Plenair Kox bij behandeling Huurprijzen woonruimte



Verslag van de vergadering van 16 maart 2021 (2020/2021 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag is het precies negen maanden geleden dat ik in deze Kamer een motie indiende waarin het huurbeleid van de minister van Wonen werd afgekeurd en waarin de minister werd opgeroepen alsnog een tijdelijke huurstop dan wel substantiële preventieve maatregelen van vergelijkbare aard mogelijk te maken. Het is fijn dat de minister van Wonen vandaag bij ons over de vloer is, en ook onze collega Henk Nijboer uit de Tweede Kamer. Met hen gaan we in deze Kamer een drietal nieuwe wetsvoorstellen inzake het huurbeleid bespreken, waaronder het initiatiefvoorstel van collega Nijboer, waarmee ik hem al op voorhand complimenteer. Het is al een hele klus om een initiatiefwetsvoorstel in te dienen, maar om het met algemene stemmen door de Tweede Kamer te krijgen, is een nog veel grotere klus. Dat betekent dat er goed werk is geleverd.

Voorzitter. We bespreken die wetsvoorstellen in het kader van een meer algemeen oordeel over het huurbeleid als zodanig, ook om te beoordelen of en in hoeverre de minister, nadat haar huurbeleid negen maanden terug door deze Kamer werd afgekeurd, tegemoet is gekomen aan de expliciete wens van deze Kamer en of daardoor de verhouding tussen regering en Kamer is veranderd. Dit is een mooi moment om zo'n tussenbalans op te maken, daags voordat de kiezers een nieuwe Tweede Kamer samenstellen, waarna die een nieuwe regering mag gaan vormen. Die regering zal onder meer een nieuw huur- en woonbeleid gaan formuleren. Dat zal ook invloed hebben op ons hier, indirect, maar onmiskenbaar.

Voorzitter. Laat ik met het beste nieuws beginnen. De minister heeft ons onlangs per brief laten weten dat ze per ministeriële regeling het maximale huurverhogingspercentage voor de gereguleerde huursector op 0 heeft gezet. Dat betekent dat er voor alle huurders in de sociale sector dit jaar dus geen jaarlijkse huurverhoging komt. Noemde de minister een dergelijke generieke maatregel negen maanden terug nog "niet doeltreffend", nu meldt ze ons dat ze met dit besluit bijdraagt aan de betaalbaarheid van woningen voor huurders in deze sector. Daarmee voert de minister alsnog in belangrijke mate de oproep van deze Kamer van negen maanden terug uit. Daarmee maakt ze mijn fractie en naar ik aanneem een groot deel van deze Kamer buitengewoon blij. Laat ik daaraan toevoegen dat ik aanneem dat de minister vandaag zal bevestigen dat zij het door de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen wetsvoorstel inzake de maximering van de huurprijsverhoging in de vrije sector steunt. Waar de minister negen maanden terug nog van mening was dat de huren in die sector wel mochten stijgen met de inflatie plus 2,5%, gaat ze nu akkoord met een maximale stijging met de inflatie plus 1%. Ook hier zet de minister een stap in de goede richting, en ook daar is mijn fractie blij mee. Blijft wel staan dat ook de voor dit deel van de huursector door deze Kamer gevraagde tijdelijke huurstop nog niet gerealiseerd wordt. Graag hoor ik van de minister of er voor haar redenen zijn om, mede vanwege de bovengemiddeld grote risico's voor alle huurders in coronatijd, alsnog ook voor de huurders in de vrije sector een tijdelijke huurstop tot de mogelijkheden te laten behoren. Ik neem aan dat de initiatiefnemer daartegen geen bezwaar zal hebben, maar ik hoor vanzelfsprekend graag ook zíjn mening daarover. Ik prijs hem in ieder geval voor zijn geslaagde initiatief, waarmee hij het aanvankelijke plan van de minister van tafel wist te krijgen. Ik weet dat de initiatiefnemer overigens van mening is dat er sowieso een plafond gelegd zou moeten worden als het om huurprijzen gaat. Zijn nu voorliggende wetsvoorstel voorziet daar nog niet in en zal, indien hij een absolute maximering van de huurprijzen weet te bewerkstelligen, daar te zijner tijd daartoe moeten worden aangepast, denk ik. Zie ik dat goed? Ik krijg daar graag een toelichting op.

Voorzitter. Eerder stemde deze Kamer in met het voorstel van de minister tot eenmalige huurverlaging in de sociale sector voor zo'n kwart miljoen huurders. De minister plaatste ook dát voorstel in haar invulling van het dictum van de Kameruitspraak inzake haar huurbeleid, van negen maanden terug. De Kamer steunde zoals gezegd dat voorstel, maar steunde ook mijn motie die de minister opriep te onderzoeken hoe een dergelijke verlaging wellicht ook te realiseren zou zijn voor huurders in de vrije sector. Ik hoor graag van de minister hoe het met de uitvoering van die aangenomen motie staat. Mocht de minister ook hier tegemoetkomen aan de wens van deze Kamer, dan zou ze mijn fractie en ik neem aan de grote meerderheid van deze Kamer nog blijer maken.

Vandaag voegt de minister nog twee andere wetsvoorstellen toe aan haar huurbeleid. Met die voorstellen is mijn fractie helaas veel minder blij. Het voorstel van de minister inzake een tijdelijke huurkorting geeft immers geen extra rechten aan huurders, maar neemt slechts een belemmering voor verhuurders, in dit geval woningcorporaties, weg om een eventuele huurverlaging mogelijk te maken. Het wetsvoorstel klinkt op het eerste gehoor wellicht aantrekkelijk omdat het de deur openzet voor een mogelijke huurverlaging, maar brengt een wellicht voor veel huurders onverwacht en uiterst onaangenaam huurinhaaleffect met zich mee. Voorstellen in de Tweede Kamer tot een verzachting van dat effect werden helaas door de minister ontraden en door een Kamermeerderheid verworpen. Mag ik de minister vragen of er voor haar bij nader inzien wellicht alsnog redenen zijn om een dergelijke verzachting van het huurinhaaleffect te heroverwegen?

Voorzitter. Het voorstel van de minister inzake wijziging van de huurverhogingsmogelijkheden en de inkomensgrenzen in de Woningwet was oorspronkelijk deels oneerlijk en deels onvolkomen. Het was oneerlijk omdat het de grens verlaagde waarboven een eenpersoonshuishouden niet meer in aanmerking zou komen voor een woning van een woningcorporatie in de reguliere sector. Dat was een regelrechte singlesstraf. Het was ook oneerlijk omdat het de tot nu toe bestaande uitzondering van de AOW van de inkomensafhankelijke huurverhoging schrapt, zonder daar een degelijke en deugdelijke verklaring voor te geven. Als de minister die heeft, dan hoor ik die vandaag alsnog graag van haar. De extra huurverhogingen voor laaggeprijsde woningen vragen ook om nadere uitleg.

Voorzitter. Het voorstel was en blijft onvolkomen omdat het de inkomensgrens voor meerpersoonshuishoudens verhoogt, maar onvoldoende om de meerpersoonshuishoudens die geen serieuze kans op de woningmarkt hebben, in aanmerking te laten komen voor een woning in de gereguleerde sector. Inmiddels heeft de minister de verlaging van de grens voor eenpersoonshuishoudens ingetrokken. Dat is goed nieuws, maar ze heeft de verhoging van de inkomensgrens voor meerpersoonshuishoudens afgewezen. Dat betreurt mijn fractie zeer. De minister zegt dat een verdere verhoging, naar pakweg €55.000, anderhalf maal modaal, in strijd zou zijn met EU-regelgeving inzake staatssteun aan woningcorporaties, omdat twee derde van de bevolking dan aanspraak zou kunnen maken op een woning in de gereguleerde sector. Dat lijkt inderdaad veel, maar door de krapte op de woningmarkt zijn de prijzen door het dak gegaan. Die zijn niet meer op te brengen voor een groot deel van de bevolking. Mag ik de minister vragen om nog eens uit te leggen waarom ze een grote groep huishoudens die geen reëel alternatief voor passende huisvesting op de woningmarkt heeft, uitsluit van toegang tot de gereguleerde sector? Heeft ze werkelijk angst voor ingrijpen door Brussel of zijn er nog andere redenen om haar terughoudendheid te verklaren? En mag ik de minister ook vragen hoe het staat met de uitvoering van de motie van mijn collega Sandra Beckerman om het Nibud een onderzoek te laten doen naar de financiële situatie van huurders in de vrije en de sociale sector?

Voorzitter. Kortom, mijn fractie is blij met de door de minister ingevoerde tijdelijke huurstop voor de sociale sector en met de door het initiatief-Nijboer te realiseren ingrijpende beperking van de huurverhogingen in de vrije sector. Maar er is weinig vreugde over de zojuist door mij besproken nieuwe wetsvoorstellen. Dat geldt ook voor wat er vorige week in de Tweede Kamer gebeurde. De voormalige coalitiepartijen hielpen het amendement-Koerhuis, dat een verlenging van tijdelijke huurcontracten mogelijk maakt, aan een meerderheid, terwijl wij daar juist vanaf willen. Die tijdelijke huurcontracten zijn een product van het neoliberale denken en leiden tot huuropdrijving en grotere onzekerheid voor huurders. Mag ik van de minister weten hoe zij over deze laatste oprisping van het neoliberale woonbeleid denkt? Die verdraagt zich volgens mij slecht met de door de verschillende partijen aan de kiezers gepresenteerde woonvoorstellen.

Voorzitter. Als mijn fractie een voorlopige balans opmaakt van de stappen die deze minister heeft gezet sinds de afkeuring van haar huurbeleid door deze Kamer negen maanden geleden, constateert onze fractie dat er laat maar toch heel wat stappen door de minister zijn gezet. Maar er gaat ook nog heel wat niet goed. Over dat laatste heb ik zojuist gesproken.

Laat ik positief eindigen door de stappen vooruit nog even samen te vatten. Er komt eindelijk een generieke huurstop voor de 2,3 miljoen huurders van een corporatiewoning, zoals deze Kamer vroeg. Dankzij het initiatiefvoorstel van collega Nijboer komt er weliswaar geen huurstop in de vrije sector, waar deze Kamer om vroeg, maar wel een stevige generieke beperking van de jaarlijkse huurverhoging voor de 1 miljoen huurders in die sector. Als je de substantiële eenmalige huurverlaging voor een kwart miljoen huurders van corporatiewoningen en de mogelijkheid, althans voor corporaties, tot tijdelijke huurverlaging als huurders te zeer in de verdrukking raken, daarbij optelt, dan kan de conclusie zijn dat de minister nu gelukkig veranderingen doorvoert die ze negen maanden geleden nog niet zag zitten, waardoor ze in een frontale botsing met deze Kamer kwam. Ik noem dat grote winst voor de huurders van Nederland.

Ik complimenteer de minister voor haar bereidheid alsnog haar beleid in de door de deze Kamer gewenste richting bij te buigen. Ik complimenteer zeker ook de collega's in de Tweede Kamer voor hun vasthoudendheid om de minister daartoe te brengen. Collega Nijboer verleidde de minister tot een aanzienlijk milder huurbeleid ten aanzien van de huren in de vrije sector. Met haar huurstopmotie wist collega Beckerman de minister er ten langen leste van te overtuigen dat het verstandig zou zijn om ja te zeggen tegen dat voorstel en dat een huurstijging van 0% in die sector in ieder geval dit jaar genoeg zal zijn. Dat de corporaties voor de gederfde huur gecompenseerd worden via de verlaging van de BIK vindt mijn fractie niet meer dan redelijk, net zo goed als we het niet meer dan redelijk vinden dat het nieuwe kabinet de verhuurderheffing ten grave zal dragen en daarmee de investeringsruimte voor woningcorporaties beduidend zal vergroten.

Voorzitter. Negen maanden geleden betoogde ik dat ten aanzien van het tot dan toe gevoerde huurbeleid toch echt een wissel om moest, omdat de minister op een dood spoor zat. Het lijkt erop dat de botsing tussen de Kamer en de regering die wissel heeft omgezet, waardoor het huurbeleid stap voor stap is bijgesteld. Op basis van de verkiezingsprogramma's die de partijen de afgelopen tijd voorgelegd hebben, ligt het in de rede dat het nieuwe kabinet nog beduidend verdergaande maatregelen zal treffen om de huren in de hand te houden en niet langer op te jagen, maar wellicht zelfs te verlagen om de betaalbaarheid van huurwoningen te vergroten. Veel partijen hebben geconcludeerd dat een ongereguleerde woningmarkt geen soelaas biedt om iedereen van een goede en betaalbare woning te voorzien, wat toch een fundamenteel mensenrecht zou moeten zijn. Het besef lijkt er te zijn dat we van volkshuisvesting weer een gemeenschappelijke taak moeten maken, onder regie van een echte minister van Volkshuisvesting, die over voldoende middelen beschikt om de daad bij het woord te voeren. De afschaffing van de ooit als tijdelijk bedoelde verhuurderheffing, die een rem op de sociale woningbouw is geworden, lijkt op brede steun te kunnen rekenen. Vrijwel alle partijen onderkennen dat het nieuwe ministerie van Volkshuisvesting alles op alles zal moeten zetten om grootscheeps te gaan bouwen en bestaande woningen te verduurzamen, waardoor de krapte in het woningaanbod wordt beperkt en daarmee ook de algehele prijsopdrijving. Ik hoor graag van de minister of zij deze analyse deelt.

Ik zie hoe dan ook uit naar de reacties van zowel de initiatiefnemer als de minister op onze vragen en opmerkingen en die van de andere fracties. In tweede termijn hoop ik tot een meer finaal oordeel te kunnen komen over hoe de relatie tussen deze minister en deze Kamer er vanaf vandaag bij staat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen van de fractie van 50PLUS.