Plenair Van Apeldoorn bij voortzetting behandeling Algemene Europese Beschouwingen 2019



Verslag van de vergadering van 16 april 2019 (2018/2019 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Dank, voorzitter. Ik dank in de eerste plaats de minister voor de beantwoording van onze vragen.

Ik begin met de lessen van de brexit. Onze vraag, maar ook de door andere fracties gestelde vraag, was: worden de zorgen die ten grondslag lagen aan de brexit en die ook in andere landen leven, adequaat geadresseerd? Hoe zit het nou bijvoorbeeld met de democratische legitimiteit? Dan zegt de minister: daar zijn wij als regering serieus mee bezig. En dan noemt hij als voorbeeld de groene kaart. Maar daar blijft het dan een beetje bij. Dat vind ik dan toch wat mager. Denkt hij nou daadwerkelijk: als we die groene kaart gaan invoeren, dan nemen we de onvrede in vele landen over die vervreemdende EU weg? Ook collega Kuiper heeft het daarover gehad. Ik hoop dus dat de minister alsnog met een iets breder verhaal daarover kan komen.

Ik kom nog op het punt van de geopolitiek, ook voor de Handelingen. De minister zei tegen mij "in uw woorden". Maar het waren niet mijn woorden. Het waren de woorden van de minister-president, die het had over "de geopolitieke achtertuin". Ik nam juist afstand van die woorden. Ik tekende bezwaar aan tegen dat soort, zoals ik het noemde, neo-imperialistische terminologie. Ik constateer dat de minister dat bezwaar niet deelt, want hij neemt het over en heeft het ook over "de geopolitieke achtertuin". Ik blijf benieuwd hoe de minister daartegen aankijkt, welke landen daar volgens hem toe behoren en of die landen ervan op de hoogte zijn dat wij hen zien als "geopolitieke achtertuin". Hoe ziet hij dat als minister van Buitenlandse Zaken? Ik blijf de regering oproepen om, zoals ik het noemde, de geopolitieke verleiding te weerstaan en niet te denken dat de problemen die er qua instabiliteit en onveiligheid in de wereld zijn, opgelost kunnen worden als de EU zichzelf opwerpt als een politieke en militaire grootmacht. Die kant moeten we niet opgaan. Dat betekent ook dat we ervoor moeten waken dat we ons nationale veto zomaar opgeven op terreinen aangaande het buitenlands beleid.

Ten slotte kom ik op de interne markt. Daar is ook veel over gezegd. Met de WRR hebben wij geconstateerd dat de interne markt soms te rigide, te strikt is in de uitwerking en belemmeringen met zich meebrengt wat betreft het inrichten van het eigen beleid op tal van terreinen. De sociale zorg is in dat verband genoemd, ook in het regeerakkoord. Maar wat ons betreft zijn er ook nog andere domeinen waarvoor dat geldt.

Op dit punt sluit ik me graag aan bij wat we bijvoorbeeld van de collega van de ChristenUnie hebben gehoord, namelijk dat er behoefte kan zijn aan meer variatie en aan een inventarisatie van dit kabinet waar die beleidsruimte dan zou moeten zitten ten opzichte van die interne markt, of er in die zin niet meer gedaan moet worden dan nu op dat vlak gebeurt en of de interne markt, hoewel die ook veel voordelen met zich meebrengt, niet ook bepaalde belemmeringen impliceert die weggenomen zouden kunnen worden. Op dat punt hebben wij nog niet echt een volledig antwoord van de minister gekregen. Wij zouden de regering willen aanmoedigen om, ook in reactie op het WRR-rapport, nog meer te doen en mogelijk te komen tot een nadere verkenning van de mogelijkheden en onmogelijkheden wat betreft de Europese marktordening. Daarom dien ik in tweede termijn de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Van Apeldoorn, Kuiper, Teunissen, Diederik van Dijk en Reuten wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vrije mededinging van de interne markt in haar uitwerking kan botsen met publieke belangen;

overwegende dat de WRR in zijn rapport "Europese variaties" benadrukt dat de interne markt geen doel op zichzelf is, maar ten dienste staat aan de sociale markteconomie;

overwegende dat de regering in haar reactie op het WRR-rapport stelt dat de benadering van het rapport goed aansluit bij de huidige kabinetsinzet voor de toekomst van de interne markt;

overwegende dat de interne markt daarmee in zijn uitwerking in een aantal domeinen te strikt kan zijn en dat er, in lijn met het rapport van de WRR, behoefte is aan meer variatie, welke meer ruimte laat aan lidstaten en lokale overheden om hun eigen afwegingen te maken;

overwegende dat met een dergelijke variatie economische belangen en publieke belangen in een beter evenwicht gebracht zouden kunnen worden dan het geval is met de huidige one-size-fits-allbenadering;

overwegende dat, bijvoorbeeld in de werking van de Europese aanbestedingsrichtlijn, dit goede evenwicht in een aantal domeinen ontbreekt en de eigen beleidsruimte wordt beperkt;

constaterende dat onder meer de zorg in het sociale domein, met name de jeugd- en thuiszorg, tegen veel belemmeringen aanloopt als gevolg van de Europese aanbestedingsregels en dat de regering de zorg hierover deelt;

overwegende dat er ook in andere domeinen sprake is van een te strikte, uniformerende interne markt;

verzoekt de regering met een verkennende analyse te komen over hoe de Europese marktordening zo aangepast kan worden dat geconstateerde belemmeringen ten aanzien van het dienen van publieke belangen weggenomen kunnen worden, en daarmee een grotere variatie in de interne markt te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter D (35078).

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank, voorzitter. Ook dank voor het feit dat ik wat later in de rij mocht.

De voorzitter:

Geen dank, meneer Van Apeldoorn. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.