Plenair Dittrich bij behandeling Elektronische publicaties



Verslag van de vergadering van 23 juni 2020 (2019/2020 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dittrich i (D66):

Voorzitter. In 1981 was ik advocaat bij Stibbe in Amsterdam. Op een dag werd het hele kantoor op de kamer van de secretaresse uitgenodigd, want er was iets bijzonders dat we moesten aanschouwen. Het kantoor had namelijk een tekstverwerkende computer gekocht. Vol bewondering en verbazing keken we naar de secretaresse en hoe haar vingers roetsjten over het toetsenbord. Als ze een typefout maakte, hoefde ze het papier niet meer uit te draaien, ze hoefde geen Tipp-Ex te gebruiken en de tekst verscheen op een soort televisie. Dat noemde zij een beeldscherm. We zagen een revolutie in wording.

We zijn nu bijna 40 jaar verder en de ontwikkelingen zijn in razend tempo doorgegaan. Vandaag bespreken we het wetsvoorstel elektronische publicaties. Er zijn honderdduizenden overheidspublicaties van honderden bestuursorganen die daarvoor een groot aantal verschillende media gebruiken, elektronisch, maar ook nog steeds gedrukte media, zoals huis-aan-huisbladen. Het wetsvoorstel heef tot doel de toegang tot de officiële publicaties van de overheid eenvoudiger te maken. Publicaties van alle overheden worden geüniformeerd. Volgens een vaste standaard worden ze op de website van overheid.nl uitgegeven. De elektronische informatie is overal toegankelijk, 24 uur per dag bereikbaar en kosteloos. De fractie van D66 steunt de grote lijnen van dit wetsvoorstel. Plenair willen we nog enkele punten aan de orde stellen.

Allereerst — en het is al aan de orde gesteld door de voorgaande sprekers — de positie van de laaggeletterden. Want niet iedereen kan de digitale ontwikkelingen bijhouden. Volgens de gegevens van de Stichting Lezen & Schrijven zijn er ongeveer 2,5 miljoen volwassenen die grote moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen. De kans op onvoldoende digitale vaardigheden is ongeveer drie keer zo groot bij laaggeletterden. Daarom roept die stichting overheden, bedrijfsleven, bibliotheken en uiteraard ook beleidsmakers op om meer aandacht te geven aan digitale vaardigheden.

Eerder is al het meerjarenplan "Samen aan de slag voor een vaardig Nederland" ter sprake gekomen. Zelf hebben we ook nog gekeken naar het project "Direct Duidelijk: heldere overheidscommunicatie". Wil de staatssecretaris in dit debat nog eens uiteenzetten welke maatregelen worden genomen om de geconstateerde kloof tussen laaggeletterden en anderen te verkleinen in het kader van de toegang tot overheidscommunicatie? Ik vond de vragen die de heer Verkerk namens drie fracties daarover stelde erg relevant. Bij dezen zou ik me daar graag bij willen aansluiten.

Voorzitter. Het is van groot belang dat de overheid begrijpelijke taal communiceert. De vraag is welke actie wordt ondernomen om met decentrale overheden en leveranciers van de zaaksystemen te komen tot modelteksten in heldere taal. Misschien wil de staatssecretaris daarop ingaan.

Mijn tweede punt gaat over het belang van lokale media. Er is al een behoorlijke verschuiving gaande van gedrukte media naar digitale media. Lokale en regionale kranten lopen advertentiekosten mis, zeker nu de overheden hun informatie steeds meer digitaal verspreiden. Voor een goede werking van de lokale en regionale democratie is het van belang dat journalisten de vergaderingen van bijvoorbeeld de gemeenteraad, de provincie en de waterschappen blijven bijwonen en daarover blijven rapporteren. Maar als ze minder inkomsten krijgen, zal het voor die media moeilijker worden om journalisten in dienst te houden en hen redelijk te betalen voor hun werk. Ook het rapport van de staatscommissie-Remkes, "Lage drempels, hoge dijken", wijdt behartigenswaardige woorden aan de informatiefunctie, de platformfunctie en de controlefunctie van de media en aan de veranderingen die de digitalisering in de samenleving teweeg heeft gebracht. Zou de staatssecretaris in dit debat zijn visie willen geven op hoe hij de toekomst van lokale en regionale media ziet in relatie tot de democratische rechtsstaat? Kan in de evaluatie van dit wetsvoorstel aandacht gegeven worden aan de relatie tussen verminderde advertentie-inkomsten en de kwaliteit van de mediafuncties, die de staatscommissie-Remkes heeft beschreven?

Voorzitter. Ik kom al weer bij mijn laatste punt: de ICT-systemen. De tijdelijke parlementaire onderzoekscommissie ICT-projecten in de Tweede Kamer, onder leiding van Ton Elias, waarschuwde in 2014 tegen grootschalige ICT-projecten die niet van tevoren stapsgewijs zijn ingevoerd en gecontroleerd. Deze commissie kwam maar liefst met 34 aanbevelingen, die in onderling verband zouden moeten worden uitgevoerd. Hoe zijn de aanbevelingen van die commissie-Elias ter harte genomen als het gaat om digitale overheidspublicaties en de hele ICT-infrastructuur? Hoe is het Bureau ICT-toetsing, BIT, bij de invoering van dit wetsvoorstel betrokken?

Voorzitter. In 1981 aanschouwden mijn collega-advocaat en ik een revolutie op het gebied van ICT, namelijk de introductie van de tekstverwerkende computer. Het is onduidelijk wanneer een revolutie voorbij is, want een revolutie is een strijd tussen de toekomst en het verleden. In dat gevecht tussen de toekomst en het verleden is het wetvoorstel elektronische publicaties een klein, maar wel belangrijk onderdeel. De fractie van D66 kijkt uit naar de beantwoording door de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dittrich. Dan is ten slotte in deze termijn het woord aan de heer Crone namens de Partij van de Arbeid.