Plenair Baumgarten bij behandeling Implementatie Europese klimaatwet



Verslag van de vergadering van 27 juni 2023 (2022/2023 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Baumgarten i (JA21):

Voorzitter, Excellentie, collega-senatoren, zeer gewaardeerde leden van de griffie en overige medewerkers van de Eerste Kamer, dames en heren op de publieke tribune. Allereerst wil ik de heer Panman en de dames Visseren- Hamakers, Aerdts en Perin-Gopie — ik hoop dat ik het goed uitspreek — feliciteren met hun maidenspeech. Ik ben zeer vereerd om hier te staan vandaag. Ik hoop me thuis te voelen in dit huis. Ik hoop zinvol en doordacht te kunnen bijdragen aan het belangrijke werk dat hier wordt gedaan. Dat betekent voor mij onder andere denken aan volgende generaties en rekenschap geven aan vorige generaties.

Laat ik beginnen met dat laatste. Het is bijzonder mezelf lid van de Eerste Kamer te mogen noemen. Het is slechts één generatie terug dat mijn grootouders en vader, als stateloze burgers op de vlucht voor vervolging, in Nederland onderdak kregen om vervolgens, na afloop van de Tweede Wereldoorlog, in 1948 bij wet in deze Kamer hun naturalisatieverzoek gehonoreerd te krijgen. Toeval of niet, er is een wet van Naftula Baumgarten, mijn grootvader, uit 1948, genoemd naar de alfabetisch eerste van twintig gegadigden en hun gezinnen voor naturalisatie tot Nederlander. Toentertijd vond die bij wet plaats. De liefhebbers van de parlementaire geschiedschrijving kunnen het vast opzoeken in de krochten van de Kamer. Overigens was er voor mijn grootouders bij aankomst in Nederland geen opvang of iets dergelijks beschikbaar. Men ging gewoon aan het werk, maakte zich snel de taal eigen en moest in het eigen onderhoud voorzien. Zo gek was dat eigenlijk niet, als we dat vergelijken met het huidige asielbeleid, dat improductiviteit eerder stimuleert dan afremt.

Enfin, we zijn hier vandaag bijeen om te debatteren over de doorvertaling en implicaties van de Europese klimaatwet. Mijn insteek voor vandaag en mijn gehele zittingsperiode in deze Kamer is om vooral niet te varen op niet-onderbouwde projecties of aannames, maar om zo veel als mogelijk hier het debat te voeren op basis van feiten. Mijns inziens is daar de Eerste Kamer voor. Ik ben een exacte benadering van zaken verplicht aan mijn eigen achtergrond als bèta en als medicus. Volgens mij is er thans geen wetenschapper te vinden, los van een enkele complotdenker, die het fenomeen van klimaatverandering en global warming ter discussie stelt. Ook voor mij persoonlijk geldt dat ik mijn inmiddels drie volwassen kinderen, en hopelijk ook mijn toekomstige kleinkinderen, een leefbare wereld wil achterlaten.

In Europees verband heeft men, in aansluiting op het klimaatakkoord van Parijs, Europese wetgeving opgesteld, die nu als nationale implementatiewetgeving bij ons voorligt. Laat ik beginnen met het geven van complimenten aan de minister. De vragen die mijn fractie heeft gesteld, zijn voor een deel beantwoord. Het is evenwel niet zo dat alle vragen goed zijn beantwoord. Op het moment dat we in de ogen van velen aan de vooravond van de grootste en misschien wel meest beslissende transformatie in de geschiedenis van de mensheid staan, is het een goed idee om eens te vragen wat het daadwerkelijk veronderstelde effect van de maatregelen zal zijn. Dan lezen we: "Met het ingezette beleid zal Nederland mooier, schoner en welvarender worden. De huizen zullen comfortabeler en goed geïsoleerd zijn, zodat we minder geld kwijt zijn aan energie. We kunnen ontspannen in een groenere leefomgeving, die natuur de ruimte geeft en verkoeling biedt tijdens hete zomers. En we verdienen ons geld in een economie die op duurzame activiteiten is gebaseerd, die minder afhankelijk is van een beperkt aantal fossiele energie exporterende landen, en die zo de welvaart ook voor toekomstige generaties zeker stelt. In de transitie zijn de uitdagingen van vandaag de verdienkansen voor morgen."

Ik ben onder de indruk van de ronkende teksten, maar waar zijn de aannames daadwerkelijk op gebaseerd? Hoe realistisch zijn de doelen? Wat is de economische impact van de voorgenomen keuzes? Kunnen we deze als maatschappij dragen, zonder onszelf op achterstand te zetten, mondiaal en binnen de EU?

Terug naar de Europese afspraken. In 2050 is Nederland onderdeel van een klimaatneutraal Europa. In 2030 willen we in Europees verband een reductie bewerkstelligen van 55% minder broeikasgassen ten opzichte van het ijkjaar 1990. In dat kader is het relevant om te melden dat we, uitgaande van huidig beleid, al afstevenen op een reductie van broeikasgassen tussen de 39% en 50%. Dat is bij een fors groeiende economie over de afgelopen decennia al een prestatie van formaat. In 40 jaar daalt de broeikasgasemissie dus al gemiddeld met 1 procentpunt per jaar. De delta — dat is een wiskundige term voor het verschil — in broeikasgassen waarmee we als land te dealen hebben tot aan 2030 bevindt zich, uitgaande van de eerder afgegeven bandbreedte 39% tot 50%, tot aan het doel van 55% dus in de range van 5% tot 16%. In het meest optimistische scenario moeten we dus nog 5% extra reductie realiseren tot aan 2030. In het meest pessimistische scenario moeten we nog 16% extra reductie realiseren tot aan 2030.

Tot grote schrik echter van menig burger en ondernemer doet de regering daar uit een soort onzekerheidsprincipe thans nog een schepje bovenop. In het regeerakkoord is een grens van 60% reductie in broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990 afgesproken. Dit terwijl de Europese Unie zelf verklaart dat de Unie wereldwijd koploper is, met de eerder aangehaalde 55% procent dus, in de transitie naar klimaatneutraliteit. Onoverkomelijk dringt zich dan de ongemakkelijke vraag op waar deze extra ambitie, waarbij we dus koploper van de koploper zouden moeten worden, vandaan komt. Belangrijker nog: hoe haalbaar is het beoogde doel? Wat is voor de samenleving op te brengen?

De aanleiding voor de extra ambitie van de regering laat zich niet moeilijk raden. Net zoals in het onzalige stikstofdossier, waar wensdenken en fabels door elkaar heen gebruikt worden, is de ecolobby ook doorgedrongen tot de haarvezels van het kabinetsbeleid. Tot schrik van menig econoom is het Klimaatfonds à 35 miljard opgericht om de beoogde ambitie te financieren. Wat is evenwel het geval? De daadwerkelijke onderverdeling en beoogde effecten van de miljardenpot zijn onnavolgbaar opgedeeld en aan het reguliere begrotings- en verantwoordingsproces onttrokken. Zo is voor de mobiliteitssector, die 20% van de beoogde reductie reeds voor zijn rekening moet nemen, slechts 1,7% van het Klimaatfonds beschikbaar. Belangrijker is vooral dat de effecten van de subsidies eerder op drijfzand en wensdenken zijn gebaseerd dan op goed onderbouwde onderzoeken en daarmee gegenereerde data. De regering rechtvaardigt de uitgave van extra miljarden door voor te spiegelen dat er een additionele reductie van broeikasgasuitstoot komt van 22 megaton. De regering baseert zich hierbij op recente gegevens van een interdepartementaal beleidsonderzoek, afgekort ibo. De ibo-rapportage maakt zelf echter het volgende, relevante voorbehoud: "De beleidsmatige lastenontwikkeling van burgers en bedrijven is nog niet in kaart gebracht. Ook ontbreekt een integrale kostendoorrekening." Kortom, los van de vraag of de ibo-ramingen niet ook extern getoetst hadden moeten worden, zijn de effecten voor burger, ondernemer, bedrijfsleven en samenleving ongewis.

Let wel, meneer de voorzitter, we vragen dus via deze implementatiewet en het Klimaatfonds zo'n €2.000 netto per Nederlander voor beleid met een onduidelijk resultaat, voor zover er al een resultaat is. Het is een nadelig materieel effect per Nederlander dat in de huidige tijd van oplopende inflatie mijns inziens hoogst onwenselijk is en de koopkracht verder uitholt. Immers, geld dat via belastingen wordt geïnd, wordt onttrokken aan consumptie van gezinnen en investeringen voor het bedrijfsleven. We plaatsen onszelf hiermee mondiaal en ook binnen Europa in een nadelige economische positie. Het geld moet wel verdiend kunnen worden voordat de overheid dit kan uitgeven.

Hoewel het kabinet in de laatste memorie van antwoord stellig opschrijft dat iedere procent reductie van emissie tussen de 590 en 720 miljoen euro kost, is er in deze ramingen geen rekening gehouden met de andere uitvoeringskosten voor de overheid, laat staan dat de impact op onze economie en het bruto binnenlands product in kaart is gebracht. Het is ronduit onthutsend om te lezen dat de regering stelt dat "de kosten van nietsdoen vele malen hoger zijn dan de kosten van het nemen van maatregelen", en voorts dat "de economische gevolgen zullen afhangen van hoe de doelen met klimaatbeleid worden ingevuld." In normaal Nederlands stelt de regering dus dat over de economische impact van doorgeschoten klimaatbeleid onvoldoende kwantitatief is nagedacht. Ik wil dan ook de regering vragen de structurele effecten van de klimaatwet op ons bruto binnenlands product inzichtelijk te maken en door te rekenen.

Ten slotte nog het volgende. In het dagelijks leven stuur ik een diagnostische organisatie aan. Een wijze managementles die ik zelf heb geleerd en graag overbreng aan de regering en de minister voor Klimaat en Energie in het bijzonder, is om je niet te laten leiden door tomeloze en onhaalbare ambitie. Stel realistische en haalbare doelen. Het neerleggen van realistische en haalbare doelen geeft burgers vertrouwen in beleid. Daar ontbreekt het heden ten dage volledig aan. Zonder paternalistisch of belerend te willen overkomen, zorgt het najagen van onrealistische doelen en ambitie voor het creëren van de eigen teleurstelling. Dat doet het vertrouwen in de politiek, waarbij we zonder de extra maatregelen in de implementatie van de klimaatwet al forse offers vragen van de burgers, bedrijven en ondernemers, geen goed. Ik voel mij in dit betoog gesteund door een citaat van het Planbureau voor de Leefomgeving, dat stelt dat Nederland en de EU met de doelstellingen aan de ambitieuze zijde zitten van het reduceren van de mondiale broeikasgasuitstoot. Het PBL stelt bovendien dat de nationale emissiedoelstelling van 55% voor 2030 passend is voor de temperatuurdoelstelling.

Kortom, geachte voorzitter, dit is een oproep van mij aan de regering en de minister voor Klimaat en Energie in het bijzonder om geen miljarden extra uit te geven aan het najagen van een utopie. De prijs voor wensdenken is voor mij en de fractie simpelweg te hoog, aldus: bezint eer ge begint. Ik heb gezegd.

Ik dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Baumgarten. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.

U heeft geneeskunde gestudeerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, wat tussen ons een band schept, en u bent als medisch specialist gepromoveerd in de klinische chemie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In het Atrium Medisch Centrum in Heerlen werkte u als specialist klinische chemie en in ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede was u hoofd van de afdeling klinische chemie.

In die functie en daaropvolgende functies volgde u aan de Universiteit van Tilburg, Stanford University Graduate School of Business en INSEAD opleidingen tot management in de zorg. U werkte als directeur Diagnostische Diensten bij Sanquin Bloedvoorziening, was voorzitter van de Raad van bestuur van SHL Groep, directeur-bestuurder van de Stichting Accessibility en CEO van DynaCorts Group. Sinds 2017 bent u algemeen directeur van het Reinier Haga Medisch Diagnostisch Centrum, dat landelijk opereert. Bovendien bent u actief als toezichthouder bij verschillende zorginstellingen en u bent ook lead assessor bij de Raad voor Accreditatie, die ervoor zorgt dat burgers kunnen vertrouwen op de kwaliteit en veiligheid van producten en diensten.

Vóór u lid werd van JA21 was u betrokken bij de VVD, onder meer als lid van de commissie volksgezondheid van die partij. Omdat JA21 volgens u het Juiste Antwoord is op het huidige kabinetsbeleid, heeft u zich aangesloten bij die partij. In een filmpje waarin de nieuwe fractie zich voorstelt, zegt u dat u de Eerste Kamer bent ingegaan om wetten te toetsen op logica en toepasbaarheid, om zo misstanden te voorkomen. Vandaag heeft u daarvoor de eerste stap gezet. Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.

Dan geef ik tot slot in deze termijn het woord aan de heer Van Ballekom namens de VVD.