Plenair Van der Linden bij behandeling Pakket Belastingplan 2023



Verslag van de vergadering van 12 december 2022 (2022/2023 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Dank u wel, voorzitter. Een nieuw jaar, een nieuw Belastingplan. Het eerste Belastingplan van dit kabinet. Het laatste Belastingplan van de Kamer in deze samenstelling. Maar toch een andere samenstelling dan gehoopt. We behandelen het Belastingplan namelijk zonder de gewaardeerde en ervaren senator Peter Ester van de ChristenUnie, die ons is ontvallen. Onze gedachten en medeleven gaan uit naar zijn familie, vrienden en collega's, zeker de fractie en de minister van de ChristenUnie.

Voorzitter. Mijn fractie waarschuwt al lange tijd voor de effecten van langdurig hoge inflatie op de koopkracht van burgers en de weerbaarheid van gemeenschappen. Vorig jaar wees ik in onze bijdrage over het Belastingplan op twee belangrijke aspecten die aandacht verdienden en nog steeds verdienen. In de eerste plaats het nastreven van een kleine overheid. En in de tweede plaats de schrikbarende complexiteit van ons belastingen- en toeslagenstelsel. Wij gaven vorig jaar onze visie hoe dit te doorbreken. Vorig jaar debatteerden wij hierover op 13 en 14 december, aan de vooravond van een nieuw kabinet. Het regeerakkoord Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst, verscheen een dag later, op 15 december.

Ik licht het regeerakkoord en het vandaag voorliggende Belastingplan nog eens door op basis van onze analyse van vorig jaar, te beginnen bij ons ideaal van een kleine overheid. Mijn fractie, mijn partij gelooft in een staat die dienstbaar is aan gemeenschappen van mensen, zoals ook de markt dienstbaar dient te zijn aan gemeenschappen. Dit betekent dat de staat geen geluksmachine is, dat de staat niet alle problemen kan oplossen en dat de staat zeer terughoudend moet zijn bij het onttrekken van geld aan gemeenschappen en dus terughoudend moet zijn met het heffen van belastingen en het uitgeven van geld van burgers.

Die terughoudendheid zien we al jaren niet meer. De laatste grote poging tot een kleine overheid — of althans: lagere uitgaven — was onder het kabinet van VVD en PvdA. Dat was vooral ingegeven door de nasleep van de kredietcrisis, en niet door het ideaal van een kleine overheid. In het huidige regeerakkoord wordt gesproken over een sterke overheid, maar niet over een kleine. Betoogd wordt dat burgers een overheid willen die levert, en daar mag flink geld tegenaan worden gesmeten, vooral incidenteel, omdat met die incidentele uitgaven, ik citeer het akkoord: "grote maatschappelijke opgaven zoals klimaat, stikstof en achterstallig onderhoud opgelost worden".

"Opgelost worden", zou het werkelijk? Een drietal observaties van ons hierbij. Eén: er wordt hier in Den Haag vaak vergeten dat overheidsuitgaven eerst door burgers verdiend moeten worden. Deze burgers — voor velen hier onzichtbare mensen — werken van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. Zij verdienen het geld dat de regering nu en dan achteloos lijkt af te romen.

Tweede observatie: een overheid kan niet kosteloos groeien. Een uitdijende overheid verzwakt de samenleving, verzwakt gemeenschappen en ondermijnt de vrije markt. Als er jaar in, jaar uit meer geld bij burgers wordt weggehaald, neemt de welvaart van hen af. Ze hebben als gevolg daarvan minder vrijetijd, want er moet gewerkt worden om de rekeningen te kunnen betalen. Om de staat te dienen is er bijvoorbeeld minder tijd voor het verenigingsleven beschikbaar.

Ik citeer in dat kader het CBS, in een bericht van 19 oktober jongstleden: "Het aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet is in 2021 verder gedaald. In dat jaar zei 39 procent in de afgelopen twaalf maanden zich ten minste één keer vrijwillig te hebben ingezet voor een organisatie of vereniging. Tien jaar eerder was dat nog 51 procent, en in 2020 44 procent. De afname tussen 2020 en 2021 was vooral te zien bij vrijwilligerswerk op school, in het jeugdwerk en voor culturele verenigingen."

Er moet in Den Haag geld worden uitgegeven, dus de samenleving verschraalt en de staat eigent zich een steeds grotere rol toe; een vicieuze cirkel als we niet oppassen. Saillant detail: in het regeerakkoord lazen we juist dat een overheid die levert, burgers de ruimte biedt om samen met familie, vrienden, collega's en vrijwilligers bij een vereniging in de buurt betekenis aan hun leven te geven. Dat is een samenleving waarin de overheid mensen in staat stelt samen de schouders eronder te zetten, aldus het regeerakkoord. Mijn vraag aan de minister op het vlak van die afnemende vrijwilligers en het regeerakkoord is: wat gaat hier nou mis? Graag een reactie.

Derde observatie is dat de belastingen op arbeid zo hoog zijn dat het voor veel mensen nauwelijks loont om meer te gaan werken, en dat in tijden van grote krapte op de arbeidsmarkt. Ik heb het hier natuurlijk over de marginale druk. Een simpeler en rechtvaardiger belastingstelsel is een stelsel met een acceptabele marginale druk, in onze ogen van maximaal 50%. Ga je een euro meer verdienen, dan mag het nooit zo zijn dat meer dan de helft van die extra euro naar de overheid gaat. De overheid moet via fiscale wetgeving zorgen dat werken voldoende loont, en meer werken beter loont. Dat doet de overheid als die wil leveren. En dat kan, in de vorm van eenvoudige, doelgerichte en rechtvaardige belastingen- en toeslagenwetgeving. Ook hier geldt: een kleine en doelmatige overheid is in het belang van burgers. Een kleine overheid, die minder geld rondpompt in een complex systeem, behoeft bovendien veel minder mensen en middelen vrij te maken om de uitvoering goed te regelen. Zo'n kleine overheid kan dus ook veel beter leveren.

En dan ben ik aangeland bij ons tweede fiscale hoofdpunt: ons veel te complexe stelsel van belastingen en toeslagen. Dat stelsel vereenvoudigen is geen sinecure.

De voorzitter:

De heer Raven heeft een vraag aan u. Aan u het woord.

De heer Raven i (OSF):

Dank u, voorzitter. Ik heb een vraag over het onderwerp marginale druk. Die vraag heb ik ook voorgelegd aan de collega van D66. Ik vind het geen marginale druk waar ik het over had, maar in uw voorbeeld is het eigenlijk ook geen marginale druk, want u geeft aan dat het al 50% zou kunnen zijn aan belasting. Ik vind dat geen "marginale" druk. De term die we daarvoor gebruiken, recycle ik juist. Ik zou u dit willen vragen. Als je bijvoorbeeld boven een bepaald grensinkomen komt, betekent dat simpelweg dat je netto een groot bedrag gaat verliezen door extra inkomsten uit extra werk. Dat bedoelt u eigenlijk met de term "marginale druk". Maar dat is niet "marginaal"; dat is fysiek gewoon heel veel geld. Zou u met ons willen nadenken en meedenken om met name die grensinkomens te verhogen?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Nou, daar willen we best over meedenken, voor zover dat geen symptoombestrijding is. Want de grote analyse van het probleem is namens ons dat we ons belastingen- en toeslagenstelsel zo complex hebben gemaakt, ook aan de ondersteuningskant, dat een euro meer verdienen bruto niet altijd netto tot meer leidt, juist door het ingewikkelde stelsel. Dus als u voorstellen heeft om dat te versimpelen of te vereenvoudigen, dan zullen we dat van harte steunen, maar laten we het vooral niet ingewikkelder maken.

De heer Raven (OSF):

Ik ben er absoluut niet voorstander van om het ingewikkelder te maken. Sterker nog, het lijkt mij op dit moment iets te kort door de bocht om te zeggen: in de toekomst gaan we dat allemaal oplossen. Dit soort wijzigingen van wetten vragen gewoon tijd; die vragen minstens een, twee, drie jaar voordat je datgene bereikt wat je eigenlijk wilt bereiken. De systematiek om die grensinkomens te verhogen, is vrij gemakkelijk: we kunnen vanavond, of morgen, via een uitspraak van de Kamer vragen om daar iets aan te doen, door die te verhogen. Dat besluit kun je vandaag of morgen nemen, als je dat zou willen. En dan heb je het geregeld voor een hele groep mensen die met die problematiek worden geconfronteerd.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

De heer Raven (OSF):

De vraag was, nogmaals, aan de JA21-fractie of ze met ons mee willen denken over zo'n simpele wijziging, en niet over de wijziging van allerlei wetten en over wensen enzovoort, wat jaren gaan duren. Nee, nu moeten we dat probleem oplossen. Nu worden mensen geconfronteerd met de armoedeval.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk, dank u wel.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Simpele, doeltreffende maatregelen die direct problemen oplossen voor heel veel mensen, tja, daar zijn we altijd voor, dus die gaan we dan met veel interesse bezien. Maar ik hoop dat de heer Raven het ook met mij eens is dat we voor de lange termijn — dat kan niet morgen opgelost worden — echt wat moeten doen aan dat veel te complexe stelsel dat we met elkaar hebben gebouwd in de loop der jaren.

De heer Raven (OSF):

Ik verwijs daarvoor naar de inbreng die mijn voorgangers regelmatig hebben gedaan in de afgelopen jaren, dat er op dat punt nog heel veel wijzigingen zouden moeten worden voorgelegd hier aan de Kamer. Die zijn er helaas niet, maar ik ben wel in staat om nu op korte termijn daar iets aan te doen. Dus ik hoop dat u daarover met ons wil meedenken.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

De heer Van der Linden betoogt dat het belastingstelsel complex is geworden. Dat ben ik ook met hem eens. Hij identificeert ook het probleem van de hoge marginale druk voor sommige inkomens die wel kan oplopen tot 84%. Nou is mijn vraag: wat stelt de heer Van der Linden voor om daar wat aan te doen? Je kunt dat namelijk op verschillende manieren oplossen. Een van de redenen waarom er een hoge marginale druk is, is dat we in dit land de lage inkomens ondersteunen via toeslagen. Als je die toeslagen afschaft, dan verlaag je de marginale druk maar dan valt die ondersteuning weg. Dus dan moet je het op een andere manier doen. De heer Van der Linden wil het belastingstelsel versimpelen en hij wil af van die hoge marginale druk. Maar wat is dan een rechtvaardige oplossing voor dat probleem?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Wat ik ook zo meteen zal betogen, is dat die vereenvoudiging niet eenvoudig is. Het is echt ontzettend lastig, zoals ook de staatssecretaris per brief heeft bevestigd, om dat op een goede manier te doen, maar wij denken dat het wel mogelijk is. Sterker nog, wij hebben zelf in het verleden — maar ook een aantal andere partijen waaronder D66 en 50PLUS — CPB-doorgerekende pogingen gedaan met als doel om een groot aantal van die toeslagen te schrappen en in ruil daarvoor een nieuwe, veel eenvoudiger systematiek te introduceren in de vorm van bijvoorbeeld een verzilverbare heffingskorting. En of die dan op huishoudniveau of op persoonsniveau zou moeten gelden, daar kun je over discussiëren, maar dat zijn, denken wij, de grote knoppen om aan te draaien om in een keer een grote slag te slaan.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Een andere knop, die ook relatief eenvoudig en overzichtelijk is, zou kunnen zijn om meerdere schijven in te voeren en om de eerste schijf van de inkomstenbelasting te verlagen ten opzichte van wat die nu is en om aan de hogere inkomens wat meer te vragen. Want linksom of rechtsom, je zal het toch ergens van moeten betalen. Als je zegt dat aan de onderkant die steun nodig is, dan zal je het geld daarvoor toch ergens vandaan moeten halen.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Dat is een optie. Het heeft onze voorkeur om te werken met zo min mogelijk schijven om het eenvoudig te houden, maar die schijvendifferentiatie kan een weg zijn om te bewandelen, als dat maar wel gepaard gaat met het afschaffen van een groot aantal van die veel te ingewikkelde regelingen. Als we het veel simpeler kunnen maken en het compromis een aantal meer schijven zou moeten zijn ten opzichte van wat we misschien zelf zouden willen, dan moeten we daarnaar kijken. Mijn oproep vandaag, en trouwens ook in de brief van de staatssecretaris, is ook dat politieke partijen echt over hun schaduw heen moeten stappen en niet moeten vervallen in hun eigen stokpaardjes want als dat laatste gebeurt is een grootschalige vereenvoudiging echt niet haalbaar.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Misschien kunnen we …

De voorzitter:

Graag kort, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Excuus, ik was te snel, ik had nog niet het woord gekregen van u. Ik zal het kort houden. Ik hoop dat de JA21-fractie en mijn fractie elkaar hierin kunnen vinden. Want als je het wilt oplossen, dan moet je niet alleen kijken naar de vereenvoudiging maar ook naar de rechtvaardigheid daarvan. Dan moet je volgens mij ook kijken naar de verdeling en constateren dat ons huidige belastingstelsel eigenlijk helemaal niet zo progressief is.

De voorzitter:

Ik doe wel het verzoek aan de leden om als ze aan de interruptiemicrofoon staan, met een vraag te komen in plaats van hun eigen stellingen naar voren te brengen want daar hebben ze hun eigen termijn voor. Gaat u verder, meneer Van der Linden.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik kom op dat laatste punt straks nog terug. Waar ik net eindigde, was dat het stelsel vereenvoudigen geen sinecure is. Dat is niet makkelijk. Het vereist creativiteit, lef, doorzettingsvermogen en politieke wil. Partijen moeten echt bereid zijn over eigen schaduwen heen te stappen voor dat grote doel, namelijk vereenvoudiging.

Wat ook helpt voor een grote stelselherziening is trouwens een substantieel bedrag aan smeerolie, zoals ik het maar even noem. We keken op dit punt dan ook reikhalzend uit naar regeerakkoord, omdat er de vorige beschouwingen toch het nodige over werd gesteld, maar dat viel toch wel wat tegen. Slechts een passage over de kinderopvangtoeslag, wat natuurlijk een superbelangrijk onderwerp is, de vereenvoudiging van de huurtoeslag en "we gaan door met verbeteringen", maar de grote klapper, de smeerolie, ook budgettair, ging vooral naar fondsen voor stikstof en klimaat. Met grote sommen geld denkt het kabinet, zo staat in het regeerakkoord, de problemen op dat vlak op te kunnen lossen. Dat betwijfelen wij. Bovendien, voor een werkelijk oplosbaar vraagstuk, het grondig vereenvoudigen van ons belastingen- en toeslagenstelsel zijn geen grote incidentele middelen vrijgemaakt, terwijl dat toch vooral een wiskundige exercitie zou moeten zijn. Dat was nog voor de grote recessie waar we inmiddels in zijn aanbeland. De eerste stappen zijn er. Hoe groot en diep die recessie wordt, moeten we dan nog zien. Ik heb volgens mij de vorige keer ook betoogd: als je het dak al niet repareert als de zon schijnt, wordt het nog moeilijker als het regent. Maar het glas is bij ons ook halfvol. Er lijkt toch wat momentum te zijn voor actie. Staatssecretaris Van Rij heeft recentelijk in een brief eindelijk gereageerd op onze vorig jaar hier aangenomen motie, die het kabinet verzocht om op basis van brede samenwerking met beide Kamers, onderzoeksinstituten en externe specialisten aan te vangen met een ambitieus, transparant en stapsgewijs plan om ons stelsel van sociale zekerheid en belastingen de komende jaren flink te vereenvoudigen, met een aantal uitgangspunten, namelijk aanvaardbare budgettaire effecten, aanvaardbare inkomenseffecten en aanvaardbare arbeidsaanbodeffecten.

De staatssecretaris heeft een aanpak geformuleerd — daar heeft hij een brief over gestuurd — waarin hij fiscale regelingen ter discussie zal stellen op basis van vier criteria. Eén. Het beleidsdoel is niet meer actueel en er is geen onderbouwing meer voor overheidsingrijpen. Het tweede criterium is dat de regeling negatief is geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. Het derde is dat de regeling te complex is in de uitvoering of handhaving door de belastingdienst. Het vierde criterium is dat de regeling relatief veel foutief gebruik kent of het doenvermogen bovenmatig belast. Dat zijn op zich prima criteria om fiscale regelingen tegen het licht te houden. Wij zien uit naar de eerste uitkomsten komend halfjaar.

We hebben nog wel een aantal vragen. Eén. Is de staatssecretaris met ons van mening dat zoiets als een veelheid of overmaat aan regelingen die hetzelfde doel nastreven ook tot de criteria behoort? Zou dat niet moeten worden toegevoegd aan de set criteria uit zijn brief, of valt dit hier reeds onder? Neem het voorbeeld van de toeslagen. De belastingen in Nederland, onder andere de inkomstenbelasting, zijn zo hoog dat het voor veel burgers niet doenlijk is om zorg of onderdak te betalen. In plaats van de belastingen te verlagen, wordt gekozen voor een complex systeem van bijvoorbeeld zorg- en huurtoeslagen. Ook nieuwe plannen en proefballonnen dreigen soms een doel na te streven dat via vereenvoudiging doelmatiger zou kunnen worden bereikt. Neem bijvoorbeeld de voltijdbonus waarover wordt gesproken. Bij een effectieve marginale druk, zou die niet of minder nodig moeten zijn.

Twee. Stel dat het afschaffen van een flink aantal van deze regelingen leidt tot netto belastingderving en budgettaire negatieve effecten. Hoe ziet de staatssecretaris dat financieel voor zich? Heeft hij wat budgettaire speelruimte of gaan andere, meer generieke belastingen dan omhoog? Oftewel: hoe zit het hier met de smeerolie, financieel, waar ik het net over had?

Drie. Ligt de nadruk met de aanpak in de brief van de staatssecretaris, met alle respect, niet te veel op relatief kleine regelingen? Wij zouden graag zien dat ook goed gekeken wordt naar grote klappers, zoals — net al benoemd — de zorgtoeslag, de huurtoeslag, het kindgebonden budget, de kinderbijslag, de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. Het schrappen of aanpassen van dit soort regelingen is misschien heftig, maar het kan wel, in combinatie met het introduceren van bijvoorbeeld een eenvoudig verzilverbare heffingskorting. Dat kan op huishoudenniveau of in de vorm van een persoonlijke korting, zoals ik vorig jaar al heb betoogd. Meerdere partijen hebben dit in het verleden onderzocht en door het CPB laten doorrekenen. Wij hebben dat gedaan, toen nog in een andere politieke samenstelling, maar ook D66 en 50PLUS. Deze doorrekeningen vormen onzes inziens een prima aanvulling op de voorgestelde aanpak van de staatssecretaris. Onze vraag aan de staatssecretaris is dan ook hoe hij aankijkt tegen dergelijke grote klappers bij de vereenvoudiging van ons stelsel.

Verder verwijst de staatssecretaris in zijn plan-van-aanpakbrief naar de fiscale rommelzolder. Dat zijn zijn woorden, of eigenlijk die van zijn voorgangers. Het is een metafoor voor het grote aantal ondoelmatige en niet-doeltreffende regelingen in ons fiscale huis. Meerdere ambtsvoorgangers van de staatssecretaris hadden de ambitie deze zolder leeg te ruimen, maar dat is niet gelukt. Sterker nog, sinds 2003 zijn er evenveel regelingen bij gekomen als afgeschaft. Dan ruim je eindelijk je zolder op en een jaar later staat die weer vol met nieuwe troep. Ik vraag aan de staatssecretaris: zouden we het verminderen van het aantal fiscale regelingen niet tot doel kunnen stellen aan onszelf via wetgeving, waarbij we onszelf verplichten om bij het introduceren van één nieuwe fiscale regeling er tegelijkertijd minstens twee te schrappen? De Kamer legt zichzelf klimaatdoelen op en legt deze vast in wetgeving. Dan moet het toch ook mogelijk zijn met onze eigen belastingregels. Mijn vraag is of de staatssecretaris mogelijkheden ziet. Wij overwegen op dit punt, dat van de rommelzolder, een motie. In het verleden heeft onderzoek plaatsgevonden naar het verruimen van mogelijkheden om het lokale belastinggebied te verruimen, dus op gemeentelijk niveau. Gemeenten zijn nu voor meer dan 60% van hun begroting afhankelijk van de rijksuitkering. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het hiermee staat, en hoe dit zich verhoudt tot zijn aanpak en ambities om het stelsel juist te versimpelen en de regels te verminderen? Bijten deze ambities elkaar niet?

Tot slot. De staatssecretaris benadrukt in zijn brief met de aanpak voor een vereenvoudiging van het stelsel dat een rechte rug nodig is van kabinet en Kamers. Wat ik net al aangaf bij de heer Van Apeldoorn, kan de secretaris deze definitie voor de noodzaak van een rechte rug nog eens nader duiden? Wat voor risico's ziet hij hier en ook bij de Kamer? Wij kunnen ons dat overigens goed voorstellen. Als iedere fractie tijdens deze enorme operatie vooral de eigen politieke stokpaardjes zal gaan berijden, dan wordt het natuurlijk een kansloze missie. Wij roepen daarom op om dat niet te doen gedurende deze fiscale operatie. Daarna, hopelijk met een veel simpeler en effectiever belastingen- en toeslagenstelsel, is er nog alle ruimte om discussies te voeren over politieke meningsverschillen. Maar dan is er in ieder geval op het gebied van de vereenvoudiging geleverd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer van der Linden. Ik denk dat er nog een interruptie komt van meneer Van der Voort. Meneer Van der Voort, aan u het woord.

De heer Van der Voort i (D66):

Ik wil even terugkomen op het begin van het betoog van de heer Van der Linden dat ging over de kleine overheid. Het is een interessante gedachte om de overheid steeds verder terug te dringen. Dat is volgens mij de afgelopen tien, twintig jaar best goed gelukt, maar hoe klein kan de overheid worden in zijn visie?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik kan een voorstel doen. Laten we eens beginnen met 10%. Als de heer Van der Voort dan aangeeft met 5% te beginnen, kunnen wij best tot een deal komen. Maar het kan in ieder geval een stuk kleiner.

De heer Van der Voort (D66):

Maar de heer Van der Linden zal toch ergens op uit willen komen en niet alleen maar puur als doel hebben de overheid te verkleinen? Het gaat er toch om dat de overheid effectief is? Zou het dan niet beter zijn om in plaats van te zeggen dat overheid kleiner moet worden, te zeggen dat de overheid zo groot moet zijn dat de doelen die gesteld zijn behaald worden met die overheid? Dat zou toch veel realistischer zijn dan puur te zeggen dat het 10%, 20% of 30% kleiner moet worden?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ja, dat is waar. We kunnen dat heel concreet maken in een percentage, wat ik net gekscherend probeerde te doen. Maar de stap ervoor is het eens worden over de vraag of je ideologisch vindt dat een kleine overheid en een kleinere overheid goed is. In het regeerakkoord wordt dat niet genoemd. Ik geloof dat de partij van de heer Van der Voort dat ook niet per se nastreeft. Die richt zich vooral op een sterkere overheid. Maar als u aangeeft dat er valt te praten over een kleinere overheid, maar dat er aangegeven moet worden op welke vlakken, dan gaan we kijken of we tot een overeenkomst kunnen komen.

De voorzitter:

Meneer Van der Voort, heeft u nog een korte vraag?

De heer Van der Voort (D66):

Nou ja ...

De voorzitter:

Geen stellingen. Gewoon een vraag?

De heer Van der Voort (D66):

Het gaat er dus om dat een overheid effectief is. Misschien moet er op sommige ministeries dan wel een grotere overheid bestaan. Dat is mijn vraag. Zou het ook kunnen in uw verhaal dat ze soms misschien ook wel juist iets groter moet worden om de juiste doelen te bereiken?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Op sommige onderdelen zou de overheid ook groter kunnen. Dat heeft natuurlijk wel te maken met het stellen van prioriteiten. Er zijn ook ministeries, departementen, waar een ontzettend tekort is aan handjes om beleid uit te voeren. Neem bijvoorbeeld de IND. Maar er zijn ook andere departementen — neem de Belastingdienst — die te maken hebben met het ontzettend complexe stelsel dat we nu hebben, waarbij, als we de regels vereenvoudigen, de noodzaak tot het versterken van de uitvoering in aantallen, in kwantiteit, misschien wel kan afnemen. Ik denk dat we, als we die vereenvoudigingsoperatie doorzetten, er automatisch voor zorgen dat de uitvoering minder groot hoeft te zijn, maar wel sterk is.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Linden. Meneer Schalk, heeft u nog een interruptie of komt u voor uw spreektekst? Uw spreektekst. Goed. Dan geef ik het woord aan de heer Schalk, die spreekt namens de SGP.