Plenair Schalk bij behandeling Pakket Belastingplan 2023



Verslag van de vergadering van 12 december 2022 (2022/2023 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik zag aankomen dat u me ging uitnodigen. Daarom kwam ik overeind.

Voorzitter. In het onder staatsrechtgeleerden beroemde Handboek van het Nederlandse Staatsrecht van Van der Pot las ik over een zeerover die terechtstond voor Alexander de Grote. U weet wel, dat is die keizer die huilend door z'n paleis liep omdat er maar één wereld te veroveren was. Welnu, deze Alexander de Grote stelde de vraag aan die zeerover wat hem bezielde om de zee onveilig te maken. Waarop de schurk antwoordde: hetzelfde als u ten aanzien van de gehele aardbol, maar omdat ik het met een klein scheepje doe, heet ik een rover; omdat gij met een grote vloot komt, noemt men u "keizer". Oftewel: die zeerover handelde onrechtmatig, maar de keizer, gedekt door zijn staat, handelde zogenaamd rechtmatig. De interessante vraag echter is of die rechtmatige veroveringen ook rechtvaardig waren.

Voorzitter. De vraag vandaag is wat mij betreft: ook al handelen we rechtmatig, handelen we dan ook rechtvaardig? Dat is een interessante vraag, zeker voor deze Kamer, waar de rechtmatigheid van wetten getoetst wordt. "Rechtmatig" betekent kortweg gezegd: naar de wet, of naar het recht. Bij "rechtvaardigheid" gaat het erom of iets in overeenstemming is met bepaalde beginselen. Laten we dat verschil nu eens meenemen in het kader van de behandeling van dit belastingplan. Ik noem zomaar wat voorbeelden. Neem de situatie rond box 3. De staatssecretaris heeft tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen omstandig uitgelegd hoe het juridisch gezien allemaal in elkaar steekt en op welke wijze de juridische uitspraken van de Hoge Raad leidden tot de stappen die het Rijk wel of niet heeft genomen in dit dossier. Kort gezegd is de uitkomst tot nu toe: iedereen die bezwaar heeft gemaakt is gecompenseerd. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken rond de massaalbezwaarprocedure voor degenen die verzoeken om ambtshalve vermindering. Maar dan blijft staan dat iedereen die geen bezwaar heeft kunnen maken of geen verzoek tot ambtshalve vermindering van belasting heeft kunnen doen geen rechtsherstel zal ontvangen, terwijl de overheid wel fout zat met de vermogensrendementsheffing. Waarom heeft men eigenlijk geen bezwaar kunnen maken? Misschien wel omdat je niet wist dat je bezwaar kunt maken of misschien omdat je niet in staat bent om dat te doen.

Voorzitter. Wij hebben het hier de afgelopen tijd uitvoerig gehad over de relatie tussen burger en overheid. De overheid moet betrouwbaar en integer zijn. De toeslagenaffaire laat zien dat ze daarin ernstig tekort is geschoten. Een terugkerend refrein is dat de overheid voortdurend het doenvermogen van de burger overschat. Stel dat je doenvermogen tekortschiet, dan val je dus buiten de boot. Dat leidt tot twee cruciale vragen. Eén. Is dat rechtmatig? Twee. Is dat rechtvaardig? De Hoge Raad oordeelde dat de regering niet gedwongen kan worden om iedereen te compenseren. Dat is ergens begrijpelijk, maar toch wringt het. Heeft de overheid niet de morele plicht om integer te handelen? Moeten burgers per se eerst bezwaar maken voordat de overheid de eigen fouten rechtzet?

Een tweede voorbeeld. Mijn terugkerend refrein bij het Belastingplan is de eenverdiener. In de huidige stand van zaken hebben tweeverdieners die allebei €20.000 verdienen een inkomen van €40.000 en betalen daarover €661 belasting. Een eenverdiener die ook een inkomen van €40.000 genereert betaalt €7.862 belasting. Dat is twaalf keer zo veel. Dat leidt tot twee cruciale vragen. Eén. Is dat rechtmatig? Twee. Is dat rechtvaardig? Door dit belastingbeleid jaagt de overheid alles en iedereen naar de arbeidsmarkt. Wat zegt dat over het streven naar een participatiesamenleving, vraag ik aan de minister voor Armoedebeleid. Hoe kan omzien naar elkaar vormkrijgen als economische zelfstandigheid mantelzorgers naar de arbeidsmarkt drijft, vraag ik aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. En is het wel rechtvaardig om via het belastingstelsel burgers de vrijheid te ontnemen om hun leven in te richten op de wijze die zij passend vinden? Dat is uiteraard een vraag aan de staatssecretaris. En wat zijn de gevolgen voor de bevolkingspolitiek? Terecht gaf minister Van Gennip in het kader van de instelling van de commissie demografische ontwikkeling aan dat zij niet aan bevolkingspolitiek wil doen. Maar dat gebeurt wel. Hoe rijmt de minister van SZW dit met het belastingstelsel?

Voorzitter. Een derde voorbeeld. Ik herinner de Kamer graag aan mijn motie over de harde knip die de regering wil maken bij het uitfaseren van de IACK, de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Even voor de Handelingen de goede duiding van dit probleem: de IACK wordt per 1 januari 2025 afgeschaft en wel met een harde knip. Concreet betekent dat dat een gezin waarin een kind op 31 december 2024 geboren wordt, nog twaalf jaar een toeslag krijgt. Dat gaat over die twaalf jaar om ruim €32.000. Als de inflatie wordt meegerekend, gaat het om een bedrag van rond €40.000. Wordt een kind op 1 januari 2025 geboren, dan is de IACK niet meer van toepassing en krijgen de ouders van dit kind niets.

De voorzitter:

Meneer Schalk, mevrouw De Boer heeft een vraag aan u.

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Ik twijfelde of ik een vraag zou stellen, maar ik doe het toch. Ik heb een vraag over de belastingheffing voor de eenverdiener ten opzichte van de tweeverdieners. De heer Schalk doet het voorkomen alsof mantelzorg, vrijwilligerswerk of zorg voor kinderen in het gedrang komen op het moment dat je de eenverdiener die €40.000 verdient meer belast dan twee mensen die samen hetzelfde verdienen. Als ze samen hetzelfde verdienen, hebben ze samen toch net zo veel vrije tijd over om die mantelzorg, dat vrijwilligerswerk of de zorg voor de kinderen op zich te nemen? Ze werken dan immers allebei maar de helft.

De heer Schalk (SGP):

Precies. Dat vind ik een heel goed voorbeeld. Je zou dan zeggen: laat ze dan ook evenveel belasting betalen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Nou, dat is een ideologische afweging. Maar u doet het voorkomen alsof door de keuze die wordt gemaakt, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk of de zorg voor kinderen in het gedrang komen. Dat is een conclusie die je volgens mij niet kunt trekken, omdat er evenveel tijd overblijft om dat te doen.

De heer Schalk (SGP):

Dat klopt opnieuw, voorzitter, op het moment dat die tweeverdieners het allebei zo kunnen regelen dat ze op verschillende tijden moeten werken. In die zin heeft mevrouw De boer helemaal gelijk. In het extreme en precieze voorbeeld dat ik noem, zou je kunnen zeggen dat er in ieder geval voldoende tijd overblijft. De werkelijkheid blijkt te zijn dat in het geval van tweeverdieners het niet altijd precies fiftyfifty is en dus welzeker de mantelzorg of de zorg voor kinderen onder druk komt te staan.

Voorzitter. Ik had net uitgelegd dat er bij de harde knip van de IACK een enorm verschil optreedt tussen een gezin met een kind dat in december 2024 wordt geboren en een gezin met een kind dat in januari 2025 wordt geboren. Dat raakt trouwens natuurlijk vooral de tweeverdieners. Gek genoeg waren de VVD en D66 de enige partijen die mijn motie, die oproept om dit probleem op te lossen, niet steunden. Het lijkt erop dat zij tweeverdieners zouden willen afstraffen, maar daar doet de SGP nou weer niet aan mee. Daarom kom ik terug op het probleem van die harde knip. Dat leidt namelijk tot twee cruciale vragen. Eén: is het rechtmatig? Twee: is het rechtvaardig? De motie vroeg overigens aan de regering om de contouren voor een oplossing te bespreken bij de behandeling van het Belastingplan. Mijn concrete vraag is dus: wil de staatssecretaris de contouren schetsen van de wijze waarop de harde knip wordt omgezet in een draaglijke overgangsregeling?

Voorzitter. Ik ga nog heel even door op dat spanningsveld tussen rechtmatigheid en rechtvaardigheid, en wel langs de lijnen van de marginale druk, mijn vierde voorbeeld. Neem het voorbeeld van iemand met een laag inkomen, of laten we zeggen bijna modaal, €33.000 of zo. Als deze persoon €1.000 per jaar meer gaat verdienen, betaalt hij of zij daar wel tot €800 belasting over. Maar als iemand anders een ton verdient, €100.000, en €1.000 meer gaat verdienen, betaalt hij daar 49,5% over, dus een kleine €500. Dan houdt diegene met een hoog salaris, de rijke zal ik maar zeggen, ongeveer €300 meer over aan die €1.000. Dat leidt tot twee cruciale vragen: is het rechtmatig en is het rechtvaardig? Misschien kan de minister die zich bezighoudt met het armoedebeleid haar licht laten schijnen over dit thema. Wat betekent die extreme marginale druk in de lage lonen voor haar beleid?

Kortom, alle voorbeelden laten zien dat we misschien rechtmatig handelen. We hebben immers wetten gemaakt en aangenomen, ook in deze Kamer. Het is net als met de toeslagenaffaire. De Belastingdienst heeft die wetten gewoon toegepast en uitgevoerd, zou je kunnen zeggen. Het is naar de wet en dus is het rechtmatig. Maar de rechtvaardigheid volgens morele lijnen is ver te zoeken.

Voorzitter. Ik loop nog even langs enkele andere wetsvoorstellen. Daardoor raken we de lijn van rechtmatig en rechtvaardig even kwijt, maar daar kom ik nog op terug. Kort en zakelijk: de Wet minimum CO2-prijs industrie (36206). De fractie van de SGP blijft worstelen met de vraag wat de toegevoegde waarde van het voorliggende wetsvoorstel is, nu op basis van de Europese Green Deal geen lage CO2-prijzen te verwachten zijn en er gerichte verduurzamingsmaatregelen, zoals energiebesparingsverplichtingen en een verplicht aandeel groene waterstof, voor de industrie op stapel staan.

Mijn fractie heeft ook vragen bij de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten (35929). Dit is in de uitvoering een ingewikkelde wet, waarbij het de vraag is hoeveel die daadwerkelijk oplost. Trouwens, ook grote bedrijven liften op deze wet mee. Is dat wel wat de staatssecretaris heeft beoogd?

Voorzitter. Ik maak vandaag ook van de gelegenheid gebruik om een vraag te stellen over de btw, met name in de goededoelensfeer. Ik denk aan de kringloopwinkels, die een belangrijke bijdrage leveren aan mensen die in armoede leven. Ze zijn bovendien heel goed voor het klimaat en het milieu. Ziet de regering mogelijkheden om de btw-verplichting van kringloopwinkels te drukken? De meest eenvoudige route is om kringloopwinkels op basis van bijlage 3 van de Europese btw-richtlijn te laten vallen onder liefdadigheidsinstellingen, zodat ze over hun producten niet langer 21% maar 9% btw afdragen. Hoe kijkt de regering aan tegen deze optie?

Dan wetsvoorstel 36208. Dat is weer zo'n ratjetoewet met diverse onderwerpen, zoals intensivering kindgebonden budget, afschaffen inkomensondersteuning en aanpassen van het lage-inkomensvoordeel. Dit soort veegwetten maken het geheel onzuiver en onduidelijk. Het is ingewikkeld om tegen te stemmen, omdat grote delen van de samenleving daardoor worden geraakt. Maar één onderdeel van de wet roept grote vraagtekens op, namelijk het vraagstuk van de IO-AOW. Ik verwijs naar de motie-Van Rooijen en de uitgebreide toelichting die deze collega daar vandaag op heeft gegeven. Als ik zijn betoog zou moeten samenvatten, kom ik eigenlijk uit bij twee vragen: is dat rechtmatig en is dat rechtvaardig?

Voorzitter. Zo is de cirkel weer rond. Het gaat vandaag vooral over fiscale onderwerpen. We behandelen het Belastingplan 2023. Daarbij spreek ik natuurlijk de regering aan, maar ik roep ook de burger op om er een goede belastingmoraal op na te houden. In de Bijbel, in het Nieuwe Testament, laat Jezus zien hoe het moet. Op de vraag of hij de belastingen wel heeft betaald, neemt hij een munt, laat hem zien en vraagt van wie het opschrift en de beeltenis op die munt is. Dat is de keizer. Dan zegt Jezus: geef dan aan de keizer wat des keizers is en aan God wat Godes is. Oftewel: burgers moeten de wetten gehoorzamen, ook de belastingwetten. Dat is rechtmatig. En als ze die wetten niet rechtvaardig vinden, dan moeten ze zich wenden tot de overheid. Dit doen ze ook langs de lijnen van de volksvertegenwoordigers. Dat zijn wij. Vandaar mijn vragen. Ik hoop op mooie antwoorden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord voor meneer Essers. Hij spreekt namens het CDA en de ChristenUnie.