Plenair Talsma bij behandeling Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde



Verslag van de vergadering van 10 oktober 2023 (2023/2024 nr. 03)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.12 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Talsma i (ChristenUnie):

Dank u zeer, meneer de voorzitter. Om op te treden tegen ernstige verstoringen van de openbare orde, kan het in uitzonderlijke situaties nodig zijn dat de burgemeester of de gezaghebber ertoe overgaat een woning te sluiten. Uiteindelijk kan zelfs onteigening aan de orde zijn. Mijn fractie is het met de minister eens dat de bestaande bevoegdheid, op basis van de Gemeentewet en de Wet openbare lichamen BES, niet afdoende is. Uitbreiding en aanscherping zijn nodig en het voorliggende wetsvoorstel biedt die.

Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen vanuit de Kamer in de schriftelijke voorbereiding. Het sluiten van een woning is een vergaande inbreuk op het grondrecht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, zoals vervat in artikel 10 van de Grondwet. Mijn fractie heeft dan ook met name kritisch gekeken of voldaan is aan de strenge voorwaarden om zo'n inbreuk te rechtvaardigen. De aangevulde memorie van toelichting en ook de beantwoording van de minister in de eerdere fasen van de parlementaire behandeling zijn, wat mijn fractie betreft, op dit punt bevredigend.

Ook heeft mijn fractie gelet op de rechtsbescherming. Een burger die getroffen wordt door het besluit van de burgemeester om een woning te sluiten, kan zich wenden tot de bestuursrechter om dat besluit te laten toetsen. Is het juist dat het daarbij gaat om een zogenaamde volle rechterlijke toets en niet slechts om een marginale toets? Ook de route van een voorlopige voorziening staat open, zodat belanghebbenden snel een rechterlijk oordeel kunnen krijgen over de beslissing van de burgemeester of gezaghebber. Aan de burgemeester of gezaghebber is in eerste instantie de taak om de belangen tegen elkaar af te wegen en tot een gemotiveerd besluit te komen. Maar in situaties waarin de openbare orde ernstig wordt verstoord, of de vrees bestaat dat dit zal gaan gebeuren, is er doorgaans niet zo veel tijd voor wikken en wegen alvorens tot actie over te gaan. Bovendien is in dergelijke situaties niet zelden sprake van beperkte en gefragmenteerde informatie. Hoe worden burgemeesters en gezaghebbers gefaciliteerd om desondanks tot de juiste beslissingen te komen? Kunnen met name burgemeesters in kleinere gemeenten, met soms hele beperkte ambtelijke ondersteuning op dit terrein, ergens terecht voor ruggespraak of ondersteuning? En wordt er voorzien in het bereiken van een bepaalde mate van "rechtseenheid", bijvoorbeeld in de vorm van een handhavingskader in combinatie met oriëntatiepunten? En tot slot in dit verband: zijn er wettelijke of verdragsrechtelijke voorschriften die belemmerend kunnen werken bij het verkrijgen van alle relevante gegevens door de burgemeester?

Voorzitter. Rechtsbescherming volgt in dit soort gevallen op een reeds genomen besluit. Het is dus zeer wel denkbaar dat de feitelijke gevolgen en rechtsgevolgen al volop hun beslag hebben gekregen op het moment dat de rechter tot het oordeel komt dat het besluit vernietigd moet worden. De minister is al wel op deze situatie ingegaan. Ook is mijn fractie zich er zeer wel van bewust dat dit ook voorkomt onder de huidige wetgeving. Maar kan de minister toch nog eens klip-en-klaar uiteenzetten hoe de rechtspositie van de burgers hersteld wordt als de woningsluiting uiteindelijk bij de rechter geen standhoudt?

Dan enkele specifieke vragen die bij mijn fractie rezen na herlezing van het wetsvoorstel. Die vragen betreffen de zogenaamde c-grond, waar het gaat om het aantreffen van een wapen. De voorgestelde wettekst heeft het in algemene termen over een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie. Maar onder die noemer valt een heel breed palet aan voorwerpen. Op aandringen van de Raad van State heeft de minister daarom gespecificeerd dat met name de vondst van een explosief of een vuurwapen in een woning kan leiden tot een ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde. Dat roept de vraag op of de minister kan toelichten hoe bijvoorbeeld het aantreffen van een enkel vuurwapen tot die ernstige vrees zou kunnen leiden. Welke bijkomende feiten en omstandigheden zouden daarvoor relevant kunnen zijn?

Het voorgestelde artikel 174a, lid 1, sub c van de Gemeentewet noemt alleen "een wapen", in de zin van artikel 2 van de Wet wapens en munitie. "Munitie" in de zin van de Wwm valt daarmee buiten het bereik van deze bepaling. Munitie vormt immers een afzonderlijk onderdeel binnen de Wwm en ook binnen de Wapenwet BES, in combinatie met de Vuurwapenwet BES. De vraag aan de minister is of het een bewuste keuze is geweest om het aantreffen van munitie in woningen, ook wanneer dat grote hoeveelheden munitie zijn, uit te sluiten. Zo ja, is de vraag waarop die keuze is gebaseerd. En zo nee, wil de minister toezeggen dat te repareren?

De minister noemt ook expliciet de vondst van explosieven als mogelijke aanleiding voor woningsluiting. Sommige van dit soort voorwerpen, bijvoorbeeld een geïmproviseerde vuurwerkbom, een handgranaat of een molotovcocktail, kunnen vallen onder het bereik van categorie 2, sub 7 van de Wet wapens en munitie, en van artikel 1, sub 1 van de Vuurwapenwet BES. Maar voor veel soorten, al dan niet illegaal vuurwerk, zal dit niet zonder meer gelden, terwijl het aantreffen van een grote partij zwaar vuurwerk — collega Meijer had het daar ook over — misschien best een ernstige vrees voor ernstige verstoring van de openbare orde teweeg kan brengen. De vraag is hoe dit gat volgens de minister gedicht zou moeten worden.

Tot slot een punt in breder verband. Net als bij eerdere wetsvoorstellen die raken aan dit thema benadrukt mijn fractie dat het belangrijk is om telkens weer zorgvuldig te toetsen of nieuwe bevoegdheden wel passen bij de rol en de positie van de burgemeester. Het burgemeestersambt is buitengewoon veelzijdig, maar ook kwetsbaar. Dat vraagt om een goed evenwicht tussen de verschillende taken en een waakzaam oog voor de uitvoerbaarheid. Het is mijn fractie bekend dat er gewerkt wordt — het werd eerder genoemd — aan een afwegingskader burgemeestersbevoegdheden. De vraag aan de minister is of zij kan aangeven wat de huidige stand van zaken is en of dat afwegingskader betrokken zal worden bij de invoeringstoets en de evaluatie, als dit wetsvoorstel tot wet verheven wordt.

Ik dank u, voorzitter, en kijk uit naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Talsma. Dan is het woord aan de heer Hartog namens Volt.