan eerst. Een no-dealbrexit is voor iedereen ongunstig, dus dat de datum van uittreding weer is opgeschoven, is verdedigbaar. Als dat betekent dat het VK Europese verkiezingen houdt en nieuwe parlementsleden voor Brussel levert die aantreden op 1 juli, kan dat het parlementaire werk uit het evenwicht brengen. Maar gelukkig hoeft dat dan maar tot eind oktober te duren, hopen we. Een nog verder uitstel van de brexit zal zo veel risico's ook voor de Europese Unie opleveren dat dat toch geen acceptabele optie meer is. Wat mij betreft geldt dat trouwens ook voor het alsnog afblazen van de brexit, alhoewel het VK theoretisch natuurlijk die mogelijkheid heeft.

Nederland heeft binnen de EU in een aantal opzichten aan het Verenigd Koninkrijk een bondgenoot gehad voor vrijhandel en een Atlantische oriëntatie, maar het VK is ook altijd een dwarsligger in de EU geweest, die zich met tegenzin in de Unie gevoegd heeft en vaak met zijn volle gewicht probeerde verdere ontwikkeling tegen te houden. Een douane-unie, als goede buren, dat zou dat mooi zijn, maar liever geen zeggenschap meer voor de Britten. Of eigenlijk, voor de Engelsen, want die hebben natuurlijk altijd de Britse politiek gedomineerd.

Maar, ook zonder de Britten zal de verdere ontwikkeling van Europa niet makkelijk zijn. De tegenstellingen tussen noord en zuid, en vooral en toenemend tussen west en oost, zijn groot en maken een paar belangrijke problemen moeilijk oplosbaar. De tegenstelling over het Meerjarig Financieel Kader spitst zich, als ik het goed zie, toe op de structuurfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In beide gevallen moet uitgangspunt zijn dat het een hoofddoelstelling van de EU is om de verschillende nationale economieën zo veel mogelijk te laten convergeren, dat wil zeggen te laten groeien naar het welvaarts- en het stabiliteitspeil van vooral de noordelijke landen. Dat is, zegt de regering telkens en terecht, zeker wat die stabiliteit betreft, vooral een verantwoordelijkheid van de nationale regeringen.

Maar de fondsen spelen in de ontwikkeling van de regio's natuurlijk wel een belangrijke rol. Door hun herverdelende werking hebben ze het nivellerende effect dat ermee beoogd wordt. En wat het landbouwbeleid betreft: mij zou het niet zo veel kunnen schelen hoeveel geld we daarin stoppen, als het maar gebruikt wordt, uitsluitend zou ik willen, voor hulp aan de noodzakelijke omschakeling van de landbouw naar natuurinclusiviteit. Dat is voor heel Europa van belang, dus waar het geld dan precies neerslaat, is uiteindelijk van minder belang. Wat mij betreft is de conclusie dus dat we ons niet vast moeten zetten op een begroting van 1% bbp, maar dat we onze inzet af moeten laten hangen van het nuttig effect van de begrotingsposten voor de hele Unie, en niet alleen voor Nederland. Ik constateer dat de regering tot nu toe een wat andere benadering heeft.

De andere grote en ongemakkelijke tegenstelling ligt in de houding ten opzichte van migranten, wat leidt tot de onmogelijkheid om tot een gezamenlijke asiel- en migratiepolitiek te komen. Ongelukkigerwijze loopt hier zowat parallel ook de tegenstelling met betrekking tot de rechtsstaat, de rule of law. In de eerste plaats — ik heb daar eerder ook op gewezen — hebben de oostelijke landen die het betreft, een geschiedenis die niet te vergelijken is met onze West-Europese geschiedenis. Meestal onder vreemd bestuur, voor een deel Turks, voor een deel opgedeeld onder de buurlanden, blootgesteld aan culturele assimilatiedwang, en soms ook zelf diezelfde methoden toepassend tegen toevallig nog zwakkere buren. In ieder geval zich er altijd van bewust dat de eigen natie gevaar loopt en verdedigd moet worden.

Onze veel opener maatschappijen kennen dat niet op deze manier en vertonen trouwens desondanks, maar gelukkig marginaal, een vergelijkbare reactie op wat gevoeld wordt als "Überfremdung". Enig begrip mag er wel zijn voor de keuze van meerderheden hier en daar in de oostelijke staten, voor partijen die zeggen zich sterk te maken voor de eigen natie en daarom ook migranten weigeren. Minder begrip lijkt mij nodig voor de aantasting van de rechtsstaat in sommige landen.

De weigering van enkele landen om asielzoekers op te vangen hoeft niet te betekenen dat er geen werkbaar Europees asielbeleid komt dat de landen van aankomst ontlast door een gezamenlijke verantwoordelijkheid te regelen voor opvang en onderhoud. Een Europese regeling waaraan niet alle lidstaten deelnemen, is toch ook mogelijk? Dat is vanmiddag al eerder gezegd. We hebben op meer gebieden een voorhoede die aan regelingen deelneemt en een achterhoede die daar nog niet aan toe is. Waarom niet voor het asielbeleid? Ik neem aan dat Italië daar geen bezwaar tegen zou maken, en Hongarije ook niet. De last voor ons, die wel mee willen doen, wordt natuurlijk groter, maar nu Merkel in haar nadagen is, moeten anderen toch ook bereid zijn om de weg te wijzen? Overigens blijven natuurlijk beperking van de instroom en het terugsturen van afgewezen personen belangrijk, hoe moeilijk dat laatste in de praktijk ook is. Gebruik van het Europese budget en de vonnissen om landen voor hun onwil te straffen zou ik dan liever niet hiervoor willen gebruiken, maar alleen eventueel voor inbreuken op de Europese waarden, de rule of law.

Daarmee zijn wij beland bij zaken die te maken hebben met identiteit en natie. Dat zijn zaken die voor veel mensen belangrijk zijn en die dus ook voor Europa belangrijk zijn. Portugal en IJsland zijn de enige landen in Europa die geen autochtone nationale minderheden kennen; overal elders kunnen nationaliteitsvragen opgelost worden, maar ook problemen vormen. Van Europa wordt gezegd dat er geen Europees volk bestaat. Dat is ook vanmiddag genoemd. Maar mijn observatie zou toch zijn dat veel mensen zich deel voelen van hun eigen natiestaat, maar zich ook Europeaan voelen, eigenlijk precies zoals veel Friezen zich in de eerste plaats Fries voelen, maar toch ook Nederlander. En zoals veel Turken in Nederland zich Nederlander voelen, maar ook Turk. Het staatsburgerschap is dan vaak de juridische status die het tot een natie behoren onderstreept, zoals ook het Europese burgerschap ons deel zijn van Europa mag onderstrepen. Daar mocht wel wat meer aandacht aan gegeven worden!

Juist omdat burgerschap meer is dan alleen een set van rechten en plichten kunnen daarmee soms emotionele en praktische problemen opgelost worden. Zo kunnen Hongaren in Roemenië het Hongaarse staatsburgerschap krijgen, naast het Roemeense. En kunnen Moldaviërs het Roemeense staatsburgerschap krijgen, zoals Ieren in Noord-Ierland naast het Britse het Ierse staatsburgerschap hebben. Misschien kunnen Zuid-Tirolers binnenkort het Oostenrijkse staatsburgerschap krijgen, naast het Italiaanse. Hoe beoordeelt de regering zulke dubbele staatsburgerschappen binnen de EU, en dus ook het plan van Oostenrijk om dit voor Zuid-Tirolers mogelijk te maken?

Soms is er ook een probleem dat niet op deze manier op te lossen is, namelijk bij naties zonder staat. Een paar miljoen Catalanen voelt zich deel van de Catalaanse natie en uitdrukkelijk niet van de Spaanse natie. Een overheid die dat wil ontkennen, die zo'n natie wil ontkennen, voldoet misschien wel aan de rule of law, maar voldoet die ook aan de Europese waarden van democratie? Wanneer is er een recht op zelfbeschikking en op de mogelijkheid van een volksraadpleging daarover, een recht dat na de Eerste Wereldoorlog zo kwistig in Europa is uitgedeeld? Ik heb dat eerder aan de orde gesteld. Mensen opsluiten voor wat niet anders is dan hun politieke overtuiging, vind ik niet in overeenstemming met de uitgangspunten van Europa. Nu de processen in Madrid zijn begonnen, is het goed daar opnieuw aandacht voor te vragen. Ik besef dat de regering daar liever over zwijgt, maar misschien wil de minister toch reageren.

Voorzitter. Een enkele zakelijke vraag aan het eind. De verhouding met China ligt momenteel gevoelig. Spelen naast het handelsbelang en onze eigen veiligheid ook de positie van 1 miljoen Oeigoeren in concentratiekampen en de onderdrukking van Tibet een rol in de discussie?

Een tweede vraag. Is er vanuit Europa wel voldoende druk op het Oekraïense parlement om tot echte decentralisatie of federalisatie te komen om in de oostelijke gebieden de Minskovereenkomst echt te kunnen doorvoeren?

Ten slotte. Het Europees Parlement heeft een uitspraak gedaan die Nederland als belastingparadijs kwalificeert. Hoe trekt de regering zich dat aan? Mogelijk toch door nu over meerderheidsbesluitvorming in belastingzaken of zelfs over de CCCTB te gaan nadenken? Ik ben benieuwd naar de beantwoording door de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Ten Hoeve. Ik kijk naar de minister. Is de minister in de gelegenheid om al direct te reageren? Om 18.30 uur heb ik een dinerpauze voorzien, dus u zou nu nog 25 minuten kunnen antwoorden, als u in de gelegenheid bent. U bent niet in de gelegenheid?

Minister Blok i:

Nee. Ik heb gedurende zeveneneenhalf uur vragen op mij afgevuurd gekregen. Ik neem aan dat de Kamerleden op al die vragen antwoord op willen!

De voorzitter:

U wilt even pauze. Dan schors ik de vergadering nu voor de dinerpauze tot 19.15 uur.