Plenair Nicolaï bij voortzetting behandeling Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen



Verslag van de vergadering van 16 januari 2024 (2023/2024 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.59 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik vond, net als de heer Dittrich en anderen, dat we een zeer goed debat hebben gevoerd. Het is werkelijk inhoudelijk geweest. Ik was stupéfait over hoe deze staatssecretaris voor mijn gevoel soms helemaal uit zijn hoofd alle gegevens beheerste en mij op verschillende punten heeft kunnen overtuigen van hoe ik het op de juiste manier moest zien. Daar ben ik heel blij om. Ik ben er ook heel blij mee dat de VVD uiteindelijk uit oogpunt van kwaliteitstoetsing van deze wet en niet uit politiek oogpunt heeft gezegd: we gaan ervoor. Datzelfde geldt ook voor mijn fractie, kan ik de staatssecretaris zeggen.

Ik heb aan het begin gezegd dat ik heel ernstige wetstechnische bezwaren zag. Daar is de staatssecretaris uitvoerig op ingegaan. Het belangrijkste punt was de vraag hoe dat verdeelbesluit tot stand komt en wat daaraan ten grondslag ligt. Ik denk dat we moeten constateren dat de wet met haast in elkaar is gezet. Er is ook nog een amendering overheen gegaan. Dat brengt met zich mee dat er voor mijn gevoel rechtsstatelijk gezien best wel wat hiaten waren. Die hiaten zijn opgevuld door de toezegging van de staatssecretaris dat hij met betrekking tot dat verdeelbesluit een beleidskader gaat maken waarin uitdrukkelijk wordt aangegeven welke belangen worden meegewogen en hoe die moeten worden meegewogen. Daar was onduidelijkheid over, onder andere over het zo veel mogelijk rekening houden met sociaal-economische status enzovoort, enzovoort. Daar kijk ik naar uit. Als parlement hebben we ook een toetsingsmaatstaf, waar we eventueel nog invloed op kunnen uitoefenen. Dat is heel belangrijk.

Ook op andere punten heb ik een toezegging van de staatssecretaris gekregen. Ik vind het bijzonder dat hij vandaag nog heeft kunnen uitzoeken dat inderdaad ook onzelfstandige woonruimte in het kader van de Huisvestingswet onder de taakstelling van de gemeente kan vallen. Dat betekent dat we nog veel meer kunnen doen om statushouders uit de azc's weg te krijgen, nog even los van de vraag over financiering en de vraag die de heer Van Hattem volgens mij terecht heeft gesteld, namelijk: hoe ziet de staatssecretaris dat?

Omdat nu voorzienbaar is dat deze wet volgende week aangenomen wordt, is dit bij uitstek het moment om goed te bekijken wat wetstechnisch nog vragen kan oproepen. Straks gaat het namelijk in beweging, komen er beslissingen, gaat de rechter ernaar kijken enzovoort. In dat kader heb ik nog een enkele vraag. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om in een brief — hij hoeft daar niet meteen in tweede termijn op te antwoorden — nog eens op in te gaan op de vraag wat nou eigenlijk de status van de beslissing is waarbij wordt vastgesteld wat het benodigde aantal plaatsen is, zodat er duidelijkheid is, niet alleen voor ons, maar ook voor de bestuursrechters die er straks naar moeten kijken. Dat is een beslissing op basis van artikel 2. Is dat gewoon een raming of een beslissing? We hebben daarnaar gevraagd, niet alleen ik, maar ook anderen. Eigenlijk heeft de staatssecretaris gezegd: "Nee, dat is een kwestie van afwegen. Dat is beleidsmatig. Er zijn verschillende scenario's en dan kun je kiezen tussen het eerste, tweede en derde scenario." Dat zijn keuzes. Dat is geen raming, maar een keuze.

Op het moment dat je vaststelt wat er aan capaciteit benodigd is, dan is dat ook definitief. Dat volgt ook uit artikel 5, verdeelbesluit per provincie. Ik citeer: "Onze minister neemt eens in de twee jaren voor 31 december van het kalenderjaar een verdeelbesluit, per provincie, waarin de benodigde opvangplaatsen per provincie, bedoeld in artikel 3, enzovoort worden verdeeld." Als je het benodigde aantal vaststelt, stel je dus iets vast wat definitief is en wat vervolgens in een verdeelbesluit wordt uitgewerkt. Mijn indruk is dat je daarmee een besluit hebt genomen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Daar zou ik graag nader over geïnformeerd worden. Dat betekent namelijk ook dat het voor de rechtsbescherming en dat soort zaken heel belangrijk is.

Het tweede punt betreft de inspraak. Daar zijn vragen over gesteld. De staatssecretaris is daar ook op ingegaan. Hij heeft gezegd: als er straks een bestemmingsplan wordt vastgesteld, dan blijft dat allemaal geregeld zoals dat nu geregeld is, ook als het Rijk dat gaat doen. Dat klopt, maar de vraag is ook hoe het met de inspraak zit bij het verdeelbesluit. Daar heb ik de staatssecretaris nog niet over gehoord. Moet er ook niet inspraak zijn bij het verdeelbesluit en het besluit waarbij het benodigde aantal plaatsen wordt vastgesteld? Hoe ziet de staatssecretaris dat? Wordt daar overleg gevoerd bij het nemen van een besluit, niet alleen met gemeentes, maar ook met VluchtelingenWerk of de orde van advocaten? Dat is een belangrijke vraag. En als dat verdeelbesluit genomen wordt, hoor je in het kader van inspraak dan niet toepassing te geven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht? Die gaat over een uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Dat is eigenlijk een soort inspraakprocedure waar gemeentes over een conceptbesluit kunnen inspreken. Graag een antwoord daarop.

Twee. Als ik het goed heb begrepen, gaat de staatssecretaris ervan uit dat er individuele gemeentes worden aangewezen wanneer het verdeelbesluit genomen is. Die krijgen dan eigenlijk een verplichting opgelegd. Als je dat ziet als individuele beschikkingen, dan heb je op grond van de Algemene wet bestuursrecht ook weer de verplichting om, voordat je die beslissing neemt, die individuele gemeente te horen en in de gelegenheid te stellen om dingen naar voren te brengen om de positie van die gemeente te versterken, nog even los van het feit dat daarna natuurlijk bezwaar enzovoort, enzovoort mogelijk is. Maar ook vooraf horen inspraak, zienswijzen enzovoort daarbij geweten te zijn. Daarover heb ik de staatssecretaris nog niet gehoord. Graag zou ik daar in tweede termijn nog iets over horen. Maar over de kwestie van wat de status is van het besluit waarbij de benodigde capaciteit wordt vastgesteld, zou ik graag op een ander moment in een brief van de staatssecretaris nadere informatie willen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is het woord aan mevrouw Perin-Gopie namens Volt.