Plenair Karimi bij behandeling Registratie uiteindelijk belanghebbenden vennootschappen en andere juridische entiteiten



Verslag van de vergadering van 16 juni 2020 (2019/2020 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

Dank u, voorzitter. Ik wil graag beginnen met collega Van der Voort succes te wensen met zijn maidenspeech.

De Panama Papers en de Paradise Papers legden de wereldwijde structuren en netwerken bloot die door multinationals en rijke individuen worden gebruikt voor belastingontduiking en -ontwijking. Misbruik van het financiële stelsel, maar ook bewuste keuzes van overheden om te concurreren met hun belastingstelsels werden allemaal aan het daglicht gebracht door onderzoeksjournalistiek. De publieke verontwaardiging was zeer groot. De ontstane publieke druk schudde de politiek wakker en maant om maatregelen te nemen. Onze financiële sector wordt massaal misbruikt voor witwassen van crimineel geld, het financieren van terrorisme, belastingontwijking en -ontduiking, en andere criminele activiteiten.

In de strijd tegen dit veelkoppige monster lijken de autoriteiten en de samenleving telkens weer aan het kortste eind te trekken. Het is niet alleen noodzakelijk om in deze strijd samen met andere Europese landen op te trekken, maar het is ook de effectiefste manier voor deze strijd. Het voorliggende wetsvoorstel beoogt wijzigingen in de vierde anti-witwasrichtlijn te implementeren. Registratie van uiteindelijk belanghebbenden in een juridische entiteit en de daarmee gepaard gaande transparantie moeten niet alleen het werk van de FIOD, opsporingsdiensten en bevoegde autoriteiten faciliteren, maar zullen ook een preventieve werking hebben. De combinatie van onderzoek door Wwft-instellingen naar hun klanten en deze openbare centrale registratie moet mensen ervan weerhouden, juridische entiteiten, al dan niet met stromannen op te zetten voor het witwassen van crimineel geld of het financieren van terrorisme. GroenLinks en de PvdA ondersteunen van harte alle pogingen om deze financieringssector transparanter en duurzamer te maken.

Voorzitter. Ik zal in mijn bijdrage over dit wetsvoorstel, die ik mede namens de PvdA-fractie doe, drie onderwerpen aan de orde willen stellen. Eén: de mate van transparantie. Twee: de positie van kerkgenootschappen. En drie: de Europese koppeling van nationale registers.

Voorzitter. Het doel is openbaarheid over welke natuurlijke personen in een juridische entiteit, een vennootschap, vereniging of stichting, echte zeggenschap hebben, wie uiteindelijk de belanghebbenden zijn of, zoals de regering schrijft, "wie echt de touwtjes in handen hebben". Op deze manier kan misbruik van het financiële stelsel niet alleen worden bestreden, maar ook worden voorkomen. Ik citeer: "Verdachte constructies komen daardoor eerder aan het licht en mogelijkheden om anoniem zaken te doen worden beperkt. Dit effect wordt in het geval van publieke toegang versterkt doordat de partijen die toegang hebben tot het register, ieder vanuit een ander perspectief kennisnemen van UBO-informatie", aldus de regering in de memorie van antwoord. Kortom, om het doel van de richtlijn effectief te bereiken, is maximale transparantie cruciaal en noodzakelijk.

Nu heeft eerst de regering en later de Tweede Kamer in deze implementatiewet gebruikgemaakt van alle beschikbare opties voor de lidstaten om de privacy van de UBO's te beschermen. Dit gaat evident ten koste van de openbaarheid en transparantie. De vraag is nu of met het voorliggende wetsvoorstel de beoogde transparantie nog gerealiseerd kan worden. De drempels voor het opvragen van in beginsel openbare informatie zijn immers na de behandeling in de Tweede Kamer behoorlijk verhoogd. De raadplegers van de nationale registers van UBO's moeten zich eerst gaan identificeren en zich vervolgens laten registreren. Hun identificatiegegevens worden bewaard en kunnen indien nodig gebruikt worden door de FIU in Nederland en de bevoegde autoriteiten. De raadplegers moeten ook een vergoeding betalen om inzicht te krijgen in het nationale register. Daarnaast kan alleen gezocht worden op de naam van de juridische entiteit en niet op namen van natuurlijke personen. Ook kunnen UBO's informatie bij de Kamer van Koophandel opvragen over hoe vaak hun informatie is verstrekt. Bovendien voorziet de wet in de mogelijkheid om in uitzonderlijke situaties de gegevens van de UBO's af te schermen.

Het recht op privacy is een grondrecht. De fracties van GroenLinks en PvdA hechten zeer grote waarde aan de bescherming van dit grondrecht. Zoals ook de Raad van State in zijn advies memoreert, heeft de Europese wetgeving in de richtlijn echter al een belangenafweging gemaakt ten aanzien van de privacy. Geen enkel grondrecht is absoluut en bij een wetsvoorstel als dit gaat het om de balans tussen het waarborgen van de privacy van UBO's en het effectief voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, waarmee het recht op leven en sociale grondrechten gemoeid zijn. Met de opstapeling van alle voorwaarden voor de publieke raadpleging van het nationale register lijkt deze belangenafweging uit balans te raken.

De vraag rijst hoe doeltreffend deze wet nog is. Met zo veel drempels kan nauwelijks meer sprake zijn van een openbaar register. Daarnaast zijn wij benieuwd hoe het staat met de bescherming van de privacy van de raadplegers, gezien het feit dat zij zich moeten identificeren en registreren. Op basis waarvan, in welke situaties en onder welke voorwaarden worden hun gegevens gedeeld met bevoegde autoriteiten? Is alleen het feit dat iemand het register heeft geraadpleegd, voldoende reden om zijn of haar gegevens door te geven aan de instellingen, aan andere bevoegde opsporingsautoriteiten?

Voorzitter. Kan de minister toezeggen dat de privacy van raadplegers zal worden beschermd en kan hij toelichten hoe dit zal gebeuren? Kan de minister ook toelichten waarom het niet is toegestaan om het register op namen van personen te doorzoeken? Je kunt dus bij een bepaalde bv of stichting kijken wie de UBO's zijn, maar je kunt niet onderzoeken in hoeveel en bij welke juridische entiteiten een bepaalde persoon de status van een UBO heeft. Dit laatste is nou juist de beste manier om verdachte constructies aan het licht te brengen. Is de minister bereid om de raadpleging op namen van personen in ieder geval open te stellen voor maatschappelijke organisaties zoals Transparency International of ngo's die zich bezighouden met de strijd tegen corruptie, witwassen, belastingontwijking c.q. -ontduiking en voor journalisten? Graag een reactie van de minister. Is de minister bereid toe te zeggen dat bij de uitvoering van deze wet maatschappelijke organisaties en journalisten vrij worden gesteld van betaling van vergoedingen voor inzicht in het nationale register? Ik overweeg in de tweede termijn op deze punten een motie in te dienen.

Voorzitter. Kortom, er moet worden voorkomen dat deze wet wel veel bureaucratische rompslomp veroorzaakt, maar weinig impact heeft. Hoe is de regering van plan de effectiviteit van de wet te evalueren?

Voorzitter. Het tweede punt is de positie van kerkgenootschappen. Er zat een weeffout in het oorspronkelijke wetsvoorstel. Kerkgenootschappen waren categorisch vrijgesteld van de registratie van hun UBO's. Die weeffout is hersteld door het aannemen van het amendement-Van der Linde in de Tweede Kamer. De vrijheid van godsdienst is inderdaad een grondrecht. In het kader van deze wet zien we echter geen noodzaak voor een uitzondering voor kerkgenootschappen. Er is volgens ons ook geen noodzaak om UBO's van kerkgenootschappen af te schermen van publieke informatie, zoals sommige fracties in hun schriftelijke inbreng voorstellen. Lidstaten die ervoor kiezen om een afschermingsregime in te richten, kunnen dit immers slechts doen in individuele gevallen, in uitzonderlijke omstandigheden. De richtlijn noemt hierbij minderjarigheid, handelingsonbekwaamheid of wanneer openbaarmaking een onevenredig risico op bijvoorbeeld pesterij, geweld of kidnapping met zich meebrengt. Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat UBO's bij een organisatie voor de rechten voor homoseksuelen, sekswerkers of ongedocumenteerden net zo goed het mikpunt kunnen worden van pesterij en geweld vanwege wie ze zijn en waarin ze geloven. Daarom dienen zij in onze ogen op individuele basis afgeschermd te worden. We zien dan ook niet in waarom zij deze bescherming niet categorisch zouden krijgen en kerkgenootschappen wel. Kan de minister hier een reactie op geven en kan de minister bevestigen dat hij niet van plan is het afschermingsregime generiek toe te passen op de UBO's van kerkgenootschappen?

Voorzitter. Dan het derde punt: Europese koppeling van nationale registers.

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb een vraag aan mevrouw Karimi, met name over de positie van de kerkgenootschappen. Er is door een paar partijen een nadere voorlichting gevraagd aan de Raad van State. De Raad van State geeft juist aan dat de bestuurders van kerkgenootschappen onevenredige risico's lopen of anderszins aan onwenselijk gedrag, zoals intimidatie of pesterijen dan wel chantage, worden blootgesteld als zij als UBO geregistreerd worden. Wat is de reactie van mevrouw Karimi daarop?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

U weet dat wij, toen die vragen aan de Raad van State werden gesteld, daar een aantekening bij maakten. Dat was juist omdat die aanvraag heel erg eenzijdig gericht was op kerkgenootschappen. Ik ben benieuwd wat het antwoord was geweest als die vraag breder was gesteld en bijvoorbeeld ook over UBO's en rechten voor homoseksuelen was gegaan. Dus ik denk dat dat niet — het is mogelijk, ik sluit dat niet uit — specifiek alleen voor kerkgenootschappen geldt. Dat kunnen ook andere organisaties zijn.

De heer Schalk (SGP):

Die andere voorbeelden die mevrouw Karimi noemt, zijn helemaal niet aan de orde in dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel was door de regering juist ingesteld met een paar uitzonderingen. Daar zaten de kerkgenootschappen bij. Ik weet dat GroenLinks toen aantekening heeft gevraagd. De Raad van State, ons hoogste adviesorgaan, zegt: pas op, want juist die kerkgenootschappen en de bestuurders daarvan komen dan in de problemen. Dan is dat toch juist datgene waar we voor moeten waken in dit huis? Dan moeten we niet zeggen dat er misschien wel andere voorbeelden zijn van mensen die in de problemen komen, want die zijn nu niet aan de orde.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb twee punten. Ten eerste was er natuurlijk al een weeffout — daarom sprak ik ook van een weeffout — bij het begin van het wetsvoorstel. Die weeffout zat erin. Dat is gecorrigeerd in de Tweede Kamer. Dat ten eerste. Dus in eerste afweging had men niet goed nagedacht over de vraag wat dat bijvoorbeeld betekent voor allerlei andere belangenorganisaties. Het tweede punt is dat de Raad van State — ik waardeer zijn advies zeer — aangeeft dat die afweging ten opzichte van bescherming en privacy wel al in de richtlijn heeft gezeten. Het ligt dus niet op het pad van de lidstaten om opnieuw die afweging te maken.

De voorzitter:

Uw derde vraag.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb nog één punt, in vervolg op mijn eerdere vragen. Ik ken de partij van mevrouw Karimi als een partij die erg veel oog heeft voor vluchtelingen, voor mensen in nood en dergelijke. Er zijn hier in ons land zo'n miljoen mensen lid van vluchtelingen- en migrantenkerken. Die mensen zijn heel vaak om het geloof naar ons land gekomen. Bestuurders daarvan moeten zich hier gaan laten registreren. Ik denk dat deze mensen zich juist zeer onveilig gaan voelen en onderdeel kunnen worden van pesterijen, chantage en dergelijke, zoals de Raad van State aangeeft. Hoe reageert mevrouw Karimi op die groep?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik moet zeggen dat de geachte afgevaardigde van de SGP nu wel heel ver gaat in de verdediging van zijn punt. Vluchtelingen komen natuurlijk om verschillende redenen hiernaartoe, bijvoorbeeld vanwege politieke activiteiten, seksuele geaardheid en politieke meningen. Dus het gaat niet alleen om religie, maar ik sluit niet uit dat mensen ook om religieuze redenen moeten vluchten, omdat zij vervolgd worden vanwege hun religieuze overtuiging. Desalniettemin zijn ze natuurlijk niet allemaal UBO's van kerkgenootschappen. Dit gaat om een heel beperkt aantal bestuurders, uiteindelijk belanghebbenden, van organisaties en juridische entiteiten. Als er individuele redenen zijn waarom mensen beschermd moeten worden, vind ik dat ze gewoon opgenomen kunnen worden in het afschermingsmechanisme dat de regering van plan is op te zetten, maar ik vind niet dat dat categorisch moet, gewoon omdat je bestuurder van een kerkelijk genootschap bent. Maar je hoeft er ook niet van uitgezonderd te worden.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, mevrouw Karimi. Ik zie overigens dat u nog wat papieren heeft, maar u heeft nog 33 seconden. Dat heeft u gezien, hè?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja, dat heb ik gezien, voorzitter.

Ik houd het kort over de Europese koppeling van nationale registers: hoe staat het daar eigenlijk mee, hoever zijn we met de uitvoering daarvan? Kan de minister reflecteren op de risico's en consequenties van de keuze van Nederland om gebruik te maken van alle nationale opties, waarmee het de meest restrictieve uitvoering heeft gegeven aan deze richtlijn voor de effectiviteit van de Europese aanpak?

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Het is van groot belang dat vandaag, bij dit debat, de bedoeling van de wetgever glashelder wordt gemaakt. Organisaties zullen in alle eerlijkheid een eigen administratie moeten bijhouden over de uiteindelijk belanghebbenden van hun organisatie. Het gaat om het registreren van individuen die daadwerkelijk de touwtjes in handen hebben. Er kunnen verschillende gronden zijn om iemand als UBO aan te merken. Dat betekent dat een persoon ook als UBO kan worden aangemerkt bij een belang van minder dan 25%. Het gaat om mensen die feitelijk gezag hebben in een organisatie. Dit betekent dat er duidelijkheid, duidelijke en gerichte voorlichting, moet komen over deze wet. Het moet duidelijk zijn dat, ondanks alle casuïstieken, de verantwoordelijkheid voor administratie en registratie van daadwerkelijk belanghebbenden in een juridische entiteit bij de organisatie zelf ligt. Graag wachten wij de reactie van de minister af.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karimi. Nadat het spreekgestoelte gereinigd is, is het woord aan de heer Van der Voort namens de fractie van D66. De heer Van der Voort zal zijn maidenspeech uitspreken.