Plenair Nicolaï bij behandeling Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19



Verslag van de vergadering van 23 november 2021 (2021/2022 nr. 7)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Voorzitter, ik hoop niet dat de minister van VWS wegvlucht omdat ik naar het katheder liep.

De voorzitter:

Het zou zomaar kunnen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Maar de grote handhaver zit er nog wel.

Voorzitter. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft samen met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een belangrijk advies uitgebracht. Zij gaan in op de vraag in hoeverre de overheid voorbereid is op de toekomstscenario's voor het verloop van de COVID-19-pandemie. Ik kom daar zo nog op, want in deze onzekere tijden is het goed naar de wetenschap te luisteren om te voorkomen dat de samenleving wordt overvallen en ineens met grote spoed en zonder veel tijd om na te denken ingrijpende besluiten moet nemen. Maar, voorzitter, met gebruik van het gezonde verstand kun je ook al verstandige besluiten nemen. Is de wetenschap ervoor nodig om te voorzien dat het laten doorgaan van de komende Black Friday fatale gevolgen zou kunnen hebben? De FNV doet inmiddels een dringend beroep op winkelketens en de politiek: leer van fouten en skip Black Friday. Krankzinnige drukte in winkels, verkopend personeel dat gevangen raakt in de massa en niet met 1,5 meter maar met vijftien centimeter afstand genoegen moet nemen. Wie de foto's van de vorige Black Friday ziet, begrijpt wat ik bedoel.

De minister heeft gevraagd om snel het wetsontwerp te behandelen dat het mogelijk maakt om het coronatoegangsbewijs in niet-essentiële winkels toe te passen. Een wetsontwerp voor toepassing op de werkvloer komt er ook aan. Hoe valt het toestaan van Black Friday te rijmen met het in de visie van de regering dringende belang om besmettingen in winkels en op de werkvloer te voorkomen? Gaat economisch belang hier voor volksgezondheid? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Invoering van 2G wordt ingezet om ziekenhuizen te ontlasten. Hoe is het dan mogelijk dat het kabinet overwoog om af te zien van een vuurwerkverbod en dat uiteindelijk pas onder grote druk besloten is om dat verbod wel in te stellen? Dat is toch met gezond verstand niet uit te leggen? Graag hoor ik van de minister op grond van welke overwegingen de regering aanvankelijk tegen het vuurwerkverbod was. Hoe valt dat te rijmen met een beleid dat ziekenhuizen wil ontzien?

Je hebt het WRR-advies niet nodig om te begrijpen dat, ook als we in Nederland de zaak onder controle zouden krijgen, de dreiging van besmetting blijft bestaan, zolang het virus in de rest van de wereld niet is uitgedoofd. We moeten ons dus beschermen tegen de kans dat inreizigers uit zeerhoogrisicogebieden een nieuwe variant ons land binnenbrengen. Toen de vliegverboden werden opgeheven — we hebben toen uitvoerig hierover gediscussieerd — en een quarantaineplicht werd ingesteld voor inreizigers, heeft de overheid gefaald met de controle daarop. Onze fractie — mijn collega's zullen dat gelezen hebben — heeft de minister tot drie keer toe voorgehouden dat, anders dan hij beweert, de naleving van de quarantaineplicht een wassen neus is geweest. Van de 190.000 reizigers die uit zeerhoogrisicogebieden aankwamen, zijn er slechts 5.554 door het belteam gecontroleerd. Dat is 2,9%. Er zijn slechts 186 sancties opgelegd.

Alle deskundigen wijzen erop dat nieuwe varianten kunnen opduiken, zolang het virus in de rest van de wereld, waar van vaccinatie nog nauwelijks sprake is, vrijelijk zijn gang kan gaan. Het OMT heeft alleen maar ingestemd met het opheffen van vliegverboden als de naleving van de quarantaineverplichting is gegarandeerd. Dat is dus niet het geval. Op mijn vraag bij welk percentage gebrekkige handhaving de vliegverboden weer geactiveerd moeten worden, wil de minister geen antwoord geven. Vindt de minister echt dat het door het belteam controleren van 2,9% van 190.000 inreizigers de veiligheid biedt die de samenleving mag verlangen? Mijn gezond verstand zegt van niet, maar graag verneem ik de reactie van de minister.

Voorzitter. Genoeg over gezond verstand, door naar de wetenschap. In het advies van de WRR en Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen worden vijf mogelijke scenario's besproken. Voorbereid zijn op de verschillende scenario's vergroot het strategisch handelend vermogen van de regering, wordt in het advies opgemerkt. Tussen de regels door lees je als kritiek dat er veel hapsnapbeleid aan de orde is geweest, dat voortkomt uit het te weinig doordenken van de scenario's. Ik citeer een belangrijke passage: "Door bij elke stap niet alleen de gewenste, maar ook de denkbare alternatieve uitkomsten in ogenschouw te nemen, kan voorkomen worden dat beleidsmakers zich steeds weer overvallen voelen en het beleid gedomineerd wordt door ad-hocmaatregelen en schipperen. Het betekent ook dat het belangrijk is om goed te blijven communiceren over de onzekerheid die zich ten aanzien van de scenario's voordoet en om de verleiding van het simpele antwoord of de makkelijke oplossing te weerstaan."

Voorzitter. Mijn vraag aan de minister is of hij dit onderschrijft en of hij erkent dat soms met te simpele antwoorden is gekomen. Ook vraag ik wat het kabinet de komende periode gaat doen om minder de focus alleen te richten op gewenste oplossingen, maar ook denkbare alternatieve uitkomsten in ogenschouw te nemen. En is het inderdaad belangrijker, zoals het advies verwoordt, "om enkele basisregels duidelijk onder de aandacht te brengen dan regel op regel te stapelen"? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. In het WRR-advies wordt ook gewezen op beleidskeuzes voor de langere termijn, zoals het inzetten op preventie en het wegnemen van risicofactoren, zoals obesitas. Collega-senator Van der Voort weet daar alles van, want hij was het die als hoofd van de intensive care van het UMCG in januari dit jaar in de Leeuwarder Courant opriep: vaccineer eerst de oudere mannen met overgewicht, dan stromen de ic's vanzelf leeg.

Voorzitter. In maart dit jaar stond tijdens de Dies van de Universiteit Wageningen het thema centraal "Hoe kunnen we beter inspelen op de volgende pandemie?". Ik zeg meteen — ik beluisterde dat bij mevrouw Prins en ook bij mevrouw De Bruijn-Wezeman —: moet het niet ook gaan over de pandemie waar we het nu over hebben, COVID-19? Gastspreker Henk Bekedam, die bijna 24 jaar voor de WHO werkte, gaf de volgende analyse: "COVID-19 legt alle zwakheden in het gezondheidssysteem bloot. Nederland geeft veel geld uit aan gezondheidszorg, zo'n 100 miljard euro, maar zeer weinig geld aan preventie en ziektebronnen. Die moet je onderzoeken net als de impact van klimaatverandering, waardoor ziekten zich gemakkelijker via muggen kunnen verspreiden."

Hoogleraar Consumptie en gezonde leefstijl Emely de Vet beantwoordde de vraag die haar gesteld werd dat de coronapandemie dus een wake-upcall is, door te zeggen: "Absoluut, het laat zien hoe ongelofelijk belangrijk het is dat we de leefstijl gaan aanpakken. Het is dus essentieel dat we de leefstijl niet meer als een individuele verantwoordelijkheid benaderen, maar het systeem aanpakken dat een ongezonde leefstijl in stand houdt. Dat zou kunnen met maatregelen als een vet- of suikertaks".

Voorzitter. We hebben spoedwetgeving om op de pandemie te reageren. Daar wordt flink gebruik van gemaakt. Maar ondertussen dreigt alle energie te verdwijnen in symptoombestrijding in plaats van preventie. Waarom geen spoedwetgeving om vervetting en versuikering van de samenleving aan te pakken? Is de minister bereid om spoedwetgeving te initiëren om ziekten die het gevolg zijn van een ongezonde leefstijl te voorkomen? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. We hebben het vandaag over de bestrijding van een pandemie, maar wat doet de regering eraan om op korte termijn maatregelen te treffen die, zoals het thema van de Universiteit van Wageningen luidde, beter inspelen op de volgende pandemie? Over de leefstijl gaat de minister me hopelijk nog wat vertellen, maar er is meer. De deskundige Bekedam wees op het gevaar van zoönose en hoe wij in Nederland soms onvoldoende oog hebben voor dat gevaar. Vogelgriep wordt nu in de gaten gehouden, maar, aldus Bekedam, voor de varkensgriep geldt geen verplichte rapportage. Het varken wordt veelal niet ziek, maar daartegenover staat dat het varken genetisch dicht bij de mens staat — dat wist ik niet hoor — en dat sommige influenzavirussen gemakkelijk overdraagbaar zijn van varken naar mens.

Over preventie gesproken, omdat Nederland probeert de grootste slager van de wereld te zijn, hokken er miljoenen varkens en kippen in een industrie die gericht is op export van vlees. Tikkende tijdbommen die niet alleen onze natuur en milieu bedreigen, maar ook een gevaar voor de volksgezondheid opleveren.

Ruim tien jaar geleden werden wij geteisterd door een ernstige variant van een vogelgriepvirus die op mensen kon overspringen. Er was toen al een dierenarts overleden. De hoogleraren Fouchier en Osterhaus vroegen zich af of de variant kon muteren naar een virus dat vervolgens van mens op mens zou overgaan. Een belangrijke vraag, want de dodelijkheid van dat virus was 50%. Het lukte hen om binnen korte tijd zo'n mutatie te creëren. Ik zeg maar meteen dat die gelukkig niet ontsnapte. De geheime diensten wilden niet dat het onderzoek zou worden gepubliceerd, want terroristen zouden daar gebruik van kunnen maken. De reactie van de hoogleraren was dat de natuur zelf de grootste bioterrorist is. Als het virus zou rondgaan, was het slechts een kwestie van tijd voordat die mutatie er zou zijn.

Miljoenen kippen in Nederland zijn het reservoir voor zulke pandemische gevaren. Laten we dat zo? De minister heeft een agenda voor pandemische paraatheid in het vooruitzicht gesteld. Hoe paraat zijn we eigenlijk? Waarom is die agenda er nog niet? Waarom worden er nog geen maatregelen genomen om kippenfokkerijen te sluiten die liggen in gebieden waar veel watervogels voorkomen, een van de adviezen in het rapport van Bekedam, Zoönosen in het vizier, dat in juli met spoed is uitgebracht. Graag een reactie van de minister.

Op de dies van de universiteit Wageningen sprak ook Wim van der Poel, leider van een groot onderzoek, die over COVID-19 waarschuwde, ik citeer: "De manier waarop we met z'n allen leven is gunstig voor een virus als dit. De wereldbevolking groeit, dus mens en dier leven steeds dichter bij elkaar. 70% van alle opkomende virussen die vat krijgen op de mens zijn zoönosen. De opwarming van de aarde zorgt voor een groter verspreidingsgebied van insecten en daardoor voor een groter infectierisico van virussen die door insecten worden overgedragen, zoals zika door muggen, maar ook het westnijlvirus, dat vorig jaar voor het eerst in Nederland is gesignaleerd."

Op de vraag: dat klinkt alsof we ons moeten opmaken voor nog veel pandemieën, was zijn antwoord: het eerlijke antwoord is ja.

De heer Backer i (D66):

Ik luister met grote belangstelling naar wat collega Nicolaï zegt. Ik zag dat hij voor twintig minuten had ingetekend, dus ik dacht: dat zal een fundamenteel betoog worden, en dat is het ook. Ik heb toch een praktische vraag. Wat hij aanstipt is ook wat je steeds terugziet in een heleboel reacties op de maatregelen van de regering, namelijk dat er eerst iets anders moet gebeuren voordat men zelf verantwoordelijkheid wil nemen. Er zijn heel veel punten die de heer Nicolaï aanstipt waar ik het mee eens ben. Maar nou zie ik dat de fractie van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer de verlenging niet heeft gesteund.

De heer Nicolaï (PvdD):

Daar kom ik aan het eind van mijn betoog op.

De heer Backer (D66):

Ah, dank u.

De heer Nicolaï (PvdD):

Zo'n vraag ga ik niet uit de weg, zeg ik meteen tegen de heer Backer.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Nicolaï (PvdD):

De vraag was dus: moeten we ons opmaken voor meer pandemieën? Het antwoord van deze deskundige was: het eerlijke antwoord is ja.

Paraat zijn is dus het devies. Spoedwetgeving in de vorm van spoedige wetgeving is nodig om te beschikken over instrumenten om in te grijpen bij pandemieën die ons volgens de deskundigen te wachten staan. Is de minister dat met ons eens? Wanneer kan de samenleving op dat punt iets verwachten? Graag een reactie. In aanvulling op mevrouw Prins en mevrouw De Bruijn-Wezeman zeg ik dat ik daar graag de COVID-19-situatie bij betrokken wil zien, want we zijn er nog niet vanaf. Vandaag praten we over spoedwetgeving om het hoofd te bieden aan de pandemie die als wake-upcall is aangeduid, COVID-19.

Voorzitter. Ik kom bij de vraag van de heer Backer. In crisissituaties moet de rechtsstaat haar kracht bewijzen. We begonnen, zo weten we allemaal, met noodverordeningen. Maar al snel kwamen de rechtsgeleerden, maar ook de Raad van State, tot het oordeel dat een rechtsstatelijk meer verantwoord regime vereist was. Dat bracht ons de tijdelijke wet, over de verlenging waarvan we vandaag oordelen. Maar zoals voor de noodverordeningen gold, geldt ook voor deze wet: het alsmaar verlengen van een noodwet in plaats van die vervangen door een gewone wet staat haaks op de rechtsstatelijke eisen. Ik zag ook bij de VVD daar prangende vragen over. Dat geldt temeer, zeg ik er maar meteen bij, nu de Eerste Kamer in die tijdelijke wet geen formele positie heeft om de aantasting van grondrechten via ministeriële regelingen te voorkomen. Dat kan misschien even, maar niet voor lange tijd. Anderen hebben er ook al op gewezen dat de minister al van een vierde en een vijfde verlenging spreekt. Onze fractie vindt dat uit het oogpunt van de rechtsstatelijkheid ontoelaatbaar. Er was tijd genoeg om met een aanpassing van de Wpg te komen en een systeem te creëren waarin de Eerste Kamer haar medewetgevende taak ten volle kan realiseren. Een Eerste Kamer die zichzelf serieus neemt, heeft geen keus. In een rechtsstaat past dit alsmaar tijdelijk verlengen niet, zeker niet van een wet waarin de helft van de Staten-Generaal geamputeerd is.

Ik zie uit naar de beantwoording van de vragen door de minister. Het zal u duidelijk zijn dat onze fractie tegen de verlenging zal stemmen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is nu het woord aan de heer Raven namens de Onafhankelijke Senaatsfractie.