Plenair Kox bij behandeling Zes wetsvoorstellen inzake verandering van de Grondwet



Verslag van de vergadering van 28 juni 2022 (2021/2022 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Volgens Joop van den Berg, emeritus hoogleraar parlementair stelsel en in een grijs verleden ook ooit lid van deze Kamer, gaat het er bij herzieningen van onze Grondwet nogal onnavolgbaar aan toe, zo moppert hij in zijn rubriek op parlement.com. De wijzigingen die hier vandaag voorliggen, door anderen omschreven als de grootste grondwetswijziging sinds 1983, hebben volgens Van den Berg geen enkel verband met elkaar. Intussen ligt er volgens hem ook nog een onoverzichtelijk voorraadje dat nog in tweede lezing moet worden besproken door de Tweede Kamer plus dat er nog steeds volgens Van den Berg een voorraad voorstellen ergens in een van beide Kamers rondzwerft zonder dat ook maar iemand weet wanneer die worden afgewerkt. Nu lijkt Joop van den Berg mij niet per se het zonnetje in huis, maar, zo vraag ik de minister, heeft onze emeritus wellicht toch een punt? Kan zij ons nog eens beknopt vertellen wat momenteel waar aan grondwetsvoorstellen zwerft, al is het alleen maar om onze oud-collega gerust te stellen?

Voorzitter. Zeker is dat van een samenhangende wijziging van onze allerhoogste wet nu geen sprake is. De laatste keer dat dat gebeurde, was bijna 40 jaar geleden, in 1983, toen onder het kabinet-Den Uyl een deel van de voorstellen van de staatscommissie-Cals/Donner in grondwetgeving werd omgezet. Daardoor werd het antidiscriminatieverbod in de Grondwet verankerd, de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam vastgelegd, werden sociale grondrechten toegevoegd aan de klassieke grondrechten die we al kenden, kregen migranten voortaan stemrecht bij gemeenteraadsverkiezingen en werd het opleggen van de doodstraf grondwettelijk verboden. De leeftijd om in beide Kamers gekozen te worden, werd verlaagd van 25 naar 18 jaar. Deze Kamer kreeg een vierjarige zittingsperiode. Sindsdien mochten we ook onze voorzitter zelf kiezen. En zonen gingen niet langer voor dochters bij de troonopvolging. Desalniettemin heeft onze koning kennelijk het zekere voor het onzekere genomen en drie dochters op de wereld gezet samen met zijn vrouw. Veel ging er toen overigens ook niet door: geen gekozen formateur, geen districtenstelsel, geen rechtstreekse verkiezing van deze Kamer.

Voorzitter. Sinds die al bij al redelijk ingrijpende constitutionele make-over uit 1983 werd de Grondwet nog slechts incidenteel gewijzigd. Ik noem het schrappen van de verplichte ontbinding van de Eerste Kamer bij de grondwetswijziging, de opname van de Ombudsman, de vervanging van zieke en zwangere volksvertegenwoordigers, het stemrecht van wilsonbekwamen, de positie van Bonaire, Saba en Statia, het schrappen van de kroonbenoeming en het in artikel 100 regelen van de informatie van de Staten-Generaal bij deelname aan vredesmissies.

Zaken van belang die volgens Van den Berg vaak een nogal magere parlementaire behandeling kregen. Van den Berg weet ook waarom, zegt hij in zijn column: over het algemeen vinden leden van de Tweede en de Eerste Kamer de Grondwet niet zo interessant. Veel neiging om er energie in te steken is er niet — nog steeds citeer ik Van den Berg — en als de agenda dus een beetje volloopt met actualiteiten, schuift de behandeling van grondwetsvoorstellen al snel maanden zo niet jaren op. Ook hier vraag ik de minister of onze mopperende voormalige collega wellicht een punt heeft.

Voorzitter. De voorstellen die we vandaag behandelen, werden immers merendeels al meer dan een decennium geleden voorgesteld door een staatscommissie die door de regering was gevraagd juist met voorstellen te komen. Nadat de commissie haar voorstellen op verzoek van de ene regering, Balkenende IV, op tafel legde, kieperde de volgende regering, Rutte I, ze plompverloren in de prullenbak, omdat die regering afhankelijk was van de gedoogsteun van een partij die daar geen behoefte aan had. Daarna duurde het weer jaren vooraleer de voorstellen alsnog aan het parlement werden voorgelegd. Dat doet je niet denken dat een bijdetijdse Grondwet voor regering en parlement prioriteit heeft. Ziet de minister dat ook zo?

Gelukkig is Van den Berg milder voor ons dan voor onze collega's achter het station. Hij zegt: als er al echte belangstelling is, dan komt die eerder uit de Eerste dan uit de Tweede Kamer. Dat doet mij als nestor van deze senaat vanzelfsprekend deugd. En inderdaad, twee van de voorstellen die we vandaag bespreken, werden door deze Kamer nota bene uit de prullenmand van het kabinet gehaald en via moties alsnog ter uitvoering aan de regering opgedragen: de grondwettelijke vaststelling dat Nederland een democratische rechtsstaat is en de bepaling dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces. Voorwaar geen kleine prestatie voor een Kamer die zowel het recht van initiatief als van amendement mist.

De eerste motie draagt de naam van onze toenmalige collega Hans Engels, de tweede van onze voormalige collega Pia Lokin-Sassen. Mijn partij was van beide moties mede-indiener. Vanzelfsprekend zijn we blij dat de strekking ervan nu in de Grondwet wordt opgenomen, als voldoende senatoren er tenminste ja tegen zeggen. Kan de minister ons vertellen of zij nadenkt over een grotere, een meer samenhangende modernisering van onze Grondwet? Of blijven we het stukje bij beetje doen? En zo ja, waarom eigenlijk? Gaan we dan ook alle voorstellen van de commissie-Remkes, die op ons verzoek tot stand kwam, salamigewijs verorberen? Ik vind dat geen goed plan. Onze Grondwet verdient eigenlijk beter.

Voorzitter. Tot zover de inleidende opmerkingen. Laat ik me nu richten op de concrete voorstellen die hier vandaag voorliggen en daarbij enkele vragen stellen en commentaren geven. Vandaag behandelen we in tweede lezing zes veranderingen van onze Grondwet. Eerder dit jaar stemden we al in met twee andere wijzigingen: precisering van het antidiscriminatieverbod en toekenning van betrokkenheid bij de verkiezing van deze Kamer aan inwoners van ons Caribisch landsdeel. Nog in de pijplijn zit mogelijk een tweede lezing inzake invoering van een correctief referendum, waar mijn collega Renske Leijten zich nu in de Tweede Kamer mee bezighoudt. Ik noem ook de eerste lezing van twee wijzigingen die de rol van deze Kamer betreffen: het aanpassen van de verkiezingswijze van de Eerste Kamer en het vervangen van een tweede lezing in de Eerste Kamer door een tweede lezing in een verenigde vergadering. Het laatste voorstel vinden we prima; het eerste vinden we niets. Maar daar komen we nog over te spreken.

Voorzitter. De meeste voorstellen die we vandaag bespreken, vinden hun oorsprong in de staatscommissie-Thomassen. Die commissie werd in 2009 ingesteld, maar zoals gezegd verdwenen haar voorstellen vrijwel allemaal in de prullenmand. Als deze Kamer deze voorstellen alsnog goedkeurt, is dat een welverdiend eerherstel voor die commissie en haar voorzitter Willy Thomassen.

Voorzitter. In eerste lezing is mijn fractie met alle voorstellen akkoord gegaan, met uitzondering van het voorstel inzake een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer. We vonden dat gekunsteld en we vinden dat nog steeds. Ik ga daar nu niks meer over zeggen. Dat doe ik ook niet over het wetsvoorstel dat achterhaalde bepalingen uit de Grondwet verwijdert. Daarvoor geldt: opgeruimd staat netjes.

Voorzitter. Een grondwettelijke verankering van het recht op een eerlijk proces is een belangrijke bevestiging van een fundamenteel grondrecht dat ook gegarandeerd wordt door het Europees Mensenrechtenverdrag van de Raad van Europa, maar dat desalniettemin in sommige lidstaten soms met voeten wordt getreden.

De heer Dittrich i (D66):

Het ging even heel erg snel. De heer Kox zei: ik ga er niks meer over zeggen; wij waren bij de eerste lezing tegen dat kiescollege en Nederlanders in het buitenland die dan stemmen voor de Eerste Kamer. Mag ik hem toch nog om een afweging vragen daarover? Het is natuurlijk heel erg belangrijk wat de uitvoeringswet daarover te zeggen heeft. Het kan heel goed mogelijk zijn om voor de grondwetswijziging te stemmen en dan heel erg inhoudelijk daarop in te gaan als de uitvoeringswet hier de Eerste Kamer aan de orde komt. Zou u daar iets over kunnen opmerken?

De heer Kox (SP):

Dat zou een mogelijkheid zijn, maar zoals gezegd ben ik graag consistent. Ik heb in eerste lezing gezegd dat ik dit een gekunstelde regel vind die we niet zo in onze Grondwet moeten opnemen. Er is ooit voor gekozen om de Tweede Kamer anders te kiezen dan de Eerste Kamer. Je kan debatteren over de vraag of dat wel of niet goed is. Ik verwees al naar de commissie-Cals/Donner waarin werd gezegd: laten we de Eerste Kamer rechtstreeks kiezen. Dan was het probleem natuurlijk opgelost. De mensen die in deze grondwetswijziging worden genoemd, zouden dan ook kiesrecht hebben. Maar om het nu te doen via een kiescollege dat een soort provincie moet zijn maar geen provincie is, dat een stemwaarde moet krijgen die daarop gebaseerd is en dat gaat over, ik zou zeggen, alle Nederlanders in de diaspora, past niet bij het stelsel dat we hebben. Hoewel ik af en toe graag voor revolutionair doorga, wil ik als het over staatsrecht gaat als het nodig is toch conservatief zijn. Op dit punt vind ik dat het voorstel dat de regering heeft gedaan niet voldragen is en daarom niet in de Grondwet dient te worden opgenomen. Maar je kan er anders over denken, zoals de heer Dittrich doet.

De heer Dittrich (D66):

Met name dat laatste spreekt mij aan: je kan er anders over denken. Consistentie is uiteraard goed, maar ik breng even in herinnering dat bijvoorbeeld de Partij voor de Dieren in eerste instantie tegen heeft gestemd, maar zich toch heeft laten overtuigen en in tweede lezing voor gaat stemmen, met name omdat de uitvoeringswet precies gaat regelen wat de stemwaarde is en dat soort dingen. Dus consistentie is goed, maar je mag als politieke partij natuurlijk ook zeggen: ik laat me overtuigen en ik kies wat het beste is.

De heer Kox (SP):

Zeker, collega Dittrich. Ik dacht al: waarom voert Boris Dittrich het woord namens de Partij voor de Dieren? Maar dat was om vooral zeker te weten dat de Partij voor de Dieren nu inderdaad van standpunt veranderd is. Dat is niet erg. Dat mag. De minister heeft dat in haar beantwoording ook aangegeven. Het zijn twee legitieme redeneringen: we doen het zus, of we doen het zo. Ik vind het gekunsteld. Ik vind het niet bij grondwetgeving passen om te zeggen: we gaan dat doen, maar daarna moeten we dat nog eens gaan bekijken. Nogmaals, ik respecteer iedereen die er een andere mening op na houdt, maar hier wil ik de mijne toch graag overeind houden.

De voorzitter:

De heer Kox vervolgt.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik was aan het vertellen dat de grondwettelijke verankering van het recht op een eerlijk proces een belangrijke bevestiging is van een fundamenteel grondrecht dat ook gegarandeerd wordt door het Europees Mensenrechtenverdrag van de Raad van Europa, maar dat desalniettemin in sommige lidstaten soms met voeten wordt getreden. Dat kunnen mensen als Osman Kavala en Selahattin Demirtas helaas vanuit hun gevangeniscel bevestigen. Daarom is de toevoeging aan onze eigen Grondwet van belang. Dat brengt onze fractie wel op de vraag waarom er in afwijking van de commissie-Thomassen eigenlijk niet voor gekozen is enkele andere fundamentele rechten uit het EVRM ook in onze Grondwet op te nemen. Denk aan het recht op leven, het recht op familieleven en het verbod op foltering. Ook dat heeft nog steeds geen vermelding in onze Grondwet. Kan de minister daar nog eens op ingaan? Denkt zij wellicht na over de mogelijkheid om, ter duurzame versterking van de samenhang tussen onze Grondwet en de Europese grondwet, het EVRM te versterken?

Voorzitter. Het expliciet vastleggen van het recht op een eerlijk proces schept ook verplichtingen. In 1969 werd in Tilburg de eerste rechtswinkel van Nederland opgericht onder het motto "Ook Jan met de pet heeft recht op de wet". Dat was toen zeker niet het geval. Daarna zijn er gelukkig veel vormen van sociale rechtsbijstand gekomen voor mensen voor wie vaak veel op het spel staat, maar die geen dikke portemonnee hebben om hun recht te halen. Gelukkig hebben we nu allerlei rechtswinkels, juridische loketten, sociale advocaten en sinds kort zelfs ons eerste Huis van het Recht, in Heerlen. Maar nog steeds is gelijke toegang tot het recht niet gewaarborgd. Rechtswinkels hebben het vaak zwaar en sociale advocaten moeten bikkelen om rond te komen. Daarbovenop is de macht vaak nog steeds ongelijk verdeeld: tussen werkgever en werknemer, tussen leverancier en consument, tussen bedrijf en buurt, tussen verhuurder en huurder, tussen Belastingdienst en belastingbetaler — we weten het — en tussen overheid en burger. Recht op een eerlijk proces veronderstelt eigenlijk ook vooral eerlijk recht. Hoe denkt de minister over het implementeren in materiële wet- en regelgeving van het recht dat nu grondwettelijk wordt vastgelegd?

Voorzitter. Het opnemen van de algemene bepaling dat de Grondwet de grondrechten en de democratische rechtsstaat waarborgt, is een waardevolle versterking van onze Grondwet en geen overbodige luxe, zeker nu onlangs bleek hoe ernstig de rechtsstaat in Nederland geschonden was volgens de commissie-Van Dam. Een hele regering trad daarop af. En dat geldt zeker ook in een tijd waarin om ons heen de democratische rechtsstaat onder toenemende druk staat. Ik denk aan landen als Polen en Hongarije, die zich proberen te onttrekken aan hun binding aan de rechtsstatelijkheid zoals gegarandeerd door het EVRM. In dat verband noem ik ook het Verenigd Koninkrijk, waar de regering vorige week afstand nam van de volledige binnenlandse werking van het EVRM. Het was goed om juist op dat moment onze koning in Straatsburg in de parlementaire assemblee van de Raad van Europa te horen zeggen: "Soms kan de verleiding de kop opsteken om de gezamenlijke normen te veronachtzamen en de autoriteit van het Hof in twijfel te trekken. Dan is het belangrijk om voorzichtig te zijn en oog te houden voor het grotere belang van stabiliteit en vertrouwen binnen Europa." Een Nederland dat openlijk hecht aan de verplichting om een democratische rechtsstaat te zijn en te blijven, draagt juist bij aan die stabiliteit en dat vertrouwen.

In dit verband wijs ik er overigens nog op dat de motie die destijds door collega Engels werd ingediend, niet gesteund werd door het CDA, beargumenteerd, maar wel door de PVV-fractie. Er is dus kennelijk iets veranderd, als wat in 2012 volgens de PVV-fractie in dit huis zeker nog in de Grondwet moest worden opgenomen, nu geworden is tot een hypocriete bepaling. Het kan verkeren in de politiek.

Een belangrijke verbetering betreft het introduceren van een valbijl bij de constitutionele wetgeving; ik doel op het wetsvoorstel dat vastlegt dat de tweede lezing van een grondwetswijziging meteen ter hand genomen moet worden na verkiezing van een Tweede Kamer. Gebeurt dat niet, dan valt de bijl en vervalt het voorstel. Het gehannes met de wet op het correctief referendum, dat eerst door beide Kamers werd goedgekeurd maar daarna in de Tweede Kamer op de plank bleef liggen wegens gebrek aan politiek doorzettingsvermogen, is een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet, naar mijn mening. Ik ben blij dat de zaak daar op initiatief van partijgenoten van mij alsnog vlot is getrokken en ik ben benieuwd of de Tweede Kamer het aandurft om het voorstel alsnog af te handelen. Weet de minister hoe het daar inmiddels mee staat?

Als we dit wetsvoorstel aannemen, is het volgens onze fractie meer in het algemeen fijn als grondwetswijzigingen voortaan een eervollere en meer adequate behandeling gegarandeerd wordt in tweede lezing. Dat zie ik toch goed, zo vraag ik de minister.

Voorzitter. Tot slot kom ik op het voorstel om de Grondwet uit de tijd van de posterijen, de telefoon en de telegraaf te brengen naar de tijd van internet, Instagram, Facebook, Twitter, TikTok, Signal en WhatsApp, maar ook naar de tijd van het grootschalig afluisteren van telefoons, waarmee de Nederlandse overheid in de absolute top staat, en het hacken van gegevens op computers en servers. "Hoezo telecommunicatiegeheim?", denk je dan. Maar hoe dan ook, het is zeker nodig om aan die oude bescherming van het briefgeheim nu ook de nieuwe bescherming van het telecommunicatiegeheim toe te voegen. De vraag is of het voldoende zal zijn. De door de staatscommissie-Thomassen meer dan tien jaar terug, in de tijd van de iPhone 4, voorgestelde formulering was ruimer en daardoor wellicht ook beter dan de aanduiding die nu in de tijd van iPhone 12 voorligt. Wie weet of de omschrijving telecommunicatie over enige tijd toch niet weer te beknopt is. De commissie-Thomassen had daar een oplossing voor gevonden. Graag een inschatting van de minister op dit punt.

Voorzitter. Ik zie vanzelfsprekend uit naar de reactie van de kant van de regering en met name ook naar de maidenspeech van collega Van den Berg, die de afgelopen week in Straatsburg in de parlementaire assemblee aldaar zijn maidenspeech hield, daar heeft kunnen oefenen en vandaag zeker voor goud gaat met zijn ruim in de tijd bemeten maidenspeech.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daar kijken we allemaal naar uit, maar voor het zover is, kijken we uit naar de bijdrage van de heer Schalk. Hij spreekt, zoals gebruikelijk, namens de SGP-fractie.