Plenair Van Dijk bij voortzetting behandeling Aanvullingswet natuur Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 30 juni 2020 (2019/2020 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Dijk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Niet in de laatste plaats dank ik ook de bodes voor hun niet-aflatende zorg voor onze hygiëne. Geweldig!

Voorzitter. "De boom die sommigen tot tranen toe ontroert, is in de ogen van anderen enkel een groene sta-in-de-weg." Met deze speelse woorden van de dichter William Blake wil ik mijn speech over de Aanvullingswet natuur beginnen. Ik begin met de jacht. Het nationale en provinciale jachtbeleid is inmiddels een lappendeken van ontheffingen en vrijstellingen geworden. Voor grondeigenaren en jachtaktehouders is het soms nauwelijks meer te volgen. Waarom wordt niet meer verantwoordelijkheid teruggelegd bij deze professionals? Ik noem de beperkte wildlijst. Het gaat om soorten die als duurzaam vlees gegeten kunnen worden, die algemeen voorkomen en die bejaging verdragen. Waarom staan de grauwe ganzen en kolganzen dan bijvoorbeeld niet op de wildlijst? Ze zorgen nu voor veel schade, ook in natuurgebieden. Ze komen inmiddels overal voor. Het vlees wordt verkocht en de kaders van het faunabeheerplan blijven. Ik hoor graag een nadere duiding van de wildlijst en de criteria daarvoor. Is mijn veronderstelling juist dat ganzen nu bejaagd worden op basis van de strikte uitzonderingsbepalingen uit de Vogelrichtlijn, terwijl die, gelet op de aantallen, helemaal niet meer op hen van toepassing zijn?

Ik noem ook het gebruik van hulpmiddelen als lokfluiten en geluiddempers. Je moet maar afwachten of je een ontheffing krijgt. Het is in elke provincie weer anders. Ik pleit ervoor om dit meer landelijk te regelen, met voldoende ruimte voor jagers, zodat zij hun werk goed kunnen doen en zij niet alleen weidevogels kunnen beschermen tegen predatoren, maar ook zichzelf kunnen beschermen tegen gehoorschade.

Voorzitter. Een heet hangijzer is het Natura 2000-regime. Ik heb een vraag over de wijze waarop doelen vastgesteld en getoetst worden. Wat betreft instandhoudingsdoelstellingen zijn er weinig smaken: óf behoud, óf uitbreiding, óf verbetering. Dat is, zo meen ik, niet de prioriteitenstelling die de Habitatrichtlijn vraagt. Laat in de doelstellingen bijvoorbeeld duidelijker naar voren komen dat een kleine habitat in een gebied dat om heel andere redenen is aangewezen, minder belangrijk is dan een groot habitat in een gebied dat juist vanwege die habitat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Dat maakt het makkelijker om de juiste prioriteiten te stellen bij het toetsen van vergunningen door overheden dan wel de rechter. Nu weegt alles ongeveer even zwaar en wordt op alle slakken zout gelegd. Daarmee maken we het onszelf onnodig moeilijk. Ik vraag de minister om die prioriteitenstelling op te nemen in het ontwerpbesluit.

Voorzitter. De Kamer heeft een motie van mijn collega Schalk aangenomen, waarin de regering gevraagd wordt de natuurdata in de Nationale Databank Flora en Fauna gratis ter beschikking te stellen aan vergunningaanvragers. De minister heeft daar positief op gereageerd. Wanneer is het zover?

Voorzitter. Volgens het regeerakkoord zou er een rechtsvergelijkend onderzoek gedaan worden naar de wijze waarop Europese milieurichtlijnen in verschillende lidstaten zijn ingevoerd. Inmiddels liggen er de nodige rapporten met betrekking tot de Vogel- en Habitatrichtlijn. Er ligt onder meer een rapport dat erop wijst dat in het soortenbeschermingsregime bij de interpretatie van de richtlijnen de wegen soms uiteenlopen, waarbij Nederland het strengst in de leer is. Welke lessen trekt de minister op hoofdlijnen uit deze rapporten? Relevante verschillen zitten volgens mij ook in de wijze waarop de rechter naar de bepalingen kijkt. Ik heb de indruk dat de Raad van State anders naar het natuurbeschermingsregime kijkt dan bijvoorbeeld het Bundesverfassungsgericht in Duitsland. Neemt de minister dit mee in haar rechtsvergelijkend onderzoek?

Voorzitter. Als wetenschap en wetgeving elkaar raken, wordt het zomaar spannend. Dat geldt zeker ook het stikstofdossier. Beleid en wetgeving vragen een precisering die de wetenschap, denk ik, niet kan leveren. Ik noem de kritische depositiewaarde. Al komt dat woord in de voorliggende voorstellen amper voor, het beleid staat of valt er wel mee. Ligt een habitat in een gebied dat daaronder blijft, dan staat alles op groen; ligt een habitat in een gebied dat daarboven komt, dan staat alles op rood. In opdracht van de overheid zijn tot op de komma nauwkeurig waarden bepaald, terwijl de wetenschap aangeeft dat het heel gebiedsafhankelijk is en er sprake is van grote bandbreedtes. En nu wil de minister er in een nieuw wetsvoorstel zelfs een landelijk doel aan wijden, als nieuwe omgevingswaarde. Ik noem ook het verplichte gebruik van rekenmodel AERIUS. Dat berekent tot op de hectare en tot twee cijfers achter de komma nauwkeurig de depositie als gevolg van een individueel project. De commissie-Hordijk heeft inmiddels aangegeven dat dit veel te gedetailleerd is. Ik vraag de minister om te reflecteren op deze spanning tussen wetenschap en wetgeving. Hoe gaat zij voorkomen dat wij de wetenschap overvragen?

Ik dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.