Plenair Nicolaï bij voortzetting behandeling wetsvoorstel 35874 en debat over de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19



Verslag van de vergadering van 13 juli 2021 (2020/2021 nr. 46)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.05 uur


De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik had ook nog het een en ander aan mevrouw De Bruijn te zeggen, maar daar ga ik de dure tijd die ik in deze termijn krijg voor benutten. Ik denk dat mevrouw De Bruijn één ding over het hoofd ziet. Het gaat er niet om dat er mensen zijn die tegen een wet willen stemmen, nee, nee, nee. De situatie die zich voordoet, is dat de regering bepaalde bevoegdheden wil verlengen en dat een meerderheid van een van de Kamers daartegen is en vervolgens gedwongen is om tegen te stemmen, omdat het ja of nee is, zoals mevrouw De Bruijn zelf heeft gezegd. Als je de parlementaire betrokkenheid erbij haalt, zou je eigenlijk moeten zeggen dat het een wet is en dat die iedere keer door een wet moet worden gewijzigd en dan kunnen er bij die wetswijziging amendementen worden ingediend en dan kunnen de Tweede Kamer en de Eerste Kamer daarover debatteren. Zo hoort het. Maar we zijn door de pandemie en de haast die er was in een situatie gemanoeuvreerd met een wet waardoor het parlement niet beslist over de ins en outs van hoe we verdergaan, maar de regering dat kan met een koninklijk besluit. Daar zit de grote fout. Die fout gaan we nu een klein beetje herstellen. Als het meezit — de minister heeft toegezegd dat hij er nog eens naar gaat kijken — gaan we het op een goeie manier doen. Want als we gedwongen zijn nee te zeggen tegen een wet waar misschien ook dingen in zitten die we eigenlijk wel zouden willen hebben, dan valt er een gat omdat alle bevoegdheden bevallen. Dat zou jammer zijn.

Ik kom bij mijn betoog aan de minister. Ik vind het ook jammer dat de minister zegt: ik ga ernaar kijken, maar ik ga er geen haast mee maken; het komt wel. Er kan zich een situatie voordoen dat bijvoorbeeld deze Kamer gedwongen is om tegen te stemmen omdat er iets in die verlenging zit waarmee we het niet eens zijn. Als er dan een gat ontstaat, dan vind ik dat de verantwoordelijkheid van de regering, want de regering heeft dan niet tijdig voor een regeling gezorgd waarmee vermeden kan worden dat zo'n gat ontstaat. Dat wil ik wel graag gezegd hebben. Ik hoor wel hoe de minister daarop reageert.

Een tweede punt. De heer Van Hattem heeft hier een aantal dingen naar voren gebracht en veel reacties uitgelokt.

De heer Janssen i (SP):

Nog even kort op het vorige punt. De heer Nicolaï zegt net dat het de schuld van de minister is als hij dat niet geregeld heeft. Maar dat is een wijziging van de wet die nu voorligt. Daar zal toch eerst een uitspraak van zowel de Tweede als de Eerste Kamer over moeten komen. Dan is dus eerst de vraag of de Tweede en Eerste Kamer die wijziging überhaupt willen. Dat is de heer Nicolaï toch met mij eens?

De heer Nicolaï (PvdD):

Natuurlijk ben ik het daarmee eens. De heer Nicolaï is namelijk niet de wetgever, en de minister ook niet. Wij kunnen nog een dealtje sluiten, maar ook dat is niet voldoende.

Voorzitter. Ik kom bij mijn volgende punt. De heer Van Hattem heeft een aantal dingen naar voren gebracht waar heel wat van mijn medesenatoren hem op hebben aangevallen. Ik wil toch terugkomen op één punt, waarover we volgens mij ook een motie hebben ondersteund in de Kamer. De heer Van Hattem is een van de weinige en eerste senatoren geweest die heeft gezegd: als je gaat kijken welk gereedschap uit de gereedschapskist je gaat aanzetten, dan mag dat niet willekeurig zijn, zeker niet wanneer het gaat om grondrechten. Hij zegt: daar hoor je indicatoren voor te ontwikkelen. De regering heeft eigenlijk nog steeds geen duidelijk kader gegeven waarin die indicatoren opgenomen zijn.

Maar er is een tweede punt als het gaat om de toepassing van bevoegdheden. De bevoegdheden staan in het betreffende hoofdstuk van de wet. Het staat ook duidelijk in artikel 58b: "Dit hoofdstuk is van toepassing op de bestrijding van de epidemie". Een vraag die voorafgaat aan de vraag over de indicatoren voor de toepassing van de bijzondere bevoegdheden, is dus: wanneer is er sprake van een epidemische situatie? Ik denk dat wij als Kamer van de regering en de minister mogen verlangen dat daar helderheid over geschapen wordt. Ik zou de minister nogmaals willen vragen of hij kan toezeggen dat met name in de septemberbrief al een indicatie kan worden gegeven van welke criteria daarvoor gebruikt worden.

Dan kom ik op vaccinatie. In het kader van de wet die ging over de coronatoegangsbewijzen hebben wij al gezegd: wat zegt die vaccinatie nou? Als je gevaccineerd bent, kan je het nog steeds overdragen. Ik herinner me dat de minister bij de beantwoording van de vragen toen zei: dat is nog in onderzoek. Inmiddels hoorde ik de minister vandaag zeggen, en hij wees daar nog eens nadrukkelijk op: nee, als je gevaccineerd bent, kun je nog steeds covid overdragen. Als dat zo is, begrijp ik toch één ding niet. Als ik twee keer gevaccineerd ben, heb ik een QR-code en kan ik overal naar binnen. Maar hoe kan je nou een toegangsbewijs creëren op basis van gegevens waarvan de minister hier zegt: de kans dat je nog mensen besmet, is reëel? Ik zou daar toch nog een keer een duidelijk antwoord van de minister over willen krijgen.

Dan hebben we het gehad over handhaving. De heer Karakus heeft het daar ook over gehad. Hij heeft zelfs een motie ingediend toen we het over de quarantainewet hadden. Ik hoorde de minister vandaag zeggen: de pakkans is hartstikke groot. De pakkans is reëel. Een reële pakkans is dat die hartstikke groot is, want een niet grote pakkans is niet reëel. Ik zou graag het volgende willen weten: wat is de pakkans bij de quarantainemaatregel en wat is de pakkans bij de coronatoegangsbewijzen? Ik zou graag van de minister horen of hij daar iets meer informatie over zou kunnen geven.

Dan met name even iets over die coronatoegangsbewijzen. We hebben het allemaal gehad over de jeugd. Ik heb zelf ook jonge dochters. Die staan allemaal op springen en die zijn allemaal gaan dansen, niet met Janssen, maar zonder Janssen, maar ze zijn in ieder geval gaan dansen. Is dat nou de oorzaak van de besmettingen of is een groot deel van de oorzaak van de besmettingen ook dat er gesjoemeld wordt met de coronatestbewijzen? Dat brengt mij op het volgende. Ik merk gewoon bij de jeugd … Er zijn hier meer mensen die kinderen of kleinkinderen in die leeftijd hebben. Als je vroeger een papier had waar een naam of handtekening onder stond en je ging die wegkrassen en veranderen, dan voelde je aan hoe erg je aan het frauderen was. Tegenwoordig is dat anders met die telefoons: even een screenshotje doorsturen enzovoorts. De realiteit is dat die jongeren helemaal niet meer doorhebben dat ze eigenlijk bezig zijn met een handeling die gewoon onder fraude valt, die een misdrijf kan opleveren waar je een strafblad voor krijgt, wat iets kan betekenen voor je toekomst. Dat soort communicatie mis ik toch iedere keer weer. Mevrouw Nanninga en de heer Otten hebben het ook over de communicatie gehad. Dat soort communicatie mis ik. Ik zou de minister willen vragen of dat ook niet een belangrijk punt is waar we eens naar zouden moeten kijken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is het woord aan de heer Van Dijk van de fractie van de SGP.