Plenair Baay-Timmerman bij voortzetting behandeling Eerste tranche Wijziging Wet publieke gezondheid



Verslag van de vergadering van 15 mei 2023 (2022/2023 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens een noodsituatie waarbij de volksgezondheid ernstig in gevaar komt, moet je als minister kunnen handelen en is ingrijpen om erger te voorkomen noodzakelijk. De dan op te leggen voorzorgsmaatregelen moeten berusten op wettelijke legitimatie. Dat staat buiten kijf en is volgens mijn fractie helemaal geen discussiepunt.

Wat wel ter discussie staat, is het voorliggende wetsvoorstel, de eerste tranche van de Wpg. Het wetsvoorstel heeft tijdens de schriftelijke behandeling al ontelbare vragen bij vrijwel alle fracties opgeroepen. Ook na uitvoerige beantwoording door het ministerie — dank aan de ambtenaren daarvoor — heerst bij mijn fractie nog steeds twijfel over de gepresenteerde noodbevoegdheidsconstructie in artikel 58d. Dit artikel houdt in: het recht van de regering om alsnog maatregelen te treffen die niet in deze wet zijn opgenomen. Deze open norm wordt niet nader gespecificeerd. Ook in de memorie van toelichting ontbreken voorbeelden waaraan we zouden moeten denken. De memorie van antwoord volstaat met: "De noodbevoegdheid is noodzakelijk gezien de onvoorzienbaarheid van alle toekomstige A1-infectieziekten". Dit is wel een erg magere grondslag voor ingrijpende wetgeving. Betekent dit overigens dat bij de thans voorzienbare A1-infectieziekten deze noodbevoegdheid niet kan worden ingezet, hetgeen ik me overigens niet kan voorstellen?

Om een zorgvuldige afweging te maken over deze eerste tranche is dit debat voor 50PLUS van essentieel belang. Daar komt bij dat — ik zeg het maar eerlijk — ik een licht trauma heb overgehouden aan de talloze en eindeloos durende debatten met de vorige minister van VWS. Spoed- en noodprocedures waren schering en inslag, ook op momenten dat normale procedures gevolgd hadden kunnen worden. Iedere keer opnieuw werd een instrument toegevoegd aan de zogenaamde gereedschapskist. De verplichte isolatie van bewoners van zorginstellingen, waardoor ouderen in alle eenzaamheid stierven, was wel het meest schrijnende. De verplichte sluiting van scholen heeft voor enorme leerachterstanden en psychische schade bij kinderen gezorgd.

Prangende vragen destijds over de proportionaliteit en subsidiariteit van iedere nieuw in te voeren noodmaatregel, die wederom een inbreuk maakte op grondrechten, werden bijna standaard afgedaan met: "ja, dit is een echt noodzakelijk en effectief middel" en "ik volg het OMT-advies". Het moment van de toepassing van maatregelen, zoals de laatste lockdown van 18 december 2021, was arbitrair. Deze had kunnen worden voorkomen door het tijdig aanvangen met de toediening van de booster aan kwetsbare groepen.

Voorzitter. Inmiddels is genoegzaam bekend dat een aantal van de destijds ingevoerde noodmaatregelen niet het beoogde effect bewerkstelligden om verspreiding van het virus tegen te gaan. Sommige gaven slechts een schijnveiligheid. Ik roep dit in herinnering, omdat mijn fractie vindt dat lering moet worden getrokken uit dit recente verleden, waarbij terugkijkend veel dingen zijn misgegaan en wij onvoldoende rekening hebben gehouden met alle schadelijke neveneffecten die de noodmaatregelen hebben veroorzaakt en die tot op de dag van vandaag doorwerken.

Daarbij komt — ik zeg dit nog maar eens expliciet — dat iedere noodmaatregel voldoende draagvlak onder de bevolking moet hebben om effectief te zijn. De burger moet het nut en de noodzaak ervan inzien. De burger moet de overtuiging hebben dat zo'n maatregel via democratische controle door het parlement tot stand is gekomen, anders wordt zo'n maatregel niet nageleefd. Het veroorzaakt tweespalt in de samenleving en zorgt voor nog meer ondermijning van het vertrouwen in de politiek. Het is ook al eerder opgemerkt dat dit reeds op een dieptepunt staat.

Daarom alleen al is extra alertheid geboden bij dit wetsvoorstel, waarbij vele instrumenten uit de gereedschapskist nu in wetgeving zullen worden verankerd. Bovendien kunnen nog instrumenten worden toegevoegd waarvan we het bestaan niet kennen, en dit zonder voorafgaande deugdelijke parlementaire controle.

Voorzitter. 50PLUS hecht aan een goede systematiek van wetgeving. Volgens de minister is dit wetsvoorstel onderdeel van het staatsnood- en crisisrecht en geldt het als een soort vangnetvoorziening omdat een revisie van het staatsnoodrecht nog te lang duurt. De uiteindelijke bedoeling is om een overzichtelijk en samenhangend stelsel van noodwetgeving te maken, aldus de minister. Daartoe wordt een routekaart opgesteld die voor de zomer klaar zou zijn. Kan de minister wat specifieker zijn over het tijdstip?

Inmiddels ontstaat namelijk een juridische lappendeken, zeg maar broddelwerk, aan nood- en crisismaatregelen die collectief als vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden opgelegd. Na aanneming van dit wetsvoorstel hebben we de Wpg, bestaand staatsnoodrecht en crisisrecht, de mogelijkheid om een tijdelijke noodwet in het leven te roepen, noodverordeningen, de Wbbbg, de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, voor het instellen van de avondklok, en ongetwijfeld is dit niet een uitputtende opsomming. Het lijkt wel een beetje op het verhaal van rupsje-nooit-genoeg.

Mijn fractie acht het invaren van vangnetbepalingen voor noodsituaties in bestaande wetten niet bevorderlijk voor overzichtelijke en systematische wetgeving. Temeer omdat de minister de mogelijkheid openlaat dat ook na revisie van het staatsnoodrecht de voorgestelde vangnetbepaling in de Wpg onverkort in stand kan blijven. Mijn vraag aan de minister is of dit juist is, want hij zegt: "Dan zal worden bezien of en op welke termijn de Wpg in overeenstemming kan worden gebracht met de uitgangspunten van het staatsnoodrecht." Kan de minister de toezegging doen dat na revisie van het staatsnoodrecht de oneigenlijke noodbevoegdheid van artikel 58d Wpg vervalt, nu het om een vangnetvoorziening gaat? Graag zijn reactie. De SP vroeg er ook al naar.

Bij de deskundigenbijeenkomst van 29 maart jongstleden merkte mevrouw De Jong op dat er nog wel wat procedurele hiaten zijn in deze eerste tranche, dat het een procedureel heel complex geheel is geworden en dat het juridisch beter kan. Deelt de minister deze mening? Zo ja, waar ziet hij de verbeterpunten?

Tot drie keer toe wordt in de memorie van antwoord door de minister herhaald — een keer had wel volstaan — dat de twee aanvullende voorwaarden "grote spoed" en "ontoereikendheid" van de specifieke bevoegdheidsgrondslagen noodzakelijk zijn alvorens hij zijn noodbevoegdheid op grond van artikel 58d kan inzetten. Deze aanscherping is niet dankzij de minister, maar door het amendement-Westerveld/Kuiken tot stand gekomen. Het subamendement-Hijink zorgt voor een voorhangprocedure van 24 uur bij de Tweede Kamer voor een in te stellen noodregeling, gekoppeld aan een blokkeringsrecht dat enkel toekomt aan de Tweede Kamer. De Eerste Kamer staat bij de voorhangprocedure geheel buitenspel en heeft zelfs bij de nahangprocedure geen blokkeringsrecht voor de noodmaatregel.

In dit verband wijst mijn fractie op het feit dat de Tweede Kamer de vijfde verlenging van de Twm, de Tijdelijke wet maatregelen, goedkeurde. Het was de meerderheid van de Eerste Kamer die aan de steeds terugkerende verlenging een einde maakte, waarmee wordt aangetoond dat beide Kamers wetgeving anders wegen en beoordelen, zoals dat ook in een goed functionerend parlementair stelsel behoort. Kan de minister zijn reflectie geven op dit verschil in weging? Waarom zou binnen de gestelde 24 uur geen voorhangprocedure bij de Eerste Kamer mogelijk zijn? Waarom sluit hij het blokkeringsrecht bij de nahangprocedure voor de Eerste Kamer uit? Ik vraag de minister: heeft u geen vertrouwen in het functioneren van de Eerste Kamer? Graag zijn reactie hierop. Ook de collega's Janssen en Nicolaï memoreerden dit al even. De Eerste Kamer heeft tijdens de covidperiode genoegzaam aangetoond dat iedere keer dat er een beroep op haar werd gedaan voor een spoedbehandeling, zij daar gevolg aan heeft gegeven. Geeft dat de minister niet de overtuiging dat de rol van de Eerste Kamer ook bij het inzetten van een noodbevoegdheid een essentiële is? Graag een antwoord.

Voorzitter. Waar mijn fractie ook nog mee worstelt, is het moment waarop dit wetsvoorstel aan ons wordt gepresenteerd. Wij hadden de beschikking willen hebben over de evaluatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de genomen maatregelen tijdens de coronacrisis. Maar die ontbreekt. Ik vraag de minister: wanneer komt deze evaluatie? Komt die nog voor de tweede tranche, of voor de derde tranche, of misschien wel daarna? Graag een antwoord.

De noodmaatregelen worden nu wettelijk verankerd zonder dat we een helder beeld hebben van de doelmatigheid van elk afzonderlijk instrument. Als Eerste Kamerlid hebben we de plicht om wetgeving te toetsen op onder andere doelmatigheid. Hierin wordt mijn fractie nu belemmerd. Heeft de minister zelf niet de behoefte te weten welke noodmaatregelen daadwerkelijk hebben bijgedragen aan het terugdringen van de virusverspreiding? Denkt hij bijvoorbeeld dat de CoronaCheck-app een zinvol instrument was? Graag zijn reactie.

Voorzitter. Ik kom tot een laatste vraag, over de plaatsing van infectieziekten op de A1-lijst en de mogelijke verwijdering daarvan. Over het afschalen van een infectieziekte wordt volgens de minister advies gevraagd aan het RIVM of het OMT, of aan beide tegelijk; dat is mij niet duidelijk. Maar ook de WHO, de World Health Organisation, heeft hierin een stem. Ik vraag de minister: welke van de hiervoor genoemde organisaties heeft de beslissende stem over de verwijdering van een infectieziekte op de A1-lijst binnen Nederland? Als in Nederland een veel lichtere variant van een infectieziekte voorkomt dan elders, is dat dan voldoende om tot verwijdering over te gaan? Of kijkt men alleen wereldwijd?

In dit wetsvoorstel is geen sanctiebepaling opgenomen indien ten onrechte een infectieziekte niet wordt afgeschaald. Kan de minister aangeven of er op dit moment infectieziekten op de A1-lijst voorkomen die daar ten onrechte op staan?

Wij kijken met belangstelling uit naar de beantwoording door de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baaij-Timmerman. Dan is het woord aan de heer Otten, namens de Fractie-Otten.