Plenair Backer bij beleidsdebat over alle extrabudgettaire financiering via fondsen en andere initiatieven



Verslag van de vergadering van 4 april 2023 (2022/2023 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.39 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Backer i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook namens mijn fractie spreek ik mijn medeleven uit met de slachtoffers van het ongeluk vanochtend.

De fractie van D66 wil ook minister Kaag bedanken voor haar bezoek aan Kiev van afgelopen zondag en voor de solidariteit met de inwoners van Oekraïne die zij heeft betoond door daar te zijn en door haar steun uit te spreken. We zien daar ook een teken van lotsverbondenheid namens Nederland, en zeker ook namens onze fractie.

Er is aan de Oekraïense regering financiële steun toegezegd, maar vandaag gaat het over onze eigen financiën, hoe we die organiseren en verantwoorden. De focus ligt op de fondsen. Uit de bijdragen van de vorige sprekers is al duidelijk geworden dat er een grote verscheidenheid aan fondsen en opvattingen is. U bent ongetwijfeld bekend met het beroemde schilderij van René Magritte: Ceci n'est pas une pipe. U ziet een pijp afgebeeld en daar staat deze tekst onder. Met die tekst bedoelde Magritte dat het eigenlijk niet een echte pijp is, maar een afbeelding, en dat die afbeelding, in de surrealistische gedachte van die stroming, niet staat voor een voorstelling maar voor een idee erachter. Wat is nou het idee achter de fondsen? Ceci n'est pas un fonds, zou je kunnen zeggen. Het is een herkenbare voorstelling van de vorm die is gegeven aan de politieke wens om op basis van politiek gelegitimeerde besluiten schaars publiek geld — het kwam al eerder aan de orde — te besteden aan geselecteerde projecten. Maar goed, er zijn in de loop der tijd talloze fondsen in alle soorten en maten ontstaan, allemaal met de titel en het etiket "fonds". Denk aan de tekening van de pijp, maar dan een fonds. Daarover bestaan zorgen bij de Rekenkamer, hier in dit huis — die zijn al geuit door de vorige sprekers — en ook bij ons.

Wat voor onze fractie eigenlijk de meest intrigerende vraag is, is: wat is nou het beginpunt van verbetering? Wat is de voornaamste reden dat die fondsen ontstaan? Waarom zoeken we steeds nieuwe vormen om toch dat publieke geld uit te geven? Wat is de beste oplossing? Is dat een NIB of is dat een andere manier? Zou het bij het zoeken naar verbetering ook zo kunnen zijn dat het bestaande stelsel onvoldoende geëquipeerd is voor de eisen van de tijd? Daar ging mijn interruptie aan collega Crone over. Er is wel innovatie nodig. Er is ruimte nodig voor vernieuwing, maar je wil het wel verantwoord besteden en uitgeven. Ik betrek bij die gedachte ook de brief van 5 oktober vorig jaar van de taskforce over de besteding van de coronaherstelgelden, het EU Next Generation fund. Daar worden weer aparte en extra eisen aan gesteld die niet automatisch synchroon lopen met de manier waarop wij dat tot nu toe doen, en het gaat om veel geld.

Voorzitter. De discussie kwam net ook op het punt wie nou eindverantwoordelijk is. Volgens mij is duidelijk dat de minister van Financiën de eindverantwoordelijkheid draagt onder de Comptabiliteitswet. Maar de grote vraag is natuurlijk: hoe is die verantwoordelijkheid waar te maken in een dergelijk pluriform landschap van fondsen die ook onder verschillende ministeries ressorteren? Er zijn fondsen waar de minister zelf direct verantwoordelijkheid voor draagt. Er zijn fondsen waarvoor de rolverdeling geldt dat elke minister verantwoordelijk is voor het opmaken van financiële overzichten, ook in overeenstemming met de Comptabiliteitswet, en daar ook een verklaring van de Auditdienst Rijk voor heeft. Ik kijk naar de minister van EZK. Zij herkent dit. Dat is ook haar verantwoordelijkheid. Daarmee heb je ook bij de klimaatfondsen een soort drostebusje-effect. Het is de minister van Financiën, maar die heeft in het busje daarachter een andere minister. De centrale vraag is natuurlijk — die kwam al eerder aan de orde in verschillende bewoordingen — kan de minister van Financiën die brede politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de fondsen, direct of indirect, voldoende effectueren?

De minister voert hierover inmiddels intensieve dialogen — we zijn niet de enigen die dit aan de orde hebben gesteld hier — met de Tweede Kamer, met de commissie voor de Rijksuitgaven, waar ik het verslag van heb gelezen, en met de Algemene Rekenkamer. Zij heeft een ambitieuze werkagenda als onderdeel van de herziening van de Comptabiliteitswet. Die dialogen gaan over belangrijke verbeteringen die hier ook al aan de orde zijn geweest bij de Algemene Financiële Beschouwingen, de begrotingscyclus, brede welvaart, de verantwoording, het tegengaan van incidentele suppletoire begrotingswetten en een aantal andere dingen. Wat is de status en de planning van de voortgang van de dialogen? Die regarderen ons ook, want wij doen eigenlijk mee met een extra dialoog. Ziet de minister mogelijkheden om binnen het materiële budgetrecht in een nieuwe Comptabiliteitswet meer ruimte te bieden om meerjarige begrotingsverplichtingen aan te gaan die voldoende verantwoordingsruimte en helderheid geven? Er zijn natuurlijk fondsen, zoals het Deltafonds, die volgens mij niet zo heel erg omstreden zijn. Ik stel deze vraag overigens aan beide bewindslieden omdat ik denk dat het voor beiden geldt.

Tot slot, voorzitter. Zijn er in andere lidstaten goede ervaringen en innovatieve oplossingen — we hoeven het misschien niet allemaal zelf te bedenken — waarvan wij kunnen leren? Zo ja, hoe dan? Ik kijk met belangstelling uit naar de antwoorden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Backer. Dan is nu het woord aan mevrouw Prast.