Plenair Reuten bij voortzetting behandeling Initiatiefvoorstel Klimaatwet



Verslag van de vergadering van 21 mei 2019 (2018/2019 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.45 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Reuten i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de initiatiefnemers voor hun antwoorden in de eerste termijn. Aan de minister vroeg ik niets, maar ik ben gesteld op zijn aanwezigheid. Zoals ik in mijn eerste termijn aangaf, is het belang van dit wetsvoorstel dat het klimaatdoelstellingen vastlegt en dat het ook procedures bevat om die te bereiken. Beide zijn belangrijke signalen voor de maatschappij, niet meer en niet minder. Dat zou reden zijn om voor het wetsvoorstel te stemmen.

Ik ben wat geschrokken van wat de heer Jetten in de eerste termijn zei toen het ging over de doelstellingen uit het wetsvoorstel in internationale context. Die bleken nogal flexibel te zijn. Ik dacht — en velen met mij — dat de doelstellingen tot 2050 in elk geval hard zijn. Tot 2030 is het wat anders, maar die voor 2050 zijn keihard. De indruk die de heer Jetten wekte, is dat de klimaatplannen wel wat kunnen variëren en naar beneden bijgesteld kunnen worden als je kijkt naar de internationale context. Het lijkt me heel belangrijk voor de Handelingen dat de heer Jetten ofwel zegt "zo zit het" — en dan denk ik: waar dient het eerste hoofdstuk van het wetsvoorstel dan toe? — of zegt dat hij zich niet goed heeft uitgedrukt. Als dat laatste inderdaad het geval is, lijkt het me voor de Handelingen toch wel belangrijk dat er een correctie op dit punt komt.

Zoals ik al heb laten weten, is mijn belangrijkste bezwaar tegen het voorstel dat volgens artikel 5 slechts de minister c.q. de regering een klimaatplan vaststelt en niet de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk. Dat is een bezwaar gezien de langdurig verstrekkende gevolgen van het klimaatplan. Die zijn zo verstrekkend dat die mijns inziens gedragen zouden moeten worden door regering en parlement. Ja, het gaat om plannen, maar zeer verstrekkende plannen. Mogelijk zijn ze verstrekkender dan de jaarlijkse begrotingsplannen. Ook daar gaat het om hoofdlijnen, maar de Grondwet acht die toch belangrijk genoeg om ze te doen vaststellen door regering en parlement. Ik denk dat de Grondwet niet voorzag dat initiatiefnemers uit 2018 en 2019 tien- of vijfjarenplannen zouden bedenken van de onderhavige verre strekking. Tegen die achtergrond zie ik het ontbreken van de medevaststelling van de klimaatplannen door het parlement in artikel 5 als een leemte in het wetsvoorstel.

De heer Jetten liet in eerste termijn weten dat de wijze waarop het nu is vormgegeven, dat het alleen wordt vastgesteld door de regering, een keuze is. Dat het een keuze is, vind ik wel een belangrijk punt. Die keuze had principieel ook anders kunnen uitvallen. Dat vind ik een belangrijke constatering. Als ik dan zie hoe het thans vormgegeven is, vind ik dat toch een wat wankel pad, want die klimaatplannen kunnen niet geamendeerd worden. Dan staan voor de Kamers slechts twee mogelijkheden open, waaronder een motie om een en ander bij te stellen. Dan kan de minister die ontraden, of eventueel niet ontraden maar toch niet uitvoeren. Dan is het enige wat overblijft een motie van afkeuring. In de Nederlandse verhoudingen is dat voor coalitiepartijen bijzonder zwaar. De vraag is of coalitiepartijen die consequentie willen aanvaarden naar aanleiding van een klimaatplan. De eenvoudige weg van mogelijke amendering wordt door de huidige vormgeving dus terzijde gesteld. En dat maakt de hele procedure wankel.

Hoe gaat mijn fractie daarmee om? Hoe gaan wij om met het argument van het belang van de doelstellingen, waar ik de heer Jetten straks nog graag over wil horen, met het belang van die signalen voor de maatschappij en met het procedureprobleem van de vaststelling van het klimaatplan? Dat doe ik door de volgende motie in te dienen.

De voorzitter:

Door de leden Reuten, Teunissen, Nagel, Gerkens en Overbeek wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het wetsvoorstel het vaststellen van een "klimaatplan" vergt;

overwegende dat het klimaatplan langdurig verstrekkende maatschappelijke gevolgen heeft, of kan hebben;

van oordeel dat genoemde gevolgen zodanig zijn, of kunnen zijn, dat het klimaatplan vastgesteld zou moeten worden door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk;

vraagt de initiatiefnemers om, nadat de voorliggende wet eventueel is aangenomen, al dan niet gemeenschappelijk het initiatief te nemen artikel 5 van de wet c.q. het wetsvoorstel te wijzigen, en wel zo dat het klimaatplan niet slechts "overgelegd" wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal maar ook hun goedkeuring vergt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter I (34534).

De heer Reuten (SP):

Oké, wat ga ik mijn fractie dan adviseren?

De voorzitter:

Meneer Schalk wil graag een interruptie plaatsen.

De heer Schalk i (SGP):

Een verhelderende vraag. Betekent dit in feite een novelle, maar dan op termijn?

De heer Reuten (SP):

Dat wilde ik nu gaan toelichten. Nee, dat betekent het niet. Want wat ga ik mijn fractie adviseren? Wij kunnen voor dit wetsvoorstel stemmen. Maar ik vraag de initiatiefnemers om nadat het wetsvoorstel eventueel is aanvaard — laten we aannemen dat het volgende week aanvaard wordt — het vervolginitiatief te nemen. Dus we stemmen over de wet. Het wetsvoorstel wordt aanvaard. Dan vraag ik de initiatiefnemers om het vervolginitiatief te nemen om dat ene artikeltje 5 te wijzigen.

De voorzitter:

U vraagt eigenlijk een soort reparatiewet.

De heer Reuten (SP):

Precies, ja.

Dat was het dan. Mijn fractie wacht de antwoorden van de initiatiefnemers af en naar aanleiding daarvan zullen wij ons eindoordeel bepalen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Reuten. Ik geef het woord aan mevrouw Klip.