Plenair Kox bij behandeling Wijziging begrotingsstaten van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



Verslag van de vergadering van 12 juli 2022 (2021/2022 nr. 38)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 20.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Dank u wel aan de leden van onze regering dat ze hier op deze laatste dag voor het reces bij ons aanwezig zijn, op een tijdstip dat mensen van mijn leeftijd gewoon nog redelijk naar bed kunnen. Mensen van mijn leeftijd moeten 's nachts slapen en kunnen dan niet vergaderen. Het is heel fijn dat dat allemaal nog kan.

Voorzitter. Het is nog niet lang geleden dat we overvallen werden door corona. Toen kwam de toenmalige minister van Financiën in de toenmalige Eerste Kamer om te zeggen: we hebben diepe zakken en we zullen doen wat moet. Het was een grote crisis. Er werden grote, ongekende maatregelen getroffen. Alles bij elkaar genomen, denk ik dat we er met z'n allen best een beetje trots op waren. We waren als land in staat om een grote crisis met grote maatregelen tegemoet te treden.

Begin dit jaar werden we geconfronteerd met de oorlog in Oekraïne. Dat is iets waarvan we dachten dat het niet meer mogelijk zou zijn in het Europa van de eenentwintigste eeuw, met zijn degelijke multilaterale systemen. Maar het gebeurde. Onze regering zei, net als heel veel andere regeringen in Europa: we gaan doen wat moet; we gaan doen wat moet om de agressie te stoppen en Oekraïne te helpen. Gisteren zei onze minister-president het nog op bezoek in Kiev: we doen wat moet. Hij noemde dingen die Nederland deed, die we in januari zeker niet van plan waren geweest om te doen. Dat deden we met het geven van grote steun aan Oekraïne en zelfs met het leveren van wapens aan conflictgebieden, iets wat we tot dan toe niet deden. Het was een grote crisis. Het is een grote crisis. We nemen grote maatregelen. Alles bij elkaar genomen, met onze onderlinge verschillen, zijn we er een beetje trots op dat we het aankunnen. Dit land kan veel.

Voorzitter. Nu worden we geconfronteerd met de koopkrachtcrisis. Het woord uitspreken is al een beetje een tongbreker. Maar ik ken veel mensen, ook in mijn eigen omgeving, die het woord niet uitspreken, maar het wel meemaken. Er zijn ontzettend veel mensen, ongekend veel mensen, die op dit moment in de problemen zitten of vrezen daarin te komen. Ik doel niet op mensen die altijd wel iets te mauwen hebben, maar op mensen die niet hadden gedacht dat ze hiermee geconfronteerd zouden worden. Het Nibud zegt dat 38% van onze huishoudens moeilijk tot zeer moeilijk rond kan komen. Nibud is ook niet het flauwste; daar gaan ze er ook van uit dat je je eigen broek op moet houden als het enigszins kan. 38%. Het CPB zegt dat 670.000 tot 1,2 miljoen huishoudens met moeite de maandelijkse lasten kunnen betalen. Als je hoort hoe zich dat dan vertaalt in de positie van kinderen … Deze Kamer heeft veel aandacht besteed aan het structureel tegengaan van de armoede onder kinderen. We hebben daarin stappen, stapjes gezet. De minister voor Armoedebeleid heeft dat ook als verklaard doel tot zich genomen. Als je ziet wat er op dit moment gaande is en wat er op ons afkomt door die enorme, onverwachte inflatie en door die enorme stijging van prijzen … Ik weet niet of het u overkomt, maar ik kom de hele dag mensen tegen die zeggen: weet je wat ik meer moet betalen? Dan noemen ze een getal en dan denk ik: dat kan toch niet waar zijn? Het is dan toch waar.

En wat doet de regering nu? Zegt de regering nu "we hebben diepe zakken"? Zegt de regering nu "we doen wat moet"? Nee, dat niet. Zoals collega Van Gurp zei: ik ga hier niet zeggen "de regering doet niks en kijkt de andere kant op". Maar wat er gebeurt, is te weinig. Het is te weinig en daarom is het niet goed.

Het erge is, vind ik, dat onze minister-president zegt: "Ik zou dolgraag doen wat jullie allemaal vragen" — met "jullie allemaal" bedoelt hij dan de Tweede Kamer, de vakbonden, de consumentenorganisaties en de woonorganisaties — "maar het kan nu eenmaal niet". Daar ben ik toch licht allergisch voor. Toen ik heel lang geleden bij de Tilburgse rechtswinkel werkte, vond ik het meest vervelende om vrijdags geconfronteerd te worden met iemand die zonder geld zat. Dan belde je met de sociale dienst, en dan zei de sociale dienst "ja, hij of zij heeft eigenlijk wel recht op geld, maar het loket is gesloten" of "de kas zit dicht" of, in de eerste jaren, "de computer doet het niet". Toen dacht ik: dat kan in een beschaafd land nooit een argument zijn. We kunnen nooit zeggen: u hebt er recht op, maar we kunnen het niet geven, omdat onze systemen niet werken. Ik ben heel teleurgesteld dat ik onze minister-president hoorde zeggen: we zouden dolgraag doen wat u wilt, maar computer says no. Dat kan in een beschaafd land niet zo zijn. Láát het dan maar werken. Verzin dan maar een andere manier. Ga dan maar ergens zitten; dan betaal je maar cash uit. Dat zei je vroeger tegen sociale diensten die die smoesjes bedachten, en dat zeg ik nu ook tegen onze minister-president. Pas als het honderd procent vaststaat dat we niet méér kunnen doen, dat we niks uit die diepe zakken kunnen krijgen, dan ben ik bereid om te accepteren dat we niks kunnen doen. Wat er nu gebeurt, namelijk het verhaal vertellen dat onze systemen het niet aankunnen, dat onze medewerkers en onze uitvoeringsorganisaties al te zwaar belast zijn en dat dat een reden is om mensen van wie de regering, het parlement en het volk vinden dat we ze moeten helpen, niet te helpen, dat gaat er bij mij niet in.

We gaan hier niet een heel groot debat over de Voorjaarsnota houden. Dat is aan de andere kant gebeurd. Maar ik vraag aan de vertegenwoordigers van de regering om mij te vertellen waarom wat ik nu voorstel niet zou kunnen. Ik stel het volgende voor. Ik zal daar ook moties over indienen in eerste termijn. Dat is niet mijn gewoonte, voorzitter, maar we hebben niet zo'n lang debat voor de boeg. Ik stel voor: verhoog nu het wettelijk minimumloon. Doe het nu. Wacht er niet mee, maar verhoog het nu. Fixeer de huurprijzen. Fixeer de huurprijzen op het niveau van juni 2022 en doe dat voor een jaar. Doe de energietoeslag niet tot 120% maar tot 130%. Laat de gemeenten die dat willen, dat uitvoeren en compenseer ze daarvoor. Ten vierde: geef de energietoeslag ook aan uitwonende studenten. Er zijn veel juristen die zeggen: dit is ongekende discriminatie; een student is een bewoner en je mag bewoners niet discrimineren. Dat gebeurt studenten wel; geef ze ook die energietoeslag. Dan doen we niet veel, maar dan doen we wat volgens mij mogelijk is en waarvoor het argument "computer says no" — de systemen kunnen het niet aan — niet geldt.

Ik hoor graag de antwoorden van de regering op die punten. Ik zal zo meteen de moties voorlezen. Maar misschien wil meneer Van der Linden nog iets zeggen.

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Toch nog één vraag ter verduidelijking. De heer Kox gaf net aan in zijn betoog dat die hoge inflatie uit de lucht was komen vallen en dat veel mensen en ook hijzelf daarover een beetje verbaasd waren. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in dit huis, nog geen jaar geleden, hebben we hier uitgebreid met elkaar over gesproken. Dus mijn vraag is eigenlijk: wanneer kwam die hoge inflatie voor de heer Kox dan onverwacht uit de lucht vallen? Wanneer werd dat duidelijk?

De heer Kox (SP):

Ik denk op het moment dat die voor iedereen onverwacht uit de lucht kwam vallen. Ik ben blij dat we meneer Van der Linden bij ons hebben, die dat allemaal al voorzien had, maar volgens mij hadden de economen van de wereld ook niet voorzien wat er op dit moment gebeurt. De inflatie zoals die nu gierend uit de hand loopt, was niet voorzien, ook niet bij de Algemene Beschouwingen. Als u het wel voorzien had, dan kan u miljonair worden. Maar ik denk dat de manier waarop nu de prijzen, en met name de energieprijzen, uit de hand lopen — u hebt ook begrepen dat er iets in Oekraïne gebeurd is, waar een rechtstreeks verband ligt — een verrassing is voor iedereen, in elk geval voor heel veel mensen, misschien voor meneer Van der Linden niet. Maar het is geen verrassing in de goede zin; het is een erg slechte verrassing.

Ik lees de moties voor die ik wil indienen als u mij dat toestaat, voorzitter. Tot slot heb ik dan nog één vraag aan de minister van Financiën, naar aanleiding van haar uitspraken gisteren in Brussel.

De voorzitter:

Door de leden Kox, Van Apeldoorn, Gerkens en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gezien de alarmerende berichten over verslechtering van de koopkracht van lage en middeninkomens;

overwegende dat het van goed beleid getuigt om problemen die zich nu voordoen, ook nu aan te pakken;

verzoekt de regering dit jaar nog de koopkracht te verbeteren door structurele verhoging van het wettelijk minimumloon, gekoppeld aan uitkeringen en AOW,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter B (36120-IX, 36120-XV).

De heer Kox (SP):

De tweede motie luidt als volgt.

De voorzitter:

Door de leden Kox, Van Apeldoorn, Janssen, Gerkens en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gezien de alarmerende berichten over verslechtering van de koopkracht van lage en middeninkomens;

overwegende dat het van goed beleid getuigt om problemen die zich nu voordoen, ook nu aan te pakken;

verzoekt de regering in overleg met de woningcorporaties de huurprijzen te fixeren op prijspeil juni 2022 tot 1 juli 2023,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter C (36120-IX, 36120-XV).

De heer Kox (SP):

De derde motie luidt als volgt.

De voorzitter:

Door de leden Kox, Janssen, Van Apeldoorn, Gerkens en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gezien de alarmerende berichten over verslechtering van de koopkracht van lage en middeninkomens;

overwegende dat het van goed beleid getuigt om problemen die zich nu voordoen, ook nu aan te pakken;

verzoekt de regering ook uitwonende studenten in de loop van dit jaar in aanmerking te laten komen voor de energietoeslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter D (36120-IX, 36120-XV).

De heer Kox (SP):

Mijn laatste vraag is een vraag aan de minister van Financiën. Ik heb erop gewezen dat onze minister-president — ik wou zeggen "aan de overkant", maar het is achter het station — de Tweede Kamer vertelde: "Ik zou graag doen wat u wil, maar we kunnen het niet." Gisteren dacht ik een ietwat andere toon van de minister van Financiën te horen na het overleg van de eurogroep in Brussel: volgens de minister van Financiën kunnen we het ons in het kader van de beheersbaarheid van de overheidsfinanciën nu niet meer toestaan om nog extra maatregelen te nemen op het gebied van koopkracht. Dat kan een legitiem argument zijn, maar dat is een ander argument dan "we willen wel, maar we kunnen niet". In dat geval is het: "we kunnen wel, maar we willen niet". Daar zou ik graag een antwoord op krijgen van de minister van Financiën.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.