Plenair Talsma bij voortzetting behandeling Geweldsaanwending opsporingsambtenaar



Verslag van de vergadering van 20 april 2021 (2020/2021 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Talsma i (ChristenUnie):

Voorzitter. Dank u zeer. Ik dank u, voorzitter, en alle collega's voor de hartelijke reacties aan mijn adres en de goede wensen. Ik zie uit naar een hele goede samenwerking en goede debatten, hoe comfortabel het overigens ook was dat u zich allen hebt willen houden aan het hoffelijkheidsgebruik van non-interruptie. Ik dank ook de minister voor zijn goede wensen, maar ook voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb nog wel een paar punten die ik graag met nadruk onder zijn aandacht breng.

Ik begin dan toch even met de concentratiebepaling. Ik zal er geen achterhoedegevecht van maken, maar ik hoor de minister zeggen dat juist dat splitsecond-argument en de operationele omstandigheden zo belangrijk en zo relevant zijn, en dat het gaat om hoe iemand wel of niet is opgeleid. Als het om dit soort dingen gaat, vraag ik me gaandeweg steeds meer af waarom de minister niet gekozen heeft voor de parallel met de militaire strafrechtspraak, met het militair lid in de kamer. Zou er dan misschien een blauw lid moeten komen? Daar heb ik de minister in eerste termijn naar gevraagd. Ik ben heel nieuwsgierig of de minister daar nog op in wil gaan. Zowel de zittende als de staande magistratuur heeft in het verleden van de Hoge Raad weleens het verwijt gehad onvoldoende situational awareness te hebben, en dan gaat het over de zaak Eric O. Dat zou hier ook zomaar het geval kunnen zijn. Ik ben heel benieuwd of de minister daar nog nadere gedachten over heeft.

Een belangrijk punt voor mijn fractie was wat ik heb genoemd de afwegingsoefening. Als de minister zelf die vergelijking niet zou hebben gemaakt, had ik het nooit aangedurfd, maar daar hoorde ik in de beantwoording toch echt even de tweedehandsautoverkoper. De minister zei iets als: natuurlijk wordt dat meegenomen in de training. Dat klonk mij wel heel veel, met verschuldigd respect, als: altijd dealeronderhouden, altijd binnen gestaan, van een oude dame geweest.

Eerlijk gezegd vind ik dat toch een te magere reactie. Voor mijn fractie is dit juist een heel belangrijk punt. Die IBT-trainingsmomenten voor de politie — of misschien heten ze tegenwoordig weer OBT — zijn, als ik me niet vergis, op z'n best drie keer per jaar, als ze niet uitvallen door het een of ander, en worden voor een groot deel gevuld met wapenleer, wapentraining, wapentoetsing. En dan gaat het nog een beetje over de-escaleren, waar collega Dittrich het over had. Hij vond dat eigenlijk al te weinig, en daar kan ik mij iets bij voorstellen. Het gaat hier nu juist over de vraag hoe je proportioneel kunt escaleren. Daar hoor ik de minister eigenlijk niet over. Ik vind het razend belangrijk dat we politiemensen ook op die manier steunen. Ik zou graag een wat robuustere reactie of toezegging van de minister willen op dat punt.

Dan nog twee wat meer feitelijke dingetjes. Ik herhaal de vraag of de uitkomsten van het feitenonderzoek een-op-een, dus zonder enige beperking, over kunnen naar het opsporingsonderzoek. Een antwoord ja is wat mij betreft voldoende, want dan weten we waar we aan toe zijn, zeg ik maar even namens de mensen in het veld die nog wel met die dingen moeten werken.

En dan de vraag hoe het zit met zwijgrecht versus verbaliseringsplicht. De minister heeft dat punt wel even aangestipt als het gaat om het afleggen van een verklaring als getuige, maar niet als het gaat om de verbaliseringsplicht. Ik zou toch heel graag willen weten hoe de minister over dat punt denkt, al was het maar voor de uitvoerbaarheid en voor de praktijk.

Met dien verstande zie ik met belangstelling uit naar de reactie van de minister in tweede termijn. Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Talsma. Gaat uw gang, meneer Rombouts. De heer Rombouts heeft nog een interruptie voor u, meneer Talsma. Uw maidenspeech is achter de rug. U mag nu geïnterrumpeerd worden.

De heer Talsma (ChristenUnie):

Daar ben ik me pijnlijk van bewust, voorzitter.

De heer Rombouts i (CDA):

Ik wil niet interrumperen, meneer de voorzitter. Ik wil een opmerking van orde maken. Is het echt niet denkbaar dat wij de dupliek nu gaan doen? Want als ik het goed heb, zijn we meer dan een uur ingelopen op uw planning.

De voorzitter:

We gaan nu alleen weer uitlopen, tenzij u mij het woord teruggeeft. We gaan namelijk eerst aan de leden vragen of een van de leden nog het woord wenst in de tweede termijn. Dat is niet het geval. Dan vraag ik de minister of hij in de gelegenheid is om direct te reageren op de vragen van de Kamer.

Minister Grapperhaus i:

Voorzitter, mag ik 2 minuten en 45 seconden schorsing? Dan kunnen we wat mij betreft door. Dat geeft namelijk de gelegenheid om de katheder neer te zetten.

De voorzitter:

Nou, daar hebben ze geen twee minuten voor nodig, maar ik schors desalniettemin toch, in uw belang, tot 16.50 uur.