Plenair Van der Linden bij behandeling Zes wetsvoorstellen inzake verandering van de Grondwet



Verslag van de vergadering van 28 juni 2022 (2021/2022 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.29 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst ook gefeliciteerd aan ambtsgenoot Van den Berg van de VVD met zijn maidenspeech. Dat was een indrukwekkend verhaal.

Voorzitter. Grondwetswijzigingen zijn tamelijk zeldzaam. Om te voorkomen dat ze onbezonnen zijn en snel door beide Kamers gaan, hebben we een eerste en tweede lezing. Zo kunnen wat al te onzalige plannen van partijen die toevallig op dat moment meerderheden hebben, worden voorkomen door partijen die op een later moment zitting hebben in de Eerste en Tweede Kamer. Dat lijkt ons zorgvuldig en het kan leiden tot herbezinning. Het wetsvoorstel 35786, Door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer, is een voorstel dat bij onze fractie toch wel leidt tot wat herbezinning.

De situatie in Nederland is als volgt. De Eerste Kamer der Staten-Generaal wordt gekozen door de Provinciale Staten. Nederlanders kiezen de Provinciale Staten. Die kiest getrapt de Eerste Kamer. Niet-ingezetenen stemmen niet voor de Provinciale Staten. Het gevolg daarvan is dat ze nu ook niet indirect voor de Eerste Kamer kunnen stemmen. Wanneer we een uitzondering maken voor niet-ingezetenen, dan laten we de facto en de jure de manier los waarop we de Eerste Kamer kiezen. Sterker nog, volgens de voorliggende wijziging gaan we werken met twee losse systemen. In het ene systeem wordt de Eerste Kamer nog altijd door de Provinciale Staten gekozen. In het andere systeem wordt er een fantoomorgaan geboetseerd om mede de Eerste Kamer te kiezen. Waar de kiezers van de Provinciale Staten bij hun stem nog rekening kunnen houden met lokale belangen en daardoor misschien op een andere partij stemmen dan bij de landelijke verkiezingen, geldt dit natuurlijk niet voor niet-ingezetenen. Er zijn immers geen lokale belangen die dit "fantoomorgaan", zoals ik het net noemde, representeert. Het is slechts een doorgeefluik van stemmen. Daardoor wordt voor niet-ingezetenen de verkiezing van de Eerste Kamer in feite toch rechtstreeks. Mijn fractie twijfelt eraan of de impact die de voorgestelde kunstgreep heeft op de manier waarop wij in Nederland de Eerste Kamer kiezen, opweegt tegen het veronderstelde voordeel.

Ook is nog niet duidelijk hoe volgens de voorgestelde grondwetswijziging geen onrecht aan artikel 4 van de Grondwet gedaan zal worden. Artikel 4 van de Grondwet stelt dat iedere Nederlander gelijkelijk recht heeft de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen. De kern zit 'm in dat woord "gelijkelijk". Hoe garandeert het voorstel dat hier voorligt gelijkelijk stemrecht, niet meer en niet minder dan andere? Dat wordt in het voorstel niet behandeld. Daarvoor wordt er, niet onterecht, verwezen naar een benodigde wijziging van de Kieswet. Een beperking als bedoeld in artikel 4 van de Grondwet is weliswaar mogelijk, maar kan uitsluitend bij wet worden geregeld. Bij de nadere wettelijke uitwerking van de nu voorgestelde wijziging van de Grondwet zal de vraag moeten worden beantwoord of een dergelijke beperking te verkiezen valt boven de huidige volgens de regering onevenwichtige situatie. In elk geval bestaat hier wat mijn fractie noemt het teller-en-noemerprobleem. Dat is al een aantal keer aangehaald. Bij de Provinciale Statenverkiezingen is het duidelijk: het aantal stemmen wordt afgezet tegen het aantal inwoners van de provincie. De teller is het aantal stemmen en de noemer is het aantal inwoners in de provincie. Maar wat is nou precies de noemer als het gaat om Nederlanders in het buitenland? Is dat de wereldbevolking, waar net ook al aan werd gerefereerd, het aantal in het buitenland geregistreerde niet-ingezeten Nederlanders of de werkelijk uitgebrachte stemmen, waar we over gelezen hebben?

In alle gevallen hebben we te maken met een min of meer arbitraire definitie van de noemer, omdat er geen eenvoudige definitie als "inwonertal provincie" gesimuleerd kan worden. In alle gevallen moeten we ons dus afvragen of we het uitgangspunt van artikel 4 van de Grondwet geen geweld aandoen.

De heer Dittrich i (D66):

Ik heb op dit punt een korte vraag aan de heer Van de Linden, over de teller, de noemer en het inwonertal. Voor het inwonertal in de provincies worden ook de mensen meegeteld die geen stemrecht hebben maar op basis van een verblijfsvergunning in Nederland wonen. In die zin is het systeem al enigszins — ik wil het woord "vervuild" niet gebruiken; hoe zal ik het zeggen? — breder dan het specifieke Nederlanderschap van de inwoners van een provincie. Dat geldt dan natuurlijk ook voor Nederlanders in het buitenland. Ziet u die parallel?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ja, dat is een goed punt. Het is al enigszins knutselwerk, om het zo maar te zeggen. De heer Kox noemde het voorstel dat hier nu ligt "gekunsteld". De vraag die voorligt, is dus eigenlijk of we nog wat verder knutselen met het knutselwerk. De afweging is of je dat moet willen in deze fase, of dat je daar niet heel anders naar zou moeten kijken. Onze fractie verwacht dat we met het oplossen van de veronderstelde onevenwichtigheid juist meer onevenwichtigheid creëren die staatsrechtelijk gezien wat verder gaat. Daarom beraden wij ons nog op dit voorstel. Wij staan in beginsel positief tegenover de overige voorstellen van vandaag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan als laatste de heer Otten. Hij spreekt namens de Fractie-Otten. De heer Otten heeft aangegeven dat hij binnen vijf minuten zijn bijdrage ten gehore zal kunnen brengen. Daar mogen we hem aan houden, hem kennende.