Plenair Schalk bij gezamenlijke behandeling



Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik moet eerlijk zeggen dat ik me wat ongemakkelijk voel. Enige tijd geleden heeft u me duidelijk gemaakt dat ik niet zomaar van alles mee mag nemen naar dit spreekgestoelte, geen muziek, geen toeters en bellen. Maar eigenlijk had ik graag iets meegenomen om duidelijk te maken wat ik vandaag in ieder geval ga inbrengen, namelijk een stokpaardje. U kent ze wel. Elke partij heeft er wel eentje. Ik noem ze even op grootte, althans volgens de huidige stand van zaken bij de fracties. De VVD heeft als stokpaardje de markt, of misschien zelfs het individu. Het CDA: een beetje afhankelijk van de woordvoerder, maar "zorg voor elkaar". GroenLinks: klimaat. D66 heeft er een hele serie, maar laat ik zeggen "Europa moet het even oplossen". De Partij van de Arbeid: ik dacht aan de rode rozen, maar uiteindelijk heb ik gekozen voor de salariskloof tussen mannen en vrouwen. De PVV: de islam. De fractie-Van Pareren: weet ik nog niet. De SP: huurwoningen. Fvd: Baudet. De ChristenUnie: aanpak van eenzaamheid. De Partij voor de Dieren is tegen het berijden van stokpaardjes. 50PLUS: iets met pensioenen. Fractie-Otten: FvD. OSF: het basisinkomen. En dan heb ik de SGP voor het laatst bewaard. Het is afhankelijk van het onderwerp, maar — ik geef het toe — bij het Belastingplan is het stokpaardje de eenverdiener. Helaas mocht ik het niet meenemen, maar ik ga het straks wel even berijden.

Maar er zijn meer onderwerpen waar de fractie van de SGP aandacht voor vraagt. Laat ik nog een keer van groot naar klein gaan. Ik begin bij de CO2-heffing en zak langs allerlei onderwerpen af naar het individuele niveau, om te eindigen bij dat stokpaardje. Van groot naar klein betekent overigens niet dat het kleinere van minder belang is. Dat kan voor mijn fractie weleens precies andersom werken.

Eerst de CO2-heffing. In de schriftelijke ronde heb ik gevraagd naar de toegevoegde waarde van een nationale heffing. Het antwoord is in feite: inspelen op het Klimaatakkoord en op de Europese regelgeving. Die beide elementen in het antwoord zijn voor mijn fractie niet echt vertrouwenwekkend. Waarom maken we ons zo afhankelijk van dergelijke grootheden, onhaalbare grootheden wellicht?

Dan de ODE-heffing. Na een forse stijging in 2020 wordt voorgesteld om ook in 2021 en 2022 de heffing nog verder te laten oplopen. Je ziet dat een kleine groep, met name in de glastuinbouw, een forse lastenverzwaring krijgt en dat de echte grootverbruikers, die in de hoogste schijf vallen, relatief minder belasting betalen dan bedrijven die in de derde schijf vallen. In die derde schijf is het tarief vele malen hoger dan in de vierde schijf. Heeft de staatssecretaris daar een sluitende argumentatie voor? Waarom de tarieven niet meer gelijkgetrokken? Kortom, voldoet deze heffing nog aan het draagkrachtbeginsel? Daarnaast heeft de SGP-fractie grote twijfels over de uitwerking van die belasting. Bedrijven die van gas naar elektriciteit gaan, krijgen te maken met een fors stijgende energierekening. Dat werkt de elektrificatie toch tegen? Ondernemers in de glastuinbouw proberen met innovaties hun gas- en energieverbruik te verminderen, maar worden gestraft met een hogere heffing. Hoe gaat de staatssecretaris dat voorkomen en waarom wordt deze stijging niet getemperd?

Voorzitter. Ik ga naar de ovb. De differentiatie in de overdrachtsbelasting is goed voor jongeren en starters. Ze hebben het vaak al lastig genoeg om hun financiën op orde te krijgen. Mooi om de jongeren zo een handje te helpen bij de aankoop van hun eerste huis. Maar de uitvoering is wel ingewikkeld, met name van het amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen dat ervoor zorgt dat de belasting alleen bij woningen tot €400.000 afgeschaft wordt. Je kunt problemen krijgen doordat woningkopers die aankoop willen splitsen, bijvoorbeeld van de grond en het huis. Je kunt ook problemen krijgen bij de makelaar of de notaris als er een huis te koop staat voor €410.000. Een iets lagere prijs scheelt die starter duizenden euro's overdrachtsbelasting. Waarom is er niet gekozen voor een zogenoemde "zachte grens", waarbij je alleen voor het bedrag boven een bepaalde grens belasting moet betalen? De differentiatie zorgt ook voor financiële problemen bij de woningcorporaties. Zij moeten bij de aankoop van woningen meer belasting afdragen. Hoe wordt dat voorkomen? Welke maatregelen zijn er genomen om woningbouwcorporaties niet te beknotten in hun taken?

Voorzitter, de BIK. In mijn schriftelijke inbreng heb ik aandacht gevraagd voor het gevaar dat BIK-gelden via allerlei constructies naar het buitenland vloeien. Inmiddels is al geacteerd op dit thema; de novelle ligt gereed. Typisch geval van een belangwekkend onderwerp dat verstopt zit in het Belastingplan, maar goed. Mooi dat dit probleem door de regering onderkend wordt en dat er actie op wordt ondernomen, want er zit veel belastinggeld in de BIK. Dat moet wat de SGP betreft terechtkomen bij Nederlandse bedrijven en liefst zo veel mogelijk bij mkb-ondernemingen. Kan de staatssecretaris garanderen dat door de wijziging in de novelle echt geen gelden onbedoeld naar buitenlandse bedrijven gaan?

Ik had ook wat vragen over het moment van openstelling van het loket. Dat wordt pas september 2021. Uit de schriftelijke beantwoording blijkt dat de staatssecretaris dat nodig acht, omdat het aanpassen van de geautomatiseerde systemen complex is en om input vraagt van externe partijen. Dat maakt mij wel extra bezorgd. Is die 1 september een harde datum? En waarom niet zo veel eerder als mogelijk is?

De box 3-heffing is inmiddels een slepende discussie. De invoering van belasting op werkelijk rendement wordt steeds meer vooruitgeschoven. De staatssecretaris laat de mogelijkheden onderzoeken. Worden daarin ook gelijk concrete voorstellen gedaan, die meegenomen worden bij de formatie na de komende verkiezingen? Het voorstel dat nu voorligt, zorgt voor een stijging van het tarief. Is dat alleen om de stijging van het heffingsvrije vermogen te dekken? Gezien de brede discussie over box 3 en de twijfels over de rechtvaardigheid van de heffing is mijn fractie geen voorstander van de tariefstijging. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

Voorzitter, nu kom ik op het inkomensbeleid. Eerst de zelfstandigenaftrek die versneld wordt afgebouwd, terwijl te verwachten is dat er een proces op gang komt waarbij de arbeidsmarkt wellicht verder verbouwd zal worden. Het dichten van de onnatuurlijke kloof tussen zzp'ers en werknemers zal daar onderdeel van zijn. Nu wil de staatssecretaris de belastingheffing voor zelfstandigen al vergaand aanpassen, ten nadele van de zelfstandigen. Loopt de staatssecretaris daarmee niet vooruit op de bredere discussie over de toekomst van de arbeidsmarkt?

Ik wil ook nog een lans breken voor mensen met een laag inkomen. De marginale druk voor mensen met een inkomen tussen €22.000 en €32.000 is nog steeds heel hoog. In feite komt het erop neer dat iemand die €1.000 meer gaat verdienen, slechts €200 daarvan overhoudt: 80% belasting. Dat is het resultaat van de snelle afbouw van toeslagen en heffingskortingen. Hier zijn de verhoudingen toch volslagen zoek?

Ten slotte, de eenverdieners, mijn stokpaardje. De feiten wijzen uit dat er op dit moment eenverdieners zijn die bijna zeven keer zoveel belasting betalen als tweeverdieners met hetzelfde gezamenlijke inkomen. De staatssecretaris heeft dat bij de Algemene Financiële Beschouwingen betwijfeld, maar hij is op zijn schreden teruggekeerd en heeft het in de schriftelijke beantwoording bevestigd. Die bevestiging is fijn, maar de situatie is natuurlijk dramatisch. Een terugblik laat dat zien.

Toen ik in 2015 in deze Kamer mocht aantreden, was het zo dat de eenverdiener vijf keer zoveel belasting betaalde. Toen heb ik mijn eerste motie ingediend, die vroeg om de substantiële verschillen te verkleinen. Deze motie werd destijds aanvaard. Echter, van vijf keer werd de kloof verdiept naar zes keer zoveel. Daarbij bleek in 2016 ook nog eens de onevenredig hoge marginale druk. Ik pak de draad van de geschiedenis weer op. In 2017 beloofde het regeerakkoord dat het huidige kabinet een verdere verdieping van die kloof zou tegengaan door ervoor te zorgen dat het inkomenspakket voor evenwicht tussen een- en tweeverdieners zorgt. In 2018 was er een rapport van het CPB, waarin werd aangegeven dat de grenzen van de eerlijkheid inmiddels overschreden waren. Vorig jaar bleef het nog net onder de zes keer zoveel, maar deze keer is het weer raak, nu naar zeven keer zoveel. De antwoorden op de schriftelijke vragen stellen mij niet gerust. Er worden vergelijkingen getrokken die gewoon niet opgaan. Denk bijvoorbeeld aan de vergelijking van tweeverdieners die samen €80.000 verdienen en een eenverdiener die €40.000 verdient. Dat is niet eens appels met peren vergelijken.

De werkelijkheid is dat de kloof onevenredig groot is. Bij een inkomen van €60.000 betalen eenverdieners nog steeds zo'n drie keer zoveel belasting. Maar goed, dan hebben ze ook een inkomen dat behoorlijk ver boven modaal ligt. Het inkomen van €40.000 is net bovenmodaal. Daarbij kan zeven keer zo veel belasting worden betaald. Mijn fractie zegt dat dit gewoon niet kan. Is de staatsecretaris dat ten diepste met mij eens? Waarom doen we niet gewoon wat aan die kloof? Waarom blijft het bij commissies en onderzoeken, terwijl de feiten zo duidelijk zijn? Nu komt er een commissie draagkracht. Dat is allemaal mooi, maar waar blijft het oordeel over de huidige situatie? De cruciale vraag voor mijn fractie is dit jaar: hoe kan de fractie van de SGP in de Eerste Kamer dit Belastingplan steunen? Dat is toch volstrekt ongeloofwaardig?

Voorzitter. Ik stap van mijn stokpaardje af en hoop op verfrissende antwoorden van de staatssecretaris. Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Crone namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Meneer Schalk, ik was even bang dat u naar de Franse vertaling van "het stokpaardje" zou gaan: la marotte.