Plenair Nicolaï bij voortzetting behandeling Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19



Verslag van de vergadering van 26 januari 2021 (2020/2021 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en vooral ook voor de toezegging dat wij als Kamer eind februari in ieder geval een hoop informatie krijgen omtrent de weging of het wel veilig is om de verkiezingen in maart te laten doorgaan. Ik had in mijn betoog in eerste termijn gewezen op een onderzoek naar de Franse gemeenteraadsverkiezingen, waaruit bleek dat de mortaliteit aanzienlijk gestegen was. Er werd voor die stijging zelfs een percentage van 21,8% naar voren gebracht. Ook voor de eventuele ambtenaren vermeld ik dat dit gaat over IZA Discussion Paper nummer 13335. Is de minister bereid te kijken of er onderzoeken zijn met betrekking tot verkiezingen die al hebben plaatsgevonden in de coronaperiode? Daar werden overigens ook de coronamaatregelen gerespecteerd. Is daar iets uit te halen wat van belang is met betrekking tot het gevaar dat wij lopen als wij naar die stemlokalen gaan?

In verband daarmee heb ik ook gevraagd waarom het OMT nog steeds niet om advies is gevraagd. Ik heb daar geen duidelijk antwoord op gekregen. Ik denk dat het voor velen hier van groot belang is dat het OMT om advies gevraagd wordt. Op dat punt wil ik graag een motie indienen. Die luidt als volgt:

De voorzitter:

Door de leden Nicolaï en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is dat het OMT gevraagd wordt te adviseren over de vraag of het realiseren van de verkiezingen in maart 2021 verantwoord is met het oog op het voorkomen van verdere verspreiding van COVID-19;

verzoekt de regering om op korte termijn bij het OMT advies in te winnen over de vraag of het realiseren van de verkiezingen in maart 2021 verantwoord is met het oog op het voorkomen van verdere verspreiding van COVID-19, en wekelijks aan het OMT te vragen het advies te actualiseren naar de stand van zaken op dat moment, en deze adviezen aan de Eerste Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter I (35654).

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter. Ik heb uitvoerig aandacht besteed aan de vraag of het gelijkheidsbeginsel niet geschonden wordt door de bepaling in de wet dat briefstemmen uitsluitend voor 70-plussers wordt opengesteld. Ik heb gemerkt dat bij andere Kamerleden toch wel een zekere schroom aan de orde is. De vraag is of we niet bezig zijn met een wet waarbij een criterium wordt gehanteerd waardoor het gelijkheidsbeginsel inderdaad geschonden wordt. Ik heb ook gemerkt dat bij anderen de bereidheid om er nu direct wat aan te doen niet aanwezig is, maar ik hoorde de heer Van der Burg ook zeggen dat we als de verkiezingen eventueel worden uitgesteld, een hele nieuwe situatie krijgen. Mijn fractie zou het toch wel heel belangrijk vinden om dan toch nog eens te kijken naar de mogelijkheid om dat briefstemmen voor iedereen open te stellen. Op dat punt heb ik een motie en die wil ik graag voorlezen.

De voorzitter:

Door de leden Nicolaï en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering heeft aangegeven dat het logistiek niet mogelijk zou zijn om voor de verkiezingen in maart 2021 briefstemmen voor iedere kiezer mogelijk te maken;

overwegende dat er een kans bestaat dat zich een situatie gaat voordoen waarin de verkiezingen moeten worden uitgesteld in verband met de COVID-19-epidemie;

overwegende dat als er geen logistieke onmogelijkheid meer is om briefstemmen voor iedere kiezer mogelijk te maken, het wenselijk is dat de regering heroverweegt of die mogelijkheid kan worden ingevoerd om ook andere kwetsbaren te beschermen;

verzoekt de regering om te onderzoeken of bij uitstel van de verkiezingen de wet met spoed kan worden aangepast teneinde uitsluitend voor de Tweede Kamerverkiezing in 2021 voor eenieder de mogelijkheid te openen om per brief te stemmen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter J (35654).

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter, dan het laatste punt. Mijn fractie is voor briefstemmen, maar dan moet het ook wel veilig en zonder fraudegevoeligheid kunnen. Het verbaasde mij enigszins dat de minister zich op het standpunt stelde dat ook een stempas die niet ondertekend is, kan meetellen. De minister zei het al, maar ik wil nogmaals vragen of zij kan vertellen uit welke bepaling in de wet voortvloeit dat die verplichting in artikel 11c, derde lid — "de kiezer ondertekent de op de stempas gestelde verklaring dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld" — voor sommigen niet zou gelden. Dat is de eerste vraag.

Daar wil ik een tweede vraag aan toevoegen, uit belangstelling. Er zijn kennelijk mensen die niet in staat zijn hun handtekening te zetten, daar hebben we het over gehad. Nou hebben we dat briefstemmen ingevoerd, maar dat was er vroeger niet. Hoe zat het dan als die mensen een volmacht wilden tekenen? Dat moet toch ook gebeurd zijn? En ik neem aan dat dat in zo'n situatie wel kon, maar ook met een verklaring erbij of een identiteitsbewijs waaruit bleek dat betrokkene niet in staat was om die handtekening te zetten. Dat brengt mij toch weer een beetje tot de vraag die andere leden ook gesteld hebben: zou het niet zinvol zijn om daar nog eens goed naar te kijken, om te voorkomen dat we in een situatie komen dat er straks bij de rechter gesteggeld gaat worden over de vraag of stembiljetten zijn meegeteld die niet meegeteld hadden mogen worden?

Voorzitter, dat was mijn laatste punt.

De voorzitter:

Dank, meneer Nicolaï. De heer Dittrich.

De heer Dittrich i (D66):

Eén vraag over de eerste motie, over het OMT en de adviezen die het OMT moet geven. Ik heb de motie niet bij de hand, maar volgens mij vraagt u dat het OMT periodiek moet informeren en dat zij uiteindelijk ook moeten adviseren of de verkiezingen moeten doorgaan of niet. Mijn vraag aan de heer Nicolaï is: vindt u het niet gevaarlijk om dan als het ware een politieke beslissing neer te leggen op het bordje van het OMT? Het OMT zijn toch wetenschappers die vanuit hun perspectief moeten kijken naar de volksgezondheidsaspecten, en uiteindelijk is het dan toch aan de politiek om te overwegen: wat gaan we doen met deze adviezen? Haalt u het niet door elkaar, en brengt u het OMT niet in een gevaarlijke positie als u dat zo aan het OMT vraagt? Ik vraag dat uit belangstelling. Ik ben gewoon een beetje aan het kauwen op het voorstel van u, dus graag een reactie.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ja, het is goed dat die vraag nog een keer gesteld wordt. Ik bedoel, uiteindelijk is het natuurlijk niet het OMT dat de beslissing neemt of de verkiezingen al of niet doorgaan. Het OMT geeft een advies over hoe veilig het is met betrekking tot de verspreiding van COVID-19 om die verkiezingen te laten plaatsvinden. En als de wetenschappers dan zeggen dat dat eigenlijk net zo onveilig is als naar een theater of bioscoop of een ander evenement gaan, en die onveiligere situatie ook niet is op te lossen op een andere manier, dan is dat natuurlijk een gegeven voor iedereen, ook voor deze Kamer, waar we rekening mee kunnen houden met betrekking tot de vraag: gaan wij ermee akkoord dat die verkiezingen plaatsvinden, of gaan wij erop aansturen dat de verkiezingen worden uitgesteld? Dat is het doel van de motie.

De heer Dittrich (D66):

Maar uiteindelijk komt het dan toch op het bordje van het OMT terecht om dat advies te geven, wat heel kort voor de verkiezing van 17 maart zal zijn. En ik kan me zo voorstellen dat het OMT denkt: wij willen die verantwoordelijkheid niet; laat de politiek dat maar beslissen. En als ik zo naar uw motie kijk, die ik inmiddels in mijn handen heb, dan staat daar ook helemaal niet een termijn of iets dergelijks in waarin u dat advies zou willen hebben. Dus laat ik het erbij laten dat ik mijn zorg uitspreek dat door de motie het OMT in een politiek debat wordt getrokken waar het niet in getrokken zou moeten worden. Daarom ben ik belangstellend naar het antwoord van de minister op uw motie.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik had de minister al horen zeggen dat ze het OMT ook zou raadplegen, dus dat gaat sowieso gebeuren. Mijn motie vraagt om dat op korte termijn te doen. En mijn motie zegt ook dat we iedere keer weer moeten kijken hoe de situatie zich ontwikkelt, dus daar willen we dan ook graag advies over. En tja, ik begrijp niet helemaal wat de heer Dittrich nou eigenlijk naar voren brengt, want het OMT heeft ook voor de avondklok geadviseerd en die wordt vervolgens ingevoerd. Dus: je hebt adviezen en je hebt de verantwoordelijken. En de verantwoordelijke is natuurlijk niet het OMT. Dat is de regering, of in dit geval het parlement, want als de verkiezingen worden uitgesteld, dan worden de Kamers daar ook bij betrokken.

De heer Raven i (OSF):

Ik vroeg me af of er niet ook een rol voor de veiligheidsregio's is weggelegd. De afgelopen jaren hebben we namelijk regelmatig gezien dat de veiligheidsregio's op het laatste moment activiteiten wel of niet hebben afgelast. Zou zich zo'n situatie dan ook niet kunnen voordoen in het geval van verkiezingen op lokaal niveau?

De heer Nicolaï (PvdD):

Wat moet ik daarop zeggen? Ik zou het niet weten. Uiteindelijk is het een weging en die weging komt eerst bij het kabinet. Het kabinet kan al of niet voorstellen om de wet aan te passen zodat de verkiezingen worden uitgesteld. Daar zijn we gewoon straks bij betrokken. De veiligheidsregio is er helemaal niet bij betrokken, wij zijn erbij betrokken.

De heer Raven (OSF):

Het was misschien ook een vraag voor de minister om daar nog eens op te reflecteren, maar ikzelf denk dat de veiligheidsregio daar wel per regio een taak heeft.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik heb daar geen antwoord op.

De heer Janssen i (SP):

Nog even om het scherp te krijgen, ook wat betreft het interruptiedebatje tussen de heer Nicolaï en de heer Dittrich. De heer Nicolaï is het toch met mij eens dat waar hij in zijn motie het OMT een oordeel vraagt of iets verantwoord is, dat toch niet aan het OMT is? Ik sla een beetje aan op het woord "verantwoord", want daar gaat het niet om. De minister heeft gezegd dat zij het OMT gaat vragen wat de gevolgen zijn als de verkiezingen op 17 maart worden georganiseerd. Dat doe je dan ruim voor 8 maart, heb ik als datum meegekregen. Maar dit is dan toch anders dan zoals het nu werkt met een advies van het OMT, dat eigenlijk een bestuurlijk afstemmingsoverleg betreft, waarna vervolgens het kabinet besluit? Het is toch niet aan het OMT om te vragen of iets verantwoord is? Je kunt toch alleen feitelijk aan het OMT vragen wat de gevolgen zijn als wij op 17 maart die verkiezingen organiseren? Maar dat kun je pas doen heel kort voor 17 maart, want nu kun je nog niet inschatten wat er op 17 maart aan de hand is.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik heb het idee dat de adviezen die regelmatig worden ingewonnen bij het OMT niet zo luiden zoals de heer Janssen naar voren brengt. Als gevraagd wordt of een avondklok nodig is, wordt daarop geantwoord. Ik begrijp overigens wel, ook in het verhaal van de heer Janssen en de heer Dittrich, dat we heel goed moeten onderscheiden waar de politieke verantwoordelijkheid ligt en waar de deskundigenadvisering ligt. Mijn motie is er niet op gericht om het OMT de keuze te laten maken. Mijn motie is erop gericht om, waar de minister heeft toegezegd om het OMT iets te vragen, daar advies over te vragen. Dan is vervolgens de weging aan de politiek.

De heer Janssen (SP):

Het gaat er dan dus om het OMT in kaart te laten brengen wat de gevolgen zijn van het organiseren van verkiezingen op 17 maart. Maar dat kun je niet zes weken van tevoren gaan doen. Dan moet je in allerlei modellen gaan denken. Dat zou kunnen, maar het is toch het meest effectief om dat in de eerste week van maart te doen. Dan kun je kijken wat de situatie is. Je kunt dan twee weken vooruitkijken en bekijken wat de gevolgen zijn. Dan is het aan de politiek om ermee te doen wat ze ermee wil doen. Maar dat "verantwoord" of "nodig" is niet wat volgens mij van het OMT gevraagd mag worden.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat laatste ben ik eens met de heer Janssen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is ten slotte het woord aan de heer Rombouts, die echter niet aanwezig is. O, de heer Rombouts is wel aanwezig. Dan is het woord aan de heer Rombouts namens het CDA. Hij was even buiten mijn gezichtsveld.