Plenair Schalk bij voortzetting behandeling Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten



Verslag van de vergadering van 19 mei 2020 (2019/2020 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik mocht ruilen met de heer Gerbrandy. Ik heb dat even aan het Pareto-criterium getoetst. Nu hij nog steeds in de zaal blijkt te zijn, is volgens mij het optimum bereikt, dus wat mij betreft prima.

Voorzitter. Ooit was er een meisje dat vanuit het speciaal onderwijs kwam om stage te lopen op mijn kantoor destijds. Ze werkte in de huishoudelijke dienst en liep ook stage op een paar andere plaatsen. Op zekere dag vroeg ik of ze het naar haar zin had. Het antwoord was prachtig: ik vind het hier fijn, want hier wordt tenminste niemand boos op mij. Inmiddels werkt die vrouw ruim vijftien jaar op dat kantoor met een Wajong-uitkering. Ik kan prachtige verhalen vertellen over wat zij betekende op een kantoor vol met allerlei medewerkers. Zij bracht een paar waarden mee, zoals onbevangenheid en onvoorwaardelijk trouw, waar je jaloers op kunt zijn.

Een dergelijke ervaring alleen al is voluit reden om te kijken hoe mensen met een Wajong-uitkering geholpen kunnen worden om meer en beter te kunnen participeren. In die zin is dit een belangwekkend wetsvoorstel, ook omdat er een balans nodig is tussen bestaanszekerheid en arbeidsparticipatie.

Natuurlijk heeft mijn fractie ook oog voor de lastige punten bij een dergelijk wetsvoorstel. Mijn eerste punt is bijvoorbeeld om iets helder te krijgen over de urenbeperking. Kan de staatssecretaris nader toelichten waarom het vaststellen van de omvang van de urenbeperking in de praktijk zo lastig zou zijn? Waarom kan bijvoorbeeld niet worden uitgegaan van de deeltijdfactor in het arbeidscontract? Die vraag klemt temeer omdat de vaststelling van de urenbeperking blijkbaar niet is toe te passen in de Wajong, terwijl deze met vergelijkbare bezwaren wel in de WIA is opgenomen.

Mijn tweede en voor mijn eerste termijn belangrijkste punt gaat over de garantietermijn. Doel van die garantiebepaling is dat inkomens, ook onder de nieuwe wet, op peil blijven, bijvoorbeeld wanneer Wajongers van baan wisselen. In de Tweede Kamer is dit punt ook uitvoerig aan de orde geweest. Uiteraard is het niet de bedoeling om dat hele debat over te doen, maar in de ontstane situatie van vandaag is het van belang om even terug te kijken.

Het wetsvoorstel gaf in eerste instantie een garantietermijn van twee maanden aan. Dat was natuurlijk heel ingewikkeld, omdat slechts 20% van de Wajongers binnen twee maanden nieuw werk vond, terwijl uit de cijfers van de Monitor Arbeidsparticipatie blijkt dat slechts 68% binnen twee jaar werk vindt. Vandaar dat de Tweede Kamer begon met te vragen om die termijn op te rekken naar drie jaar. De kosten daarvan werden geraamd op 84 miljoen euro. Het leek een beetje op uitonderhandelen, want via amendementen die om twee jaar garantie vroegen, met een kostenplaatje van 67 miljoen, is uiteindelijk een amendement aanvaard waardoor in het gewijzigde wetsvoorstel staat dat de herlevingstermijn van het garantiebedrag wordt uitgebreid naar één jaar. Blijkbaar vond een ruime meerderheid dit van belang, ondanks de kosten van 47 miljoen euro.

Maar dat was in november 2019. Inmiddels is de situatie ingrijpend veranderd. De coronacrisis heeft enorme economische gevolgen. De positie van Wajongers is daardoor ernstig verslechterd. Ten tijde van de wetsverandering in de Tweede Kamer, dus in een tijd van hoogconjunctuur, stonden immers nog 60.000 Wajongers aan de kant. Niet zomaar even, maar langdurig. Naar wat de consequenties van de huidige crisis zullen zijn, kan ik alleen maar raden, maar het zal heftig zijn. Juist nu is het nodig dat de wetgever oog heeft voor de veranderde situatie. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook op welke wijze ze tegemoet kan komen aan de kwetsbaren op de arbeidsmarkt. De fractie van de SGP ziet drie concrete routes.

De eerste is de gebruikelijke en gemakkelijk toe te zeggen route, namelijk de route van de evaluatie op korte termijn. Die route is op dit moment nog erg vaag, maar wel van belang voor de toekomst. Is de staatssecretaris bereid om uiterlijk twee jaar na de invoering van de wet een evaluatie uit te voeren op het punt van de garantietermijn? Ik denk alleen dat wel iedereen beseft dat als we dat doen, er enorme problemen zijn voor mensen die in die periode misschien hun baan al kwijt waren.

De voorzitter:

Wilt u interrumperen, mevrouw Sent?

De heer Schalk (SGP):

Ik denk dat het antwoord in mijn betoog al is gegeven.

De tweede route die ik kan bedenken, is die van flankerend of tijdelijk beleid. Mijn fractie denkt dan aan de spoedwetgeving in het kader van de crisis waarin flankerend beleid kan worden opgenomen. Dat geldt voor de tijd dat de crisis aanhoudt. Hoe formuleer je dan hoelang de crisis duurt? Dat zou bijvoorbeeld kunnen zijn voor de periode waarin we met allerlei maatregelen op het terrein van arbeid en beroep bezig zijn om uit de intelligente lockdown te komen. Dat zou een optie kunnen zijn. Maar goed, je zou kunnen proberen om dat te omschrijven. Mijn vraag is in elk geval: welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris in flankerende en tijdelijke beleidsmaatregelen?

De derde optie is om te kijken naar de invoeringsdatum. Het zal lastig zijn om het wetsvoorstel in onderdelen op te knippen. Dan is het dus de vraag of de inwerkingtreding van het hele wetsvoorstel zal moeten worden uitgesteld. Het budgettaire beslag is beperkt op het geheel van de coronamaatregelen. Kan de staatssecretaris aangeven of uitstel een optie is, zodat deze groep kwetsbaren niet in het hart van de coronacrisis geconfronteerd wordt met de voorgestelde maatregelen? Ik realiseer me wel heel goed dat dit een enorm nadeel met zich meebrengt, namelijk dat de goede elementen uit de wet dan ook allemaal worden opgeschoven.

Voorzitter. Voor de fractie van de SGP is en blijft het duidelijk dat er een balans nodig is tussen bestaanszekerheid en arbeidsparticipatie. Deze wet kán daarbij helpen, maar het is van belang om nog even goed in te regelen op de situatie die door de coronacrisis is ontstaan. Van de drie opties die ik noemde, is de tweede, die van het flankerend of tijdelijk beleid, het meest direct en overzichtelijk.

Maar goed, ik ben heel benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris en overweeg op het punt van die tweede optie een motie in de tweede termijn. Maar uiteraard ben ik eerst zeer benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris.

Voorzitter, ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Mevrouw Sent. Meneer Schalk blijft nog even staan.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Heel fijn hoe de heer Schalk aandacht vraagt voor de huidige situatie en hoe hij verschillende opties voorlegt. Ik wilde hem kritisch bevragen over de evaluatie na twee jaar, maar gelukkig stond hij er zelf al bij stil dat dat eigenlijk mosterd na de maaltijd is, gegeven de huidige termijn van het garantiebedrag. Ik vraag me nog wel iets af. Hij begon zijn inbreng met het feit dat er ook andere opties, los van de crisis, mogelijk zijn waar het gaat om de termijn van het garantiebedrag. Dat er termijnen van twee jaar, van drie jaar zijn gesuggereerd. Hij gaf zelf in zijn inbreng ook aan dat ongeveer 40% of 50% van de Wajongers niet binnen een jaar in staat is om een nieuwe baan te vinden en daarom ook niet gebruik kan maken van het garantiebedrag. Twaalf maanden is een verbetering ten opzichte van twee maanden, dat ben ik met hem eens, maar hoe beoordeelt hij die twaalf maanden tegen de achtergrond dat het zelfs in normale omstandigheden voor een heel groot deel van de Wajongers ingewikkeld is om binnen een jaar een nieuwe baan te krijgen?

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter, dat is een heldere vraag. Ik ga even de cijfers die ik gevonden heb, nog iets preciezer herhalen. De voorgestelde twee maanden leverden voor ongeveer 20% van de Wajongers binnen twee maanden een nieuwe baan op. Dat gaat nergens over, sorry dat ik het zo zeg, maar 80% is dan gewoon nog niet aan de bak. Een jaar levert volgens de Monitor Arbeidsparticipatie 68% nieuwe banen op. Dan is er dus 32% nog niet aan het werk. Dat is best heftig. Maar dit is natuurlijk onderzocht in de tijd van hoogconjunctuur, toen we zeiden "weet je, 68% ..." Van twee maanden naar een jaar gaan, kost 47 miljoen. Dat moest de staatssecretaris, denk ik, ergens anders uitpeuteren en hier instoppen. Twee jaar zou 67 miljoen hebben gekost, nog 20 miljoen meer. In die tijd was zo'n enorme verschuiving best heftig. In het huidige tijdsgewricht durf ik dit heel makkelijk voor te stellen, omdat we met z'n allen gewoon heel hard bezig zijn om te kijken hoe we die arbeidsmarkt in balans krijgen en hoe we deze mensen, die het nog een tikkeltje zwaarder hebben dan de meeste werknemers die nu op straat komen te staan, extra kunnen ondersteunen. Dan mag dat van mij best 20 miljoen extra kosten, in dat grote geheel. Ik denk dat wij als samenleving dat ervoor over zouden moeten hebben. Ik hoop dat dit een begin van een antwoord is.

Mevrouw Sent (PvdA):

Zeker, en dat zou ook op mijn steun kunnen rekenen. Ik heb nog een vraag over het feit dat het in de Tweede Kamer noodzakelijk was om een amendement in te dienen om die termijn van twee maanden naar twaalf maanden te krijgen. Wat is dan de waarde van een motie in de Eerste Kamer over dit onderwerp? Hoe ziet de heer Schalk het vervolg op die motie, mocht die een meerderheid krijgen?

De heer Schalk (SGP):

De motie is, denk ik, de enige optie, als je dit op korte termijn voor elkaar wilt krijgen, zonder dat je de voordelen van de wet kwijtraakt. Je kunt natuurlijk ook ... Ik geloof dat ik dat in een interruptiedebatje met de heer Van Gurp heb gedeeld: als wij zeggen "dit moet eerst geregeld worden in de wet", dan krijgen we een novelle. Dan gaat het een hele tijd duren. Om daarvoor ook weer voldoende steun te krijgen in de Tweede Kamer, zou je dan moeten inregelen, vermoed ik, dat er in die novelle komt te staan op welk moment de termijn naar twee jaar gaat en wanneer die weer terugvalt. Terwijl dat in feite heel eenvoudig te regelen zou kunnen zijn in al die spoedwetten die we nu krijgen en die allerlei elementen bevatten die betrekking hebben op de arbeidsmarkt. Een motie van deze strekking zou ons en de staatsecretaris dus kunnen helpen om op korte termijn eigenlijk een stukje duidelijkheid te geven aan de Wajongers. Ik krijg ook aardig wat mailtjes binnen en ik houd er niet zo van om te zeggen: tjongejonge, wat heb ik er veel gehad. Maar heel veel van die mailtjes gaan wel een beetje over deze termijn. In de Tweede Kamer heeft mijn fractie dat samen met de fractie van Forum voor Democratie weten om te buigen naar een jaar. Hier kunnen wij proberen om met de motie in te zoomen op een beetje maatwerk.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb nog twee korte vervolgopmerkingen. Ten eerste kan de regering een motie naast zich neerleggen. We zien ook dat de recent ingediende motie-Kox over de huren nog niet op een reactie van het kabinet heeft mogen rekenen. Het tweede punt is dat nieuwe wetgeving ook door de Tweede Kamer moet worden aanvaard, dus die zekerheid die wij als Eerste Kamer wensen, biedt een motie helemaal niet. Daar zou ik de heer Schalk nog op willen wijzen.

De heer Schalk (SGP):

Ik geef een korte reactie, voorzitter. Het voorbeeld van de motie van de heer Kox waar nog steeds geen antwoord op is, is ook echt een politieke kwestie geworden die best wel stevig aan het oplopen is. Volgens mij is de heer Kox daar zo langzamerhand de volledige steun van ook de Tweede Kamer voor aan het verwerven. Misschien kan dat bij zo'n motie ook wel, want ook die Tweede Kamer ziet natuurlijk wel dat het eigenlijk om een soort onderhandelingspositie ging in die periode. Wordt het drie jaar? Volgens mij was dat een voorstel van de SP in de Tweede Kamer. De Partij van de Arbeid stelde samen met GroenLinks — dat weet ik niet helemaal zeker — twee jaar voor. Uiteindelijk is het één jaar geworden. Het is een beetje wegen geweest. Ik schat in dat als er een goed voorstel van de staatssecretaris komt, de kans dat de Tweede Kamer daar ook ja tegen zal gaan zeggen, meer is dan 50%. Laat ik het zo zeggen.

De heer Van Gurp i (GroenLinks):

Ik wil het kort nog over ditzelfde punt hebben. De heer Schalk zei, ook naar mij wijzend: het nadeel van een novelle is dat het hele traject een half- of driekwart jaar langer duurt en in een novelle gaan ook dingen niet waar je wél voor bent. Een alternatief is een motie, maar die heeft weer de zwakte die we nu bespreken. Is een mogelijk denkbaar alternatief ook nog om de wet wel in te laten gaan behoudens het litigieuze punt? Voor dat punt kan dan nog even de tijd worden genomen voor een aanvullend voorstel, of we kunnen aan de staatssecretaris zelf de gelegenheid geven daarvoor iets in aanvullende wetgeving te verankeren. Dan heb je het goede van het ene en de kracht van het andere. Ik ben geen staatsrechtgeleerde, maar het is een beetje hardop denken. Hoe krijgen we nou geregeld wat we misschien allemaal zelf willen regelen?

De heer Schalk (SGP):

Ook ik ben geen staatsrechtgeleerde, dus wat betreft kunnen we elkaar de hand geven, ware het geen coronatijdperk. Dat doe ik dus niet. Als de staatssecretaris met hele goede creatieve ideeën komt die het idee dat ik had nog verbeteren, dan sta ik daar uiteraard voor open. Maar ik vraag mij af of dat kan met dit wetsvoorstel over zo'n onderwerp.

De heer Van Gurp (GroenLinks):

U antwoordt mij wat ik u net antwoordde, dus wat dat betreft zijn wij het eens met elkaar. Dank u wel.

De heer De Vries i (Fractie-Otten):

Ik zou graag de heer Schalk iets willen vragen. Hij gaf aan dat gezien de coronaomstandigheden uitstel van deze wet wellicht uitkomst zou bieden voor de Wajongers. Aan wat voor termijn denkt hij?

De heer Schalk (SGP):

Ik vraag geen uitstel voor deze wet. Tenminste, met de motie die ik aankondigde, ging het mij meer om het oprekken van die garantiebepaling fort the time being. Als je met elkaar zou besluiten om deze wet uit te stellen omdat we in de coronacrisis zitten, dan moet je dus wachten tot na de coronacrisis. Ik vraag me af of we dat moeten willen, want dan raak je alles kwijt wat er aan goeds in deze wet zit.

Ten aanzien van het door mij genoemde punt van de garantietermijn kan ik me voorstellen dat je niet het onderste uit de kan haalt, maar dat je de ruimte biedt tot twee jaar of zo, in plaats van tot een jaar. Voor mij is dat bespreekbaar. Je kunt bijvoorbeeld achttien maanden of drie jaar zeggen. Alles kan, maar je moet ook wel een beetje in proporties blijven denken. Dan weten we dat een jaar langer maximaal 20 miljoen meer zou kosten. Dat is te overzien.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Dan heb ik via de voorzitter nog een vraag. Als we het dan op uw manier gaan aanpakken, kunnen we het dan niet beter in één keer goed doen?

De heer Schalk (SGP):

Goed is altijd beter dan minder goed, maar dan zal er wel een voorstel moeten liggen voor hoe het nog beter kan dan dit. Dat kan ik me haast niet voorstellen.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Dat kunt u wellicht nog verwerken in uw motie.

De heer Schalk (SGP):

Ja, maar heeft u suggesties waardoor het nog beter zou kunnen? U heeft mijn motie nog niet gezien. Ik zal daar straks misschien mee komen, maar als die motie nog verbeterd kan worden, is dat natuurlijk altijd goed. Als het erom gaat dat we van twee jaar drie jaar maken, dan is vijf jaar nog beter en dan is tien jaar nóg beter. Met andere woorden, probeer het ook in redelijkheid en overzichtelijkheid behapbaar te maken, ook voor de staatssecretaris, want die zal het ook op een paar plekjes moeten verdedigen.

De voorzitter:

De heer De Vries, voor de laatste keer.

De heer De Vries (Fractie-Otten):

Ik vind het jammer dat de heer Schalk toch niet een termijn kan benoemen waarbinnen hij alles geregeld wil hebben, want dat lijkt me toch wel concreet.

De heer Schalk (SGP):

In mijn motie zoals ik die nu heb voorbereid, noem ik in plaats van die periode twee jaar.

De heer Kox i (SP):

Ik heb in mijn termijn al gezegd dat deze Kamer vandaag in dit debat behalve reflectief vooral ook creatief moet zijn. Dat moet natuurlijk binnen de grenzen van onze bevoegdheden, maar laten we niet vergeten dat wij in debat zijn met de vertegenwoordiger van de regering. Wat deze Kamer niet kan, kan de regering wel. In het laatste artikel, dat gaat over de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, lees ik dat de artikelen van deze wet, met uitzondering van artikel 2, in werking treden op een bij KB te besluiten tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Mag ik collega Schalk vragen of hij met mij de vraag aan de staatssecretaris stelt of daar wellicht gebruik van zou kunnen worden gemaakt?

De heer Schalk (SGP):

Dat zou wat mij betreft heel goed kunnen, maar dan moet ik me wel even in herinnering roepen wat we kwijtraken als we nu die hele garantiebepaling zouden uitstellen. Is dat niet een probleem voor degenen die met de nieuwe wet daar rekening mee zouden kunnen houden?

De heer Kox (SP):

Nee, maar ik duid er juist op dat verschillende onderdelen van de wet op een verschillend moment in werking zouden kunnen treden. Dat moment zou dan zijn het moment waarop de Kamer en de regering tot een oplossing van de gesignaleerde problemen zouden zijn gekomen. Dat is een creatieve oplossing binnen de staatsrechtelijke beperkingen van deze Kamer. Als we het daarover eens zijn, ben ik nog extra benieuwd naar hoe de staatssecretaris hiernaar wil kijken.

De heer Schalk (SGP):

Ja, voorzitter, ik heb drie opties genoemd. Als er een vierde of vijfde bij komt — misschien heeft de staatssecretaris er bij wijze van spreken nog wel drie in de koffer — ben ik daar zeer in geïnteresseerd. Het gaat mij er niet om dat er een motie van mijn hand of van iemands hand moet komen. Het gaat erom dat we duidelijkheid en ook iets meer zekerheid willen bieden aan een heel grote groep mensen die daar op dit moment keihard zorgen over heeft.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):

Ik was blij met de insteek van de heer Schalk dat hij er op dit moment weinig heil in ziet om het wetsvoorstel uit te stellen, op termijn te stellen, in verband met de voordelen daaraan. Ik hoop dat hij zich niet door de woorden van de heer Kox op andere gedachten laat brengen.

Nog even over die eventuele twee jaar. Hij onderbouwt dat. De crisissituatie maakt ineens dat het perspectief van mensen wellicht anders is dan toen wij erover dachten, toen het amendement van uw partij in de Tweede Kamer is aangenomen om naar die twaalf maanden te gaan. Ik kan me daar iets bij voorstellen. Hij zegt: ik kan me voorstellen dat we dat garantiebedrag verlengen tot twee jaar. Maar op het moment waarop wij de wet aannemen, gaat die in per 1 januari 2021. Pas per 1 januari 2022 zijn dan die twaalf maanden verstreken voor de eerste groep die eventueel op dat moment zijn baan verloren is. Dan zijn we alweer een jaar verder. Heeft u ook nagedacht over eventuele randvoorwaarden daaraan? Die twaalf maanden waren in de arbeidsmarkt van toen. Kunt u zich voorstellen dat, als we in de loop van 2021 zien aankomen dat de arbeidsmarkt voor deze groep niet gewijzigd is, in feite die twee jaar niet hoeft te worden opgerekt? Dat soort voorwaarden kan eventueel in een motie worden meegenomen.

De heer Schalk (SGP):

Ja, de vraag is natuurlijk of ik dat in de motie zou moeten meenemen. Ik heb aangegeven dat je zou kunnen nadenken over de periode waarin je dat zou gaan toepassen. Dat zal gerelateerd zijn aan de periode waarin we in de coronacrisis zitten. Ik heb geen flauw idee of dat nog een halfjaar gaat duren of anderhalf jaar. Net als mevrouw De Bruijn denk ik dat het nog een heel lange tijd duurt. Maar dit wetsvoorstel lag in november in de Tweede Kamer en we zijn al een halfjaar verder. Een halfjaar lijkt lang, maar is kort. Met andere woorden: op het moment dat er een creatieve manier wordt bedacht om op de een of andere manier die garantietermijnperiode te verlengen voor de mensen waar dat echt spant, kun je dat ook weer terugdraaien op het moment dat die coronacrisis helemaal voorbij is. Overigens denk ik dat we, zodra de crisis voorbij is, nog niet meteen helemaal door onze economische crisis heen zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.