Plenair Baay-Timmerman bij debat Staat van de rechtsstaat



Verslag van de vergadering van 31 mei 2022 (2021/2022 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Dank, voorzitter. Het is in ons huis goed gebruik om mensen die nog een maidenspeech moeten houden, van tevoren daarbij succes te wensen. Dat doe ik nu dus ook aan de heer Hiddema. Ik heb begrepen dat er gisteren een andere reden was voor zijn afwezigheid dan ik had begrepen.

Voorzitter. Het is voor de derde keer dat ik meedoe aan een beleidsdebat over de staat van de rechtsstaat. Het feit dat de Eerste Kamerleden iedere twee jaar dit debat houden, zou er toch toe moeten leiden dat de gesteldheid van de rechtsstaat enige verbetering en progressie laat zien ten opzichte van voorgaande jaren. Maar is dat zo? Ik noem een aantal zorgwekkende punten.

De afgelopen twee jaar werden gedomineerd door de coronacrisis die een zeer ongewenste tweedeling in de samenleving teweegbracht. Burgers stonden regelmatig haaks tegenover elkaar. De kinderopvangtoeslagaffaire vereiste noodzakelijke reflectie van alle actoren die daarvoor medeverantwoordelijk waren, want ouders kregen niet de rechtsbescherming waar zij op mochten rekenen. De internationale drugscriminaliteit zorgt voor een enorme ondermijning van de rechtsstaat en brengt grote maatschappelijke onrust met zich mee. De excessen spelen zich allang niet meer af in de onderwereld, maar treffen ook de bovenwereld op harde wijze. In mijn bijdrage van 2020 over de staat van de rechtsstaat refereerde ik aan de dodelijke aanslag op advocaat Wiersum in september 2019. En opnieuw werden we in juni 2021 geconfronteerd met de afschuwelijke moord op Peter R. de Vries, waardoor het begrip "geschokte rechtsorde" een nieuwe dimensie kreeg. De toename van het aantal aangiften van onlinecriminaliteit en cybercriminaliteit nam in één jaar tijd toe met 21%. Als cybercrime onvoldoende strafrechtelijk wordt aangepakt, zorgt dat voor een afnemend vertrouwen van burgers in de digitale infrastructuur en in de democratische rechtsstaat, zo waarschuwt collegevoorzitter Van der Burg in het jaarverslag van het Openbaar Ministerie.

Voorzitter. Dit alles overziend vreest mijn fractie dat verbetering van de staat van onze rechtsstaat nog heel veel inzet en werk met zich mee zal moeten brengen, nog afgezien van de complicerende factor van de Russische inval in Oekraïne. Het zal voor deze ministers een uitdagende periode worden.

Voorzitter. Het jaarverslag 2021 van de Raad van State behelst een beschouwing over de burger in de internationale rechtsorde, waarbij ingegaan wordt op de verdergaande mondialisering. Hierin wordt gesteld dat de Europese lidstaten hun soevereiniteit gebundeld hebben en niet zozeer uit handen hebben gegeven. Toch kan steeds verdergaande internationalisering aanleiding geven tot ongerustheid over de eigen nationale positie en als bedreigend ervaren worden voor de nationale soevereiniteit. In de genoemde beschouwing wordt er terecht op gewezen dat meer aandacht besteed moet worden aan het feit dat veel burgers zich verloren voelen in de internationale rechtsorde. Zij ervaren deze als een bedreiging van buitenaf. Nederlandse burgers ondergaan regelgeving vanuit Brussel als iets waarover zij geen zeggenschap hebben, waar zij niet in gekend worden, terwijl die regels wel ingrijpen in hun dagelijks leven.

Laat ik hiervan een voorbeeld geven. De anticorruptie-EG-richtlijn leidde in Nederland tot de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Deze wet introduceerde de PEP, een Political Exposed Person: een politiek prominent persoon. Deze omvat niet alleen de personen die tot die doelgroep behoren, maar ook hun familieleden. De uitvoering van deze regeling resulteerde in het feit dat mijn zoon als start-up niet voor zijn eigen bedrijf een bankrekening kon openen, omdat zijn moeder een PEP is. Bankrekeningen voor PEP's en hun familieleden brengen enorme screeningskosten met zich mee voor de financiële instellingen en zij riskeren hoge boetes als zij niet naar de letter van de wet handelen. Elsevier Weekblad besteedde hier ook aandacht aan in het artikel over PEP, een op hol geslagen strijd tegen fraude die tot ridicule gevolgen leidt. Zonder enig vermoeden of bewijs van witwassen of financiering voor terrorisme wordt het openen van een bankrekening voor een aan PEP gerelateerde persoon geweigerd. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn van deze wetgeving. Is de minister van Justitie en Veiligheid het met mijn fractie eens dat uitvoering van deze wet thans disproportioneel wordt toegepast met onaanvaardbare gevolgen? Graag een reactie. Wat is zij voornemens hieraan te doen?

Soortgelijk onbegrip bestaat ook bij handhaving van de AVG, de Algemene verordening gegevensbescherming die de privacy en gegevens van burgers beschermt, maar waarvan de uitwerking in de praktijk tot zeer ongewenste resultaten kan leiden. Het verbod op verwerking van gegevens en uitwisseling tussen organisaties kan juist in het nadeel van een burger werken, zodat hij bijvoorbeeld niet de aanvullende uitkering krijgt waarop hij recht heeft.

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, ik vermoed over het vorige punt.

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

Ik moet zeggen dat ik een beetje een gevoel van ongemak heb. Ik wil graag delen dat ik het ongemakkelijk vind als in dit debat wordt gesproken over bepaald ongemak van leden van de families van sprekers. Ik denk dat dat niet hoort.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Als mevrouw Karimi ergens ongemakkelijk van wordt, dan is dat spijtig. Overigens wordt dit veelvuldig aangehaald, ook door mensen die vanuit hun professie wel eens een voorbeeld aanhalen of hun functie vermelden in een debat. Persoonlijk word ik daar nooit ongemakkelijk van. Bovendien betreft dit niet alleen uitsluitend mijn zoon. Dit is ook, zoals ik aangegeven heb, breed uitgewerkt in een artikel in Elsevier Weekblad. Dus, het zij zo.

Ik ging in op het verbod op de uitwisseling van gegevens gebaseerd op de AVG. Het is duidelijk dat ook de complicaties bij uitwisseling van medische gegevens in de zorgdomeinen op veel onbegrip stuit. Dit soort ongewenste neveneffecten van wetgeving ontstaat door te stringente toepassing van regelgeving, waarbij aan de oorspronkelijke bedoeling, de geest van de wet, voorbijgegaan wordt. Graag een reflectie van beide ministers hoe zij hiermee denken om te gaan.

Voorzitter. Niet voor niets legt de Raad voor de rechtspraak in zijn jaarplan 2022 focus op de menselijke maat, waardoor ruimte ontstaat om een belangenafweging te maken en op grond van persoonlijke omstandigheden af te wijken van regelgeving. De roep om maatwerk klonk ook door in de interviews die we als leden van de POC, de Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving, afnamen. Dit is misschien ook weer een persoonlijke touch, maar het rapport wordt volgende week aangeboden aan deze Kamer. De voorzitter van de raad, Henk Naves, stelt: "Harde wetten waarbij de weg naar maatwerk is afgesneden zijn een garantie voor onrecht." Een stelling die mijn fractie in zijn algemeenheid onderschrijft. Naves verwijst daarbij onder andere naar twee zogenaamde buikpijndossiers: de verplichte schorsing van het rijbewijs tijdens een rijgeschiktheidsonderzoek en de verdere uitbreiding van het taakstrafverbod van artikel 22b Wetboek van Strafrecht waardoor de ruimte voor de strafrechter voor een op te leggen straf verder wordt ingeperkt.

Hoe kijken de ministers tegen maatwerk aan? Menen zij ook dat daar meer ruimte voor moet komen? Zo ja, wordt dat meegenomen in nieuwe wetgeving, bijvoorbeeld door middel van hardheidclausules? Hoe staat het met het maatwerk tijdens rechtszittingen? Tijdens de coronacrisis zijn online zittingen via Teams of Skype geïntroduceerd om terechtzittingen doorgang te laten vinden. In het kader van veiligheid en efficiency ontstaat thans een voorkeur om met name strafzittingen liever online dan fysiek te laten plaatsvinden, maar welke gevaren kleven hieraan? De gemiddelde Nederlander is niet opgeleid om zich tijdens een online zitting te presenteren. Het tijdig uit- en aanzetten van microfoons is al een uitdaging op zich. Daar hebben we in deze Kamer ook nog weleens last van. Voor de nog steeds grote groep digibeten is dit al helemaal niet haalbaar. Allerlei signalen, ook de non-verbale, die tijdens een fysieke zitting zichtbaar zijn vallen weg. Graag hoort mijn fractie van de minister van JenV hoe zij de ontwikkeling ziet van onlineterechtzittingen in het strafrecht.

Voorzitter. Al jarenlang is de werkdruk van rechters hoog en zijn de tekorten eraan groot. De aanzienlijke achterstanden, met name in de strafrechtketen, die waren ontstaan zijn dankzij inzet van gepensioneerde rechters, waaronder 70-plussers, waardoor extra zittingen mogelijk werden, enigszins ingelopen. Door de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid kon de wettelijke leeftijdsgrens van 70 jaar voor rechters opzij worden gezet, maar deze maatregel geldt slechts tot 1 september 2023. Voor zover mij bekend bevinden zich in deze Kamer meerdere senatoren die de leeftijd van 70 jaar te boven zijn. Niemand vraagt zich af of zij nog in staat zijn hun werk naar behoren te vervullen. Datzelfde vertrouwen zouden wij moeten hebben in rechters die hun 70ste verjaardag hebben gevierd. Leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt en in de samenleving is een nog veel voorkomend euvel met hardnekkige vooroordelen, zo stelt 50PLUS nog maar eens ten overvloede vast.

Voorzitter. Door vergrijzing is de uitstroom van rechters de komende jaren groter dan de instroom. Tijdige rechtspraak met kortere doorlooptijden waardoor de burger weet waar hij aan toe is, maakt een essentieel onderdeel uit van de staat waarin zich een democratische rechtsstaat bevindt. Reden waarom mijn fractie de minister dringend verzoekt de maatregel waardoor gepensioneerde rechters ingezet kunnen worden en die in september 2023 afloopt te verlengen met ten minste twee jaar ter bevordering van het verder wegwerken van achterstanden in de strafrechtketen. Mijn fractie begreep dat de rechterlijke macht zelf hier ook welwillend tegenover staat. Dit moet natuurlijk nooit een verplichting worden.

Voorzitter. Steeds meer fracties dienen in debatten al in eerste termijn een motie in. Dat doe ik dus ook maar, maar met dien verstande dat mocht de minister een expliciete toezegging doen omtrent de termijnverlenging, ik de motie alsdan zal intrekken.

De voorzitter:

Door het lid Baay-Timmerman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bestaande achterstanden in het strafrecht dermate groot waren dat daardoor de strafrechtketen niet meer functioneerde zoals deze behoorde te functioneren;

overwegende dat daarvoor een plan van aanpak is gemaakt, onder andere bestaande uit de mogelijkheid om gepensioneerde rechters, waaronder 70-plussers, aan te trekken om extra zittingen te doen teneinde de achterstanden in te lopen;

overwegende dat deze maatregel gebaseerd is op de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, welke inging op 1 juli 2020 en afloopt op 1 september 2023;

overwegende dat heden ten dage nog steeds een groot gebrek bestaat aan ervaren en voldoende rechters in de strafrechtketen terwijl de komende jaren een grotere uitstroom dan instroom van rechters verwacht wordt;

overwegende dat het, gelet op het vorenstaande, van belang is om gepensioneerde rechters die daartoe bereid zijn en die een bijdrage kunnen leveren aan het wegwerken van achterstanden, in de rechtsketen strafrecht te behouden voor tijdelijke inzet;

verzoekt de minister te bezien of de tijdelijke maatregel om gepensioneerde rechters in te zetten bij extra strafzittingen ook als een toepasbare maatregel kan gelden als daartoe de noodzaak bestaat na afloop van de hiervoor genoemde termijn door deze termijn te verlengen met minimaal twee jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter P (35925-VI).

De heer Backer i (D66):

Een korte procedurele vraag. We hadden het net over zelfreflectie en gedrag. Nou hoor ik collega Baay zeggen: iedereen dient een motie in de eerste termijn in, dus dan doe ik het ook maar. Is dat eigenlijk niet jammer? Zou u er, op basis van uw eigen overtuigingskracht, niet gewoon op kunnen vertrouwen dat het kabinet positief op uw vragen antwoordt? In het theoretische geval dat dat niet zo zou zijn, is er misschien de mogelijkheid om een motie in te dienen in tweede termijn. Zou dat voor de omgangsvormen niet beter zijn?

De voorzitter:

De motie is ingediend. Mevrouw Baay.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Dank voor deze vraag aan de heer Backer. Ik zeg ook heel expliciet dat ik de motie onmiddellijk intrek als ik de toezegging krijg. Ik ga er eigenlijk van uit dat de motie overbodig is, gelet op de overtuiging die eruit spreekt, maar mijn inbreng van moties is al heel beperkt. En ja, als er een gebruik verandert en iedereen het in eerste termijn doet, dan sluit ik mij daarbij aan.

De heer Backer (D66):

Eén opmerking. Volgens mij is het gebruik niet veranderd. Alleen is het een consistente lijn van de PVV in beide Kamers om dat te doen. Ik zou dat alleen niet als voorbeeld willen nemen.

Dat is een observatie, voorzitter. Geen vraag.

De voorzitter:

Mevrouw Baaij vervolgt.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Voorzitter. Ik sluit af met het wijze advies van Collegevoorzitter Van der Burg, geuit in de deskundigenbijeenkomst over zorgvuldige wetgeving, waarbij de vicepresident van de Raad van State, de heer De Graaf, zich naar aanleiding van een vraag van mij aansloot: wees zuinig met wetgeving, kijk voordat je met nieuwe wetgeving komt, eerst wat er al is, en introduceer uitsluitend in uitzonderingsgevallen nieuwe wetgeving. Wij als Eerste Kamerleden zouden dit advies ter harte moeten nemen bij de beoordeling van voorliggende wetsvoorstellen.

Mijn fractie kijkt uit naar de beantwoording van de gestelde vragen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de heer Otten of hij inmiddels bereid is om namens de Fractie-Otten het woord te voeren. Dat is het geval. Hij had zich even een moment verontschuldigd; vandaar dat mevrouw Baay hem als spreker voorging. De heer Otten.