Plenair Van der Burg bij behandeling Creëren tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap



Verslag van de vergadering van 23 juni 2020 (2019/2020 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Burg i (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Het is inderdaad zoals de heer Van Rooijen al zei dat ik al meerdere keren in debat heb mogen gaan met enkelen van u, maar nu dan toch mijn maidenspeech. Ik moest er van de baas een keer aan geloven.

Mijnheer de voorzitter. Alhoewel ik in Amsterdam geboren ben, ben ik direct na mijn geboorte verhuisd naar Friesland, en wel naar Oosterwolde waar ik tot mijn 9de heb gewoond. In september 1975 verhuisde ik terug naar Amsterdam en gingen mijn moeder, broertje en ik in de Bijlmermeer wonen, niet wetende dat ik er bijna 40 jaar zou wonen. De Bijlmer of, zoals het nu officieel heet, Amsterdam-Zuidoost, is mijn thuis. Ik heb de lagere school afgemaakt, heb er mijn middelbare school gedaan, ben er getrouwd, mijn kinderen zijn er geboren. Kortom, Amsterdam-Zuidoost zit in mij.

Het was dan ook daar dat ik mij begon te interesseren in de politiek, al lagen mijn jaren in Friesland daar wel aan ten grondslag, want in mei 1977 vond in een school in Bovensmilde, vlakbij Oosterwolde, één van de gijzelingen plaats die in die jaren Nederland teisterden. En iedereen kan zich nog de beelden herinneren van de kinderen achter de ramen die door de gijzelnemers gedwongen werden om te roepen: Van Agt, wij willen leven. Oosterwolde lag niet ver van Bovensmilde. Mijn toenmalige school lag dus niet ver van die school. Het had dus ook mijn school kunnen zijn, zo bedacht ik mij. Ik begon alles rondom die gijzeling, de school en de manier waarop de regering daarop reageerde te volgen. En zo begon ik mij voor politiek te interesseren en al snel na het lezen van alle verkiezingsprogramma's indertijd werd duidelijk dat ik een liberaal was en een VVD'er. Toen in het voorjaar van 1980 krakers de ME op de vlucht joegen bij de krakersrellen in de Vondelstraat en het leger en tanks nodig waren om de orde in Amsterdam te herstellen, was het voor mij duidelijk: ik wil de politiek in, ik wil de gemeenteraad in, ik wil wethouder van Amsterdam worden.

Nog net 16 jaar oud ben ik in 1982 lid geworden van de VVD. Het was het jaar van de verkiezingen waarin de nodige van mijn schoolgenoten ban-de-bombuttons droegen en ik een Ed Nijpels-button. Ik ben een liberaal en ik geloof ten diepste dat mensen in vrijheid het meest tot hun recht komen. Ik ben iemand die een groot vertrouwen heeft in de individuele mens: iemand die gelooft dat mensen zelf beslissingen moeten kunnen nemen en iemand die ervan overtuigd is dat geluk uit mensen zelf moet komen en niet van de overheid. Dat geldt voor u, voorzitter, en dat geldt voor ons allemaal: mensen die alle kansen in het leven hebben gekregen, die geluk hebben gehad met een goed stel hersens, die via hard werken zijn gekomen waar ze nu zijn.

Maar er zijn ook mensen die het minder hebben getroffen in het leven, die het zonder ondersteuning of zorg niet redden. In de liberale samenleving die ik nastreef, geven we de vrijheid zo veel mogelijk aan eenieder die het kan hebben en ondersteunen we hen die niet, nog niet of niet meer in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. We ondersteunen hen die het zonder die ondersteuning niet redden.

Hier hoort voor mij nog iets heel belangrijks bij, iets wezenlijks wat ook ons werk raakt als politici en bestuurders. In 1987 ging ik de stadsdeelraad van Amsterdam Zuidoost in om in september 1992 stadsdeelwethouder te worden. Twee weken later, zondagavond, ging de telefoon. Het was mijn moeder: opa heeft zojuist een vliegtuig zien neerstorten. De Bijlmerramp was een feit. Het was een paar dagen na die zondagavond dat ik mijn belangrijkste les leerde. Er was vlakbij het stadsdeelkantoor een soort spreekuur waar mensen met hun vragen en klachten terecht konden. Het was er druk, het was er chaotisch. Een mevrouw stond tegenover mij en stond mij uit te schelden, omdat de overheid een aantal zaken niet goed geregeld had. Ik weet niet eens meer waar het precies over ging, maar ik dacht alleen maar: nou, mevrouw, kijk niet meteen naar de overheid, kijk ook naar wat u zelf had kunnen doen.

En toen zag ik in mijn ooghoek tegen een pilaar een vrouw staan, klein, stil, in zichzelf gekeerd. Het was niet zo maar een vrouw. Het was mevrouw Addo. Mevrouw Addo die stond te wachten tot er iemand misschien tijd voor haar had. Mevrouw Addo die haar drie kinderen Cynthia, Marcus en Maybel bij de ramp was verloren. Nog steeds kan ik niet aan dat moment denken zonder een brok in mijn keel te krijgen.

We zijn er als politici en bestuurders om de belangen van onze inwoners te behartigen. We zijn er om te luisteren en om op te komen voor hen die naar ons toekomen, die inspreken, petities sturen, demonstreren. Maar we zijn er nog meer en nog meer nodig voor hen die ongehoord blijven, omdat ze de weg niet weten te vinden, de kracht niet hebben en niet bij machte zijn om hun stem te laten horen. Juist van ons als politici en bestuurders mag verwacht, nee geëist worden dat we niet alleen kijken naar hen die voor ons staan, maar juist goed kijken naar hen die we vanuit onze ooghoeken nog net kunnen zien.

Mijnheer de voorzitter. Na deze inkijk in waarom ik de politiek in ben gegaan en hoe ik in de politiek sta dan nu het voorliggend voorstel. Vooraf eerst complimenten aan de initiatiefnemers. Een initiatiefwet maken is ingewikkeld, kost veel tijd en vraagt veel van Tweede Kamerleden. Los van de vraag of we het eens zijn met de inhoud van initiatiefwetten is het belangrijk dat we waarderen dat de Tweede Kamer, als het kabinet niet met voorstellen komt, zelf een initiatiefvoorstel maakt en zo het kabinet scherp houdt. Ik ben er daarbij wel een voorstander van om altijd eerst het instrument van een motie te gebruiken om het kabinet uit te nodigen om met voorstellen te komen.

Mijnheer de voorzitter. Dit debat gaat niet over wat wij vinden van het vertrek van de Britten uit de Europese Unie, een keuze die is gemaakt door de kiezers en volksvertegenwoordigers in het Verenigd Koninkrijk en die we daarom hebben te respecteren. Het debat gaat ook niet over de effecten die het vertrek van de Britten heeft op onze economie, de krachtsverhoudingen in de Europese Unie of andere buitengewoon belangrijke effecten die zeker een goed debat, goede besluitvorming en uitstekende uitvoering verdienen. Deze horen op een andere plek of in ieder geval op een ander moment thuis.

Nu hebben we het over wat wij vinden van deze wet die de positie van de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk probeert te versterken en hun rechten probeert te waarborgen. Naar de mening van de VVD voldoet deze wet met betrekking tot rechtmatigheid, doelmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, zodat wij een positieve grondhouding hebben ten opzichte van dit voorstel.

De Raad van State is kritisch in zijn advies. Op een aantal punten zijn de initiatiefnemers daarom ook tot aanpassingen gekomen. Dat waardeert de VVD. De VVD verzoekt zowel de initiatiefnemers alsook de staatssecretaris hierop te reflecteren en nog eens even hierbij stil te staan. Vindt de staatssecretaris dat het wetsvoorstel met de punten die gewijzigd zijn in haar ogen beter en sterker is geworden?

Maar een belangrijk kritiekpunt van de Raad van State blijft staan, en dat betreft de evenredigheid van dit voorstel. De initiatiefnemers hebben in hun reactie goed aangegeven dat het hier een unieke situatie betreft die niet alleen om een unieke reactie vraagt, maar waarbij andere middelen ook niet of niet geheel het beoogde effect hebben. Het betreft hier een uitzonderlijke situatie. Een familielid verlaat de familie en bij het scheidingsproces hangt een vechtscheiding in de lucht. En juist bij een vechtscheiding kunnen de belangen van de zwakkere leden van de familie in het gedrang komen. Dat zou hier het geval kunnen zijn. Immers, als er geen verdrag wordt gesloten en we dus zonder afspraken uit elkaar gaan, zijn we geheel afhankelijk van de vertrekkende partner als het gaat om het waarborgen van de belangen van onze landgenoten in het Verenigd Koninkrijk. Deze wet beoogt die belangen te beschermen en er daardoor voor te zorgen dat aan hen die het betreft niet wordt gevraagd hun huidige bestaan op te geven en terug te keren naar Nederland om zo hun rechten te behouden.

De wet doet dit door de mogelijkheid van een dubbele nationaliteit te scheppen. En dat ligt gevoelig, niet alleen in delen van het parlement, maar ook in delen van de samenleving. Gesproken wordt — we zagen het vandaag ook nog — over het probleem van mogelijke dubbele loyaliteit als men twee nationaliteiten heeft. Los van het feit dat het kabinet een vicepremier heeft met een dubbele nationaliteit, de Staten-Generaal een vicevoorzitter heeft met een dubbele nationaliteit en, zoals mevrouw Vos net al zei, wij een koningin hebben met een dubbele nationaliteit en wij op geen enkele wijze twijfelen aan de loyaliteit van deze personen, zien we ook niet in hoe het aannemen van deze wet iets zou veranderen aan de loyaliteit van de mensen om wie het gaat. Er verandert niets aan hun zijn. Ze krijgen de mogelijkheid zich beter te beschermen door hun Nederlandse nationaliteit te behouden en zo EU-burger te blijven, maar aan hun rol en positie in de samenleving, hun verbinding met Nederland, hun loyaliteit, verandert niets.

Is dit dan — de ChristenUnie gaf het net als vraag aan — een opmaat naar een bredere discussie over een dubbele nationaliteit? Het antwoord daarop is een duidelijk nee. Slechts in het zeer uitzonderlijke geval dat nog een ander land uit de EU zou stappen, zou het aan de orde kunnen zijn, maar net zomin als de discussie vandaag gaat over wat we vinden van de brexit, de gevolgen voor de economie en de stabiliteit van Europa, gaat deze discussie vandaag over wat we in z'n algemeenheid vinden van dubbele nationaliteiten. Het gaat hier om de bescherming van Nederlanders die net als velen worden geconfronteerd met de gevolgen van een besluit waar ze zelf geen deel aan hebben kunnen nemen. Graag zien wij dit, al heeft men het in de Tweede Kamer ook gedaan, vandaag nog een keer door de initiatiefnemers bevestigd alsook door de staatssecretaris.

De SGP, op een eerder moment dan vandaag in debat in de schriftelijke inbreng, en de ChristenUnie vandaag hebben een ander gevoelig punt op tafel gelegd. Dat is dat de wet in werking treedt indien de belangen van de mensen voor wie deze wet is bedoeld niet voldoende zijn beschermd. Mevrouw Huizinga zei het net al: door het woord "voldoende" zit er een waarderingselement in het besluit al dan niet over te gaan tot in werking treden. Dit maakt het besluit niet slechts een juridisch, maar ook een politiek besluit. Graag hierop niet alleen een reactie van de initiatiefnemers, maar zeker ook van de staatssecretaris, want zij zal uiteindelijk moeten besluiten over het al dan niet in werking treden van deze wet.

Tot slot, voorzitter. De tribunes zijn vandaag leeg. En zelfs als die gewoon open waren geweest, hadden velen voor wie dit een buitengewoon belangrijk debat is, er vandaag niet bij kunnen zijn doordat zij in het Verenigd Koninkrijk wonen, werken en leven. Daardoor hadden zij er niet makkelijk bij kunnen zijn. Met deze wet zorgen wij ervoor dat de terugreis naar hun vaderland voor bezoek van familie, vrienden en geliefden niet nog moeilijker wordt gemaakt en hun leven in het Verenigd Koninkrijk met meer zekerheden wordt omkleed.

Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Van der Burg, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech.

Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen. U studeerde Nederlands recht en notarieel recht aan de Vrije Universiteit in uw geboorteplaats Amsterdam. Al tijdens uw studie was u politiek actief bij de VVD, eerst als bestuurslid van het stadsdeel Amsterdam-Zuidoost en vanaf 1992, op uw 27ste, als dagelijks bestuurder, belast met welzijn en sport, onderwerpen die als een rode draad door uw politieke en maatschappelijke carrière lopen. Van 1997 tot 2010 was u directeur van zorgorganisatie Bogt/Fontis/Osira.

In 2010 werd u lijsttrekker voor de VVD in Amsterdam. U zat toen inmiddels negen jaar in de gemeenteraad van de hoofdstad. Na de verkiezingen werd u lid van het college van burgemeester en wethouders en in 2014 kwam u opnieuw in het college van B en W. Na het overlijden van Eberhard van der Laan was u enige tijd waarnemend burgemeester. Over het wethouderschap van Amsterdam zei u in een interview bij AT5 eens: "Dit is waarvan ik als kind heb gedroomd. Dat is waar geworden, dat is fantastisch."

U kreeg landelijke en zelfs internationale bekendheid met uw "aanpak gezond gewicht", een pakket aan maatregelen om overgewicht onder kinderen tegen te gaan. Opvallend genoeg noemde burgemeester Halsema u bij uw vertrek een suikerjunk. Volgens haar had u snoep nodig om uw tomeloze energie op peil te houden.

In maart 2019 nam u na 32 jaar afscheid van de Amsterdamse politiek, waarvan 18 jaar in het centrale bestuur. De NRC kopte: "Laatste linkse VVD'er vertrekt uit Amsterdam." Drie maanden later werd u, op 11 juni 2019, beëdigd als lid van de Eerste Kamer, hier in Den Haag, de hofstad.

Naast uw Eerste Kamerlidmaatschap bent u onder andere voorzitter van de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden, van de raad van toezicht van het Aidsfonds en ambassadeur van de Reddingsbrigade Amsterdam.

We hebben u al regelmatig bij de interruptiemicrofoon gezien de afgelopen maanden, als woordvoerder namens de VVD-fractie op het onderwerp dat ook vandaag weer aan de orde zal zijn, namelijk de tijdelijke huurstop. Nu is dan het moment van uw eerste plenaire bijdrage vanachter het spreekgestoelte. Nogmaals van harte welkom en we kijken uit naar uw verdere inbrengen.

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken zodat de leden u kunnen feliciteren. Ik verzoek u zich op te stellen voor het rostrum voor de felicitaties, waarbij ik u als Voorzitter graag als eerste feliciteer.