Plenair Van de Sanden bij behandeling Wet werken waar je wilt



Verslag van de vergadering van 12 september 2023 (2022/2023 nr. 43)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van de Sanden i (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Geachte collega's, mevrouw de minister, indiener van het wetsvoorstel, geachte aanwezigen. Om te beginnen ook namens de VVD-fractie de hartelijke felicitaties aan de collega's voor hun inspirerende maidenspeeches. Dank daarvoor.

Het is mij een grote eer en vooral ook een genoegen om hier vandaag tot u te mogen spreken en om mijn maidenspeech te mogen houden, en dat nog wel op de eerste dag na het zomerreces, aan het begin van een nieuw parlementair jaar. Dit jaar belooft politiek bijzonder interessant te worden. Ik hoop in ieder geval dat u allemaal heeft genoten van een welverdiend zomerreces en dat u niet alleen maar heeft meegeschreven aan allerlei verkiezingsprogramma's die met stoom en kokend water in elkaar gezet moesten worden.

Het leven zit vol verrassende wendingen, van de aangename en de minder aangename soort, of van een combinatie van beide, zoals in mijn geval. Op 20 juni om 17.55 uur ontving ik een sms'je van onze fractievoorzitter met de volgende tekst. "Hoi Cees. Kun je mij met spoed even bellen? Dank en groet, Edith". U herkent hier waarschijnlijk meteen de liberale signatuur: strak, to the point, geen onnodige franje, zeggen waar het op staat en vervolgens doen wat nodig is. Het telefoontje dat daarop volgde, leidde de dag erna ook met stoom en kokend water tot het opvragen, invullen en indienen van allerlei formulieren. Een nieuw overhemd en gepoetste schoenen. Een paar dagen later vond in uw midden de beëdiging plaats. Dit was het begin van mijn onvoorziene, althans op deze manier, politieke loopbaan, een loopbaan als spreidstandsenator, zo heb ik zojuist begrepen.

De aanleiding hiervoor was, zoals u weet, het feit dat onze gewaardeerde collega Paulien Geerdink kort daarvoor was getroffen door een ongelukkige omstandigheid. Deze maakte het voor haar voor onbekende tijd onmogelijk om haar werkzaamheden als lid van deze Kamer uit te voeren. Hopelijk kan zij op niet al te lange termijn haar werkzaamheden weer oppakken. Ik heb geen idee in welke camera ik nu moet kijken, maar ik weet dat jij, Paulien, alles op de voet volgt. Vanaf deze plaats wens ik je nogmaals van harte een zeer voorspoedig herstel toe. Dat betekent dan dat mijn lidmaatschap van deze Kamer mogelijk van relatief korte duur zou kunnen zijn, althans vooralsnog. Voor sommigen van u is dit mogelijk nu al een geruststelling, maar nu ik hier toch nog heel even ben, wil ik graag de best denkbare bijdrage leveren die mij binnen dit bestek is gegund en die binnen mijn vermogen ligt, om te beginnen met de inbreng namens de VVD over het initiatiefwetsvoorstel Werken waar je wilt, dat vandaag wordt behandeld.

Dat een maidenspeech niet zomaar een inbreng is, is mij wel heel duidelijk geworden tijdens de vergaderingen die ik voor het reces heb bijgewoond. Driftig heb ik met u zitten meeschrijven en de lijst met adviezen werd al heel snel behoorlijk lang, variërend van "het moet groots en meeslepend", "zeg wat je niet zegt", tot en met "oppassen met wat je zegt". Ik heb het allemaal genoteerd, dank daarvoor, om het uiteindelijk — zoals een goed liberaal betaamt — toch maar gewoon op mijn eigen manier te gaan doen.

Om een idee te krijgen van wie ik ben, waar ik vandaan kom en waar ik voor sta, nodig ik u graag uit om samen met mij terug te gaan naar een warme zomerdag in juni 1974, naar een keukentafel in een piepkleine arbeiderswoning in toen nog textielstad Tilburg, in een straat gelegen in een wijk waar mensen het niet breed hadden. Een wijk waarin geen boom was te bekennen, maar waar wel een afgetrapt voetbalveldje was. Het café Het Patronaat en, niet te vergeten, de roemruchte voetbalclub NOAD — u weet ongetwijfeld dat dit staat voor Nooit Ophouden Altijd Doorgaan — vormden er het enige vertier. Wellicht, en waarschijnlijk zelfs, dat onze nestor Tiny deze Tilburgse beelden gesitueerd in centrum noord nog kent.

Kinderen zoals ik gingen daar al van generatie op generatie als vanzelfsprekend op 14-, 15-jarige leeftijd de fabriek in. Gewerkt moest er worden. Studeren, daar was geen geld voor. Dat was, zoals mijn vader dat altijd zo treffend zei, "voor de beter gesitueerden", "voor de fabrikanten". Zo was het hem namelijk ook vergaan, net als zijn vader en zijn grootvader daarvoor. Dat was dus ook het voorland van de jonge Cees van de Sanden. Maar die zag dat, tot ongenoegen en misschien wel frustratie van zijn ouders, totaal niet zitten. Hij wilde naar het Cobbenhagencollege, naar het vwo. Hij had naast voetballen namelijk ook lol in studeren, in lezen, in de wereld gaan veroveren en ontdekken. Bovendien had hij ook nog twee linkerhanden — nog steeds trouwens — hetgeen ook niet erg handig was op een lts of in een fabriek.

Waar mij dus vrijwel vanaf de geboorte debatteren over politiek en sport door mijn vader met zijn socialistische en vakbondslepel werd ingegoten, waren de discussies over de schoolkeuze na de lagere school op die dag zeg maar rustig "nogal verhit". Op die zomerdag, de laatste dag dat er nog kon worden aangemeld bij de middelbare school en de gemoederen zoals gezegd nogal verhit waren, was daar Berry Voskens. Hij was de klassenmeester van de Sint Josefschool in de Hoefstraat, die mij onvoorwaardelijk in mijn ambities steunde. Het was deze trouwe bondgenoot die uiteindelijk mijn ouders hielp te overtuigen om dat eigenwijze ventje vooral de kans te geven om hem naar de school te laten gaan waar hij naartoe wilde, waar hij zich het best kon gaan ontwikkelen. En zo geschiede.

We spoelen, met uw welnemen, de terugblik een paar jaar vooruit, naar het voorjaar van 1983. Plaats van handeling: de voormalige DDR, waar een klas eindexamenleerlingen een week op schoolreis was. Om daar tijdens een georganiseerde avond met Oost-Duitse leeftijdsgenoten te ontdekken dat ondanks jarenlange brainwashing mensen toch echt zelf willen kunnen bepalen welke boeken zij lezen, welke sport ze beoefenen, welk instrument ze spelen. Om daar aan den lijve te ondervinden hoe het is wanneer een klasgenoot in de bus bij Checkpoint Charlie zijn Donald Duck moet inleveren, omdat dat "staatsgevaarlijke literatuur" zou zijn, terwijl buiten ondertussen de onderkant van de bus werd onderzoekt door vopo's met spiegels en honden, of er geen mensen waren die toevallig op deze manier de arbeidersheilstaat wilden verlaten.

Maar veruit de meeste indruk maakte het bezoek aan het voormalig concentratiekamp Buchenwald, waar een vroegere gevangene zijn hartverscheurende verhalen met ons deelde, die ons het resultaat lieten zien en voelen van ongekende blinde haat jegens anderen. Uren daarna nog kon je een speld horen vallen in een bus met normaliter heel uitbundige pubers. Dat was onvoorstelbaar indrukwekkend. Ik moest hier afgelopen jaar weer aan denken toen ik een rondleiding kreeg op Robbeneiland in Zuid-Afrika. Daar gaf een voormalig celgenoot van Nelson Mandela een rondleiding. Aan het begin daarvan keek hij mij aan en zei met indringende, maar vriendelijke stem: jarenlang heb ik witte mensen gehaat, maar vandaag heet ik je welkom als mijn broeder.

Het zijn deze indrukwekkende en ontroerende ervaringen en vooral ontmoetingen met inspirerende mensen die mij hebben gevormd tot de persoon die ik nu ben. Ik ben een man die het ieder mens gunt om zijn of haar leven vorm te geven zoals hij of zij dat wil, die daarbij ook vindt dat ieder zich naar vermogen moet inspannen om dat te bereiken, zijn uiterste best moet doen, die het iedereen gunt om op zijn pad daarbij een steun en toeverlaat te mogen ontmoeten, of het nu een onderwijzer, een vriend of een ouder is, en voor wie ieder mens gelijkwaardig is. Ik ben een man die erg slecht gaat op discriminatie van mensen op basis van wat dan ook. Ruimte, vrijheid en verantwoordelijkheid vormen de kern van mijn DNA, de kern van mijn liberale DNA.

Voorzitter. Dan kom ik nu op de hoofdmoot van mijn inbreng: de behandeling van het wetsvoorstel, met de veelbelovende titel Wet werken waar je wilt. Om te beginnen wil ik nogmaals namens de VVD de initiatiefnemers, en niet te vergeten hun staf, van harte complimenteren met het vele werk dat zij inmiddels hebben verricht. De VVD heeft waardering voor de inzet en de vasthoudendheid waarmee zij dit voorstel hebben gebracht tot waar het nu is.

Dat gezegd hebbende plaats ik hier namens mijn fractie toch een paar kritische kanttekeningen. Op mijn universiteit, de onvolprezen Universiteit van Tilburg, indertijd nog de Katholieke Universiteit Brabant geheten, prentte een hoogleraar Verbintenissenrecht, professor Schoordijk, zijn student het motto in: we moeten het niet nodeloos eens zijn met elkaar. Dat was bij deze student, die dat immers al jaren thuis in de praktijk had gebracht, niet tegen dovemansoren gezegd. Je moet kritisch zijn en zelf blijven nadenken, desnoods tegen de stroom in. Dat is ook de houding van de VVD bij dit wetsvoorstel, zowel ten aanzien van veronderstelde nut en noodzaak van de wet, als ten aanzien van de manier waarop die vorm heeft gekregen.

Voordat ik daar nader op in zal gaan, wil ik een enkele opmerking maken over de titel Wet werken waar je wilt. Want werken waar je wilt: wie kan daar nou tegen zijn? Ik weet niet hoe het u vergaat, maar bij mijn fractie riep dit beelden op van vergaderingen als deze, die in de toekomst voortaan thuis vanaf de bank, op een zonovergoten strand, of waar u dan ook maar wilt, gehouden zullen kunnen worden. Ik denk aan onze Voorzitter, die wij voortaan niet meer in levenden lijve in deze zaal, maar via een speakertje in onze laptop of via oortjes zijn inmiddels gevleugelde woorden zullen horen uitspreken: maar niet eerder dan nadat. Wie wil dat nu niet?

Het klinkt te mooi, bijna te verleidelijk om waar te zijn. Meestal, beste collega's, is het, zoals jullie ook weten, dan vaak niet waar. Dat is ook hier het geval, want de titel Wet werken waar je wilt dekt niet de lading. Het is misschien zelfs een tikje misleidend. Anders dan wordt gesuggereerd, krijgen werknemers namelijk geen recht om zelf te bepalen waar zij werken. Nee, sommige werknemers, maar lang niet alle, krijgen het recht om bij een werkgever een verzoek in te dienen om thuis te mogen werken. Een werkgever is dan vervolgens verplicht om een dergelijk verzoek serieus in overweging te nemen, met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid, niet meer en niet minder. Oftewel, de titel van het wetsvoorstel suggereert iets wat het niet zal kunnen waarmaken.

Voordat ik inga op de rechtmatigheid, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van dit voorstel, wil ik ter inleiding hierop een enkele opmerking maken over het veronderstelde nut en de noodzaak ervan. Dat is immers de maatschappelijke realiteit en de context waarin de door deze Kamer uit te voeren toetsing dient plaats te vinden. Voor die maatschappelijke realiteit kunnen en mogen wij onze ogen niet sluiten. WFH Research, een organisatie die onder andere wordt ondersteund door Stanford University en MIT, heeft recent een vergelijkend internationaal onderzoek uitgevoerd naar thuiswerken in 34 landen. Daaruit blijkt dat in Nederland het verschil tussen de behoefte aan thuiswerken bij werknemers en de mate waarin werkgevers daaraan tegemoetkomen het kleinste ter wereld is. Meer precies: 0,3 werkdag. Oftewel, 2,4 uur per week. Dát is de feitelijke omvang van het probleem dat dit wetsvoorstel probeert op te lossen. 2,4 uur. En daar komt nog eens bij dat het percentage werknemers dat thuiswerkt al het hoogste is in Europa en ver boven het mondiale gemiddelde ligt.

Als er al een probleem zou zijn, dan zou dit ook moeten blijken uit de rechtspraak. En dat is, zo is de VVD-fractie gebleken, allesbehalve het geval. Het aantal rechtszaken dat de arbeidsplaats als inzet heeft, is namelijk op één hand te tellen. Meer precies: het zijn er de afgelopen vijf jaar gemiddeld nog geen twee per jaar geweest. Oftewel, 2,4 uur per week en 1,6 geschil bij de rechter per jaar. Dat is de echte feitelijke omvang van het probleem dat deze wet probeert op te lossen. De wettelijke regeling hiervan komt de VVD-fractie daarom dan ook als volstrekt onnodig voor. Het recht op het verzoek om thuiswerken in te dienen en de verplichting om dit serieus te nemen bestaan nu ook al. Daar is deze wet helemaal niet voor nodig. De huidige Wet flexibel werken en artikel 7:611 BW verplichten werkgevers en werknemers nu ook al om zich ten opzichte van elkaar als goed werkgever en werknemer te gedragen. Daaronder valt ook het serieus nemen van een dergelijk verzoek.

Het blijkt dus dat er geen sprake is van een probleem dat werkgevers en werknemers niet prima zelf zouden kunnen oplossen. En dat geldt al helemaal in de huidige krappe arbeidsmarkt. Dat is een arbeidsmarkt die de komende jaren alleen nog maar krapper zal gaan worden, een arbeidsmarkt waarin een werkgever die zijn schaarse werknemer te weinig ruimte en flexibiliteit zou bieden, deze onherroepelijk kwijt zal gaan raken aan een ander bedrijf dat flexibeler is.

Sinds de indiening van dit wetsvoorstel zijn zowel door de Raad van State als door nagenoeg alle partijen zeer kritische vragen gesteld over het nut en de noodzaak daarvan. Ik voeg daar nog aan toe dat deze wet maar voor een beperkt aantal werknemers geldt, namelijk voor degenen die in de gelukkige omstandigheid verkeren dat zij, gelet op de aard van hun werkzaamheden, überhaupt thuis kunnen werken. Voor veel mensen, zoals voor mijn vader, die destijds ruim acht uur per dag achter zijn lawaaiige weefgetouw in de Tilburgse textielfabriek stond, zou dit wetsvoorstel een luchtkasteel zijn geweest. En dat geldt anno 2023 nog steeds voor miljoenen werknemers in dit land. Dit geldt namelijk niet alleen voor productiemedewerkers, maar ook voor mensen die op het land werken, voor winkelpersoneel, voor politiemensen, voor medewerkers in ziekenhuizen enzovoort, enzovoort. Die hebben hier in de praktijk helemaal niets aan.

De VVD stelt vragen bij de rechtmatigheid van het wetsvoorstel, en vraagt zich meer in het bijzonder af of het mogelijk op gespannen voet staat met artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Daarin, alsmede in de daarop gebaseerde jurisprudentie van het Hof van Justitie, wordt de vrijheid gewaarborgd om een economische activiteit of een handelsactiviteit uit te oefenen, alsmede de contractuele vrijheid. Graag verneemt de VVD-fractie de visie van de initiatiefnemers en de minister op dit punt.

De VVD-fractie is verder van oordeel dat het voorstel in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit beginsel houdt onder andere in dat burgers, in dit geval werkgevers en werknemers, moeten weten waar zij aan toe zijn. Het tegendeel is hier het geval. Werkgevers en werknemers worden namelijk geconfronteerd met een zeer open norm: redelijk en billijkheid. Dat is een norm die volkomen in het ongewisse laat wanneer een verzoek om thuiswerken wel dient te worden gehonoreerd en wanneer niet. Onduidelijkheid en onzekerheid zijn daarom troef. Dat is ook wat ik heb gehoord tijdens alle gesprekken die ik de afgelopen maanden heb gevoerd zowel met ondernemers, groot en klein, als met werknemers. Dit is een typisch voorbeeld van volkomen onnodige Haagse regelgeving. Het is een regeltsunami, die bovendien nodeloos verwarring zaait.

Zoals gezegd is mij gebleken uit de gesprekken die ik de afgelopen maanden zowel met individuele ondernemers als met vertegenwoordigers van onder andere werkgeversorganisatie VNO-NCW heb gevoerd, dat ondernemers zeer tegen dit wetsvoorstel zijn gekant. Het wordt gezien als weer een vorm van overbodige overheidsregulering en verzwaring van administratieve lasten en kosten. Deze vorm van overregulering wordt Den Haag, en dat zijn ook wij, aangerekend. Een citaat van een vertegenwoordiger van een werkgeversorganisatie: "Uit alle enquêtes blijkt dat onze leden gek worden van alle Haagse regels".

Zoals gezegd creëert het wetsvoorstel veel onduidelijkheid. Het centrale criterium van redelijkheid en billijkheid wordt als open norm bewust niet ingevuld. Dit wordt volledig overgelaten aan de civiele rechter, die op die manier als plaatsvervangend wetgever of quasiwetgever wordt ingeschakeld. Dit is volgens mijn fractie onwenselijk. Het jaagt werknemers en bedrijven nodeloos op kosten en naar de rechter, om daar hopelijk de duidelijkheid te krijgen die wij als wetgever hadden kunnen en moeten bieden. Procederen dient wat de VVD betreft waar mogelijk, zo veel mogelijk voorkomen te worden. En dat kan hier ook. Het invullen van open normen omdat de wetgever het niet weet of niet wil weten, is niet de taak van de rechter. Het dwingt op die manier werknemers en werkgevers tot procederen om duidelijkheid te krijgen over hun positie. Nog even los van dat ze op kosten worden gejaagd, is procederen over het algemeen ook niet erg bevorderlijk voor de onderlinge verstandhouding. Sterker nog, als advocaat weet ik dat die dan vaak voorgoed verstoord is.

Zonder adequate en effectieve handhaving is een wettelijke norm, ook deze, een papieren tijger. Wanneer we kijken naar de handhaafbaarheid van dit voorstel, moeten we om te beginnen vaststellen dat er geen draagvlak voor bestaat bij ondernemers. Dit is op zichzelf al een zeer belangrijke factor in het kader van de toetsing van de handhaafbaarheid. Evenmin voorziet het voorstel in een adequate methode van toezicht en controle. Hoe die er ook uit zou komen te zien, het is onvermijdelijk dat dit zal gaan leiden tot nieuwe en overbodige nadere regelgeving, in formele of andere zin, tot nieuwe papierwinkels, tot onoverzichtelijke en ongewenste extra lasten en handhavingskosten voor werkgevers.

Ik kom tot een conclusie. Het wetsvoorstel biedt volgens mijn fractie geen oplossing voor enig reëel probleem. Er is geen sprake van een maatschappelijke misstand die overheidsregulering vergt. De oorzaken, de aard en de omvang van dit vermeende probleem waren tot voor kort onvoldoende onderzocht. Nu blijkt inmiddels dat er daadwerkelijk geen reëel probleem bestaat. En voor zover er wel sprake zou zijn van enig probleem op het gebied van thuiswerken, is regulering daarvan geen taak van de overheid maar van werknemers en werkgevers, op bedrijfs- of bedrijfstakniveau. Die kunnen dat, zo blijkt uit de praktijk, prima zelf oplossen.

Ja, de VVD is voorstander van flexibel werk, inclusief de arbeidsplaats op kantoor, thuis of ergens anders. Maar de VVD is daarbij een nog grotere voorstander van vrijheid, ruimte en verantwoordelijkheid voor degenen die beter dan wie dan ook weten wat goed is en past in hun arbeidsrelatie. Geef werknemers en werkgevers daarom dan ook de ruimte en vooral het vertrouwen dat zij verdienen en nu ook al waarmaken, zodat zij zelf kunnen blijven doen wat zij nodig en mogelijk vinden.

Voorzitter, ik kom tot een afronding. Mij is in de korte tijd dat ik lid ben van dit huis, één ding in het bijzonder opgevallen en dat zijn de respectvolle en plezierige collegiale verhoudingen tussen de senatoren. Dat is wat mij betreft een zeer groot goed: het besef dat we het samen moeten doen. En ja, we hebben dan weliswaar zeer verschillende ideeën over hoe we dit land op de best mogelijke manier kunnen inrichten en besturen. En ja, de debatten mogen bij tijd en wijle scherp zijn en schuren. Maar om uiteindelijk het land leefbaar te houden en ook het vertrouwen van burgers in ons als politici te verdienen, elke dag weer, is het ongelofelijk belangrijk dat we dit blijven koesteren. Ik spreek hierbij dan ook de diepgevoelde wens en de toezegging uit om daar hoelang ik hier ook mag zijn, een bijdrage aan te mogen blijven leveren, zo goed en zo kwaad als ik kan.

Tot slot. Mijn vader is helaas op veel te jonge leeftijd overleden; 59 jaar jong, twee maanden voor zijn welverdiende pensionering. Desondanks vermoed ik dat hij vanmiddag ergens vol trots heeft zitten meekijken en dat hij, onverbeterlijk socialist in hart en nieren die mijn vader waarschijnlijk nog steeds is, tegen zijn buurman heeft gezegd: kijk eens, dat doet 'ie goed, hè? En hopelijk zal hij daarbij ook zeggen: en nu snap ik wel ineens waarom hij bij die mooie partij is.

Dank voor jullie aandacht.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van de Sanden. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech zo aan het einde van dit parlementaire jaar.

Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen. U studeerde Nederlands recht aan de Universiteit Tilburg, met als specialisatie het snijvlak van bestuurs- en privaatrecht. Bijna negen jaar werkte u als manager bij Randstad en aansluitend had u uw eigen adviesbureau op het gebied van recruitment. Daarna bent u gaan werken als jurist; eerst bij de provincie Zuid-Holland en later als advocaat bij NautaDutilh, Loyens & Loeff en AKD. Sinds 2013 werkt u als eigenaar/partner van verschillende advocatenkantoren op het gebied van bestuurs-, milieu- en omgevingsrecht.

Landelijke bekendheid kreeg u met de rechtszaak die u namens de gemeente Bodegraven-Reeuwijk aanspande tegen complotdenkers die op internet en sociale media mensen opriepen de orde te verstoren door naar een begraafplaats in die gemeente te komen. De rechter gaf de gemeente gelijk en legde dwangsommen op, waarna de oproepen deels zijn opgehouden.

In NRC betoogde u naar aanleiding van dit vonnis dat er voor burgemeesters voldoende juridische instrumenten zijn om onlineoproepen tot verstoring van de openbare orde aan te pakken, ook al stammen hun bevoegdheden — ik citeer — "grotendeels nog uit de tijd van Thorbecke en zijn zij niet erg digitaal van aard". En daar zijn we weer terug bij de Grondwet van 1848 waarvan we dit jaar het 175-jarig bestaan vieren en die zich in ons gebouw bevindt. Actueel als altijd!

U werd actief voor de VVD in 2021, eerst als lid van een denktank van de VVD Noord-Brabant, vervolgens als lid van de commissie die het verkiezingsprogramma voor de Provinciale Statenverkiezingen in Noord-Brabant schreef, en u werd kandidaat voor de Eerste Kamer.

Op 27 juni bent u tijdelijk lid geworden van de Eerste Kamer, als vervanger van Paulien Geerdink, die vanwege een ongeval enige tijd afwezig is. Als kandidaat-Kamerlid schreef u op de website van de VVD dat u graag wilt bijdragen aan wetgeving die niet alleen op de Haagse tekentafel werkt maar ook in de praktijk uitvoerbaar en effectief is. Het debat van vandaag over dit initiatiefwetsvoorstel is daarvan een goed voorbeeld.

Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.

Dan geef ik het woord aan de heer Kox, namens de SP.