Plenair Nicolaï bij behandeling Beleidsdebat Koninkrijksrelaties



Verslag van de vergadering van 6 april 2021 (2020/2021 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.53 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn heldere betoog. Ik heb hem leren kennen als een hele bevlogen man. Ik ben ook getroffen door de eerlijkheid, want ik heb begrepen dat de staatssecretaris toegeeft dat de landen toen ze voor de keuze werden gesteld om wel of niet bij het kruisje te tekenen, eigenlijk niet echt een keuze hadden.

Het hart op de goede plaats is ook belangrijk. Ik heb begrepen dat we allemaal een beetje het hart op de goede plaats hebben. Mijn hart ging kloppen toen ik in de krant las hoe de eilanden reageerden op wat er in de zomer gebeurde. Dat geldt ook voor de heer Recourt. Maar we hebben allemaal een goed hart voor de bevolking van die eilanden. En zo'n goed hart dat de heer Van der Burg zelfs zegt: we willen ons er zo graag mee bemoeien, want het moet goed gaan voor die bevolking. En dan kom je toch tot de vraag: we willen ons er graag mee bemoeien, maar hoe verhoudt zich dat met het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden? In artikel 41 staat toch: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden. Dat is een basisbeginsel, waar we niet omheen kunnen, tenzij we het Statuut gaan aanpassen. De heer Recourt heeft al gezegd: misschien is het Statuut niet helemaal van deze tijd.

In de brief van de staatssecretaris aan de Rijksministerraad lees ik om welke ingrepen het gaat. Ik lees bijvoorbeeld: "Arbeidsmarkten moeten hervormd worden om de grote en groeiende groep outsiders op de arbeidsmarkt kansen te bieden." Dat vinden wij, dat vindt de staatssecretaris en dat vindt de regering, maar stel nou eens dat een volksvertegenwoordiging op een van die eilanden dat niet zo vindt. Wie is dan de baas? Volgens het Statuut is dan de volksvertegenwoordiging op de eilanden de baas, maar zoals we hier zien, is het eigenlijk een dictaat van Nederland.

Ik lees ook: "De hervormingen en maatregelen met betrekking tot de belastingen hebben tot doel het herinrichten van een robuust belastingstelsel". Maar wat is een robuust belastingstelsel? Wie maakt uit wat een robuust belastingstelsel is? Is een robuust belastingstelsel inclusief dividendbelasting? Of hoort er juist geen dividendbelasting in thuis? Ik noem maar wat. Daar kan je heel verschillend over denken, als je herinnering tenminste goed is. De tekst gaat verder met: dat bedraagt aan een eerlijke(re) verdeling van het inkomen. Als de volksvertegenwoordiging op de eilanden nu zegt "nou, met het belastingstelsel zoals het nu is, vinden wij dat er een eerlijke verdeling van inkomen is", hebben wij als Nederland ons daar dan naar te voegen of moeten wij zeggen: nee, wij vinden het nog niet eerlijk genoeg? Er staat: dat bijdraagt aan een eerlijke(re) verdeling van het inkomen. Wij bemoeien ons dus met de vraag wat volgens ons voor die eilanden de juiste en eerlijke verdeling van het inkomen is. Verdraagt zich dat nou met artikel 41, met die autonomie? Dat is een politieke vraag. Die wil ik toch nog een keer in alle heftigheid en hevigheid aan de staatssecretaris voorleggen, want daar is erg veel pijn door ontstaan, omdat men het heeft ervaren als een inbreuk op die autonomie en dus als een dictaat. Dat is de politieke vraag.

Dan heb ik ook nog een juridische vraag. Ik had de staatssecretaris gevraagd om nog even te reflecteren op het advies van de Raad van State over het COHO-wetsontwerp. U heeft gezegd: dat komt straks. Maar ik wil ook nog vragen of de staatssecretaris wil reflecteren op de vraag over de juridische grenzen van de bemoeiing binnen de statutaire beginselen. De Raad van State zegt: "Het uitgangspunt van autonomie van de landen en met name de terughoudendheid die de koninkrijksregering, en Nederland als grootste land, moet betrachten bij het beperken van de eigen verantwoordelijkheid van de landen, is een belangrijke factor." In de noot verwijst de Raad van State vervolgens niet zonder reden naar een uitspraak die hij gedaan heeft op een beroep van Curaçao, die een aanwijzing had gekregen met betrekking tot het aanpassen van de begroting van 2019. Dat beroep werd gegrond verklaard, omdat de Raad van State vond dat er niet voldoende terughoudendheid betracht was. Dat is dan toch de juridische vraag die ik aan de staatssecretaris zou willen voorleggen: wat vindt de regering van de mate van terughoudendheid die eigenlijk in acht moet worden genomen? En dan zijn we weer terug bij die vraag van autonomie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is tot slot het woord aan de heer Raven namens de Onafhankelijke Senaatsfractie.