Plenair Visseren-Hamakers bij behandeling Actualisering diergezondheidsregels



Verslag van de vergadering van 21 mei 2024 (2023/2024 nr. 32)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 14.48 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Ik heb geen naam. Ik heb alleen een nummer. Ik ben zes maanden geleden geboren samen met tien broertjes en zusjes. Eén broertje is vroegtijdig overleden. Mijn moeder zat tijdens de vier weken dat wij bij haar waren, vast in een kraamkooi. Dat is een stalen kooi die zo klein is, dat ze zich niet kan omdraaien. Ze kon zich nauwelijks bewegen en niet voor ons zorgen. Onze ontlasting bleef liggen, waardoor we allemaal in onze uitwerpselen moesten liggen.

Mijn moeder heeft een groot deel van haar leven in kooien doorgebracht: in een gestatiekooi tijdens de inseminatiefase en in een kraamkooi met haar kinderen. Tussendoor mocht ze wel terug naar de groep. Ze is in drie jaar zes keer bevallen. Ze zal waarschijnlijk binnenkort worden afgevoerd naar het slachthuis.

Toen ik een paar dagen oud was, werden mijn hoektanden en die van mijn broertjes en zusjes geslepen en werden onze staarten afgebrand. Het deed zo veel pijn dat ik het uitkrijste. Mijn moeder hoorde mijn gekrijs, maar kon niets doen. Zij zat vast in haar kraamkooi. Ook werd ik gecastreerd. Ik was zo bang en ik had nog lang last van die ingreep. Opeens werd ik bij mijn moeder weggehaald en bij een pleegmoeder gelegd. Mijn eigen moeder en broertjes en zusjes heb ik nooit meer gezien.

Nu breng ik mijn leven door met lotgenoten in een veel te klein donker hok, waarin we geen plek hebben om te rusten. Ik verveel me en heb niet altijd vers drinkwater. Ik heb last van m'n longen en van ontstoken ogen door de slechte luchtkwaliteit, door de mestputten onder ons hok. Ons hok wordt nauwelijks schoongemaakt. Ik heb ook last van m'n maag door de slechte voeding en ik heb vaak honger. Ik word vandaag samen met ruim 40.000 andere varkens geslacht. Ik zal de details van mijn transport en sterfproces niet met u delen. Ze zijn te gruwelijk en te pijnlijk. Er worden met grote regelmaat misstanden geconstateerd tijdens het transport en in de slachthuizen. Mijn spierweefsel, vetweefsel, botten en bloed zullen worden verwerkt in spareribs, kotelet, ham, gelatine, drop, treinremmen, schuurpapier, sigaretfilters, zeep en verf.

Voorzitter. Ten eerste gefeliciteerd aan de heer Jaspers met zijn maidenspeech. Het debat over de Wet dieren gaat over het welzijn en de belangen van meer dan 500 miljoen dieren, allemaal individuen met een eigen karakter, gevoelens, familieleden en belangen, die in Nederland in de veehouderij worden gehouden. Ook vandaag worden weer bijna 1,5 miljoen dieren in Nederland geslacht, het overgrote deel na een dieronwaardig, pijnlijk, frustrerend en veel te kort leven.

Voorzitter. Het debat over de Wet dieren van vandaag gaat met name over de mate waarin de wet de intrinsieke waarde van het dier erkent, de mate waarin de wet de gedragsbehoefte van het dier waarborgt en de mate waarin de wet de lichamelijke ingrepen verbiedt. De essentie van het debat is dus in welke mate de wet de intrinsieke waarde en het welzijn van dieren borgt, al dan niet onder de noemer van dierwaardige veehouderij. De Eerste Kamer moet kiezen tussen twee versies. De al aangenomen versie met het amendement van Leonie Vestering, die op 1 juli a.s. in werking treedt, en het nieuwe voorstel van de minister, zoals geamendeerd door de Tweede Kamer, verschillen fundamenteel op deze punten. Het nieuwe voorstel van de minister betekent een ernstige verzwakking, of eigenlijk een volledige ontmanteling, van de al aangenomen wet, zoals ik straks verder zal laten zien.

Voorzitter. Maar eerst het volgende. De minister heeft zichzelf op dit dossier behoorlijke vrijheden gegund. Hij heeft het noodzakelijk geacht om een wet, die door zowel de Tweede als Eerste Kamer is aangenomen, niet uit te voeren en in plaats daarvan een gewijzigd voorstel in te dienen. Dit verdient zacht uitgedrukt geen schoonheidsprijs. Dat is niet alleen het oordeel van de Partij voor de Dieren, maar ook van de Raad van State. Graag een reactie van de minister op de opmerking van de Raad van State dat: "in de toelichting toereikend dient te worden ingegaan op de vraag waarom is gekozen voor een nota van wijziging en niet voor een afzonderlijk wetsvoorstel." Graag ook een reactie van de minister op de constatering van de Raad van State dat de keuze voor een gedeeltelijk uitstel van inwerkingtreding meestal is gelegen in technische, niet-beleidsmatige factoren en dat de regering kan besluiten tot gedifferentieerde inwerkingtreding, maar dat de bevoegdheid daartoe "niet onbegrensd" is.

De minister stelt in het schriftelijk overleg dat hij de wet zoals aangenomen niet heeft uitgevoerd omdat deze onvoldoende duidelijk is en omdat de rechtszekerheid van veehouders in het geding is. Als de minister daarin gelijk zou hebben, had hij de afgelopen jaren die zekerheid toch kunnen bieden? Ten eerste door de toegelaten ingrepen uit het Besluit diergeneeskundigen te halen en ten tweede in het Besluit houders van dieren te bepalen dat het houders verboden is om dieren permanent de mogelijkheden te onthouden om in de daarin nader omschreven gedragsbehoefte te voorzien. Als de minister ervoor zou kiezen om de eisen niet uit te werken in het Besluit houders van dieren, maar in de wet te formuleren, had hij toch al meteen in de wet kunnen bepalen dat het houders verboden is om dieren permanent de mogelijkheden te onthouden om in de daarin nader omschreven gedragsbehoefte te voorzien?

Ik vraag de minister waarom hij deze twee stappen niet gezet heeft. De rechtszekerheid, die in zijn visie ontbrak, zou er dan wél zijn. Dan was recht gedaan aan het besluit van het parlement om een einde te maken aan dieronwaardig handelen. Bovendien moet ook het voorstel van de minister met behulp van algemene maatregelen van bestuur verder worden uitgewerkt. De minister had dus de afgelopen jaren kunnen gebruiken om de aangenomen wet verder te verduidelijken. De minister heeft hier echter niet voor gekozen. Het is dus een politieke keuze van het huidige kabinet om de afgelopen jaren, waarvan het een gedeelte van de tijd in demissionaire status was, een aangenomen wet niet uit te voeren of verder uit te werken. Ik denk, simpelweg omdat de consequentie van de wet, namelijk een dierwaardiger veehouderij per 1 juli 2024, de minister blijkbaar niet bevalt. Graag een reactie van de minister. Waarom heeft hij de aangenomen wet niet uitgevoerd of verder uitgewerkt?

Voorzitter. De minister neemt met zijn voorstel de tijd tot 2040 of nog langer om toe te werken naar een dierwaardiger veehouderij. Deze lange periode is volgens de minister nodig om boeren de tijd te geven om de regels te implementeren, de zogenaamde voorzienbaarheid van de maatregelen, en om rekening te houden met het natuurlijke afschrijvingsritme van investeringen van veehouders. Na kritische lezing blijkt dat het voorstel van de minister helemaal geen garantie bevat voor een dierwaardiger veehouderij in 2040. Met artikel 2.3a, lid 4, wordt namelijk een langere termijn mogelijk gemaakt, zodat houders van dieren hun investeringen kunnen terugverdienen. De Wet dieren prioriteert dus weer de economische belangen van de veehouder boven de intrinsieke waarde, het natuurlijk gedrag en de integriteit van het dier. Als ik het goed begrijp, verwijst de uitzondering over 2040 in het voorstel naar zowel de regels ten aanzien van soorteigen gedrag, de intrinsieke waarde en dierwaardige veehouderij als naar regels over lichamelijke ingrepen. Kan de minister aangeven op welke onderdelen van de wet deze uitzonderingen op het doel van 2040 betrekking hebben?

Als al deze onderdelen worden uitgezonderd, is het voorstel van de minister dus voor alle onderdelen op het gebied van dierenwelzijn in de veehouderij en voor alle nieuw voorgestelde teksten, een volstrekt lege belofte. Het is een ontmanteling van de wet, waarmee de mogelijkheid wordt gecreëerd om de bio-industrie nog decennialang voort te zetten. Dit terwijl de minister regelmatig heeft gezegd, ook in dit huis, dat hij veel waarde hecht aan dierenwelzijn en aan een dierwaardige veehouderij. Er is ook breed politiek draagvlak. Zo heeft de Tweede Kamer onlangs de motie-De Groot aangenomen, waarin wordt gepleit om alle ingrepen per 1 januari 2025 te verbieden. Er is ook breed draagvlak voor een dierwaardiger veehouderij onder boeren die al duurzamer en diervriendelijker werken en in de samenleving in het algemeen. Als het voorstel van de minister wordt aangenomen, is hij dan bereid om met de ontwikkelen AMvB's deze uitzonderingen op het jaartal 2040 onmogelijk te maken?

Voorzitter. De minister noemt in het schriftelijk overleg verschillende redenen voor de lange transitieperiode tot 2040, zoals het belang van een zorgvuldig traject, dat de transitie naar een dierwaardiger veehouderij een majeure stap is en dat er eerst onderzoek en pilots nodig zijn. Dit zouden legitieme argumenten kunnen zijn voor een nieuw beleidsterrein, maar de discussie over dierenwelzijn in de veehouderij vindt al decennia plaats. De Wet dieren, zoals aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer, lost immers een meer dan 20 jaar oude kabinetsbelofte in. Deze belofte van het tweede paarse kabinet uit 2002, verwoord in de Nota Dierenwelzijn van minister Brinkhorst, was dat we binnen 10 tot 20 jaar dieren niet langer zouden aanpassen aan het systeem, maar andersom. De belofte werd in 2007 nog eens herhaald door kabinet Balkenende-IV in de Nota Dierenwelzijn van minister Verburg. Meer specifiek: de discussie over het couperen van staarten van biggetjes dateert uit 1991. Dat is 33 jaar geleden, voorzitter! Kan de minister aan het varken, namens wie ik aan het begin van mijn betoog sprak, uitleggen dat ondanks 33 jaar regelgeving om het routinematig couperen van biggenstaartjes te verbieden, zijn staart toch werd afgebrand, samen met die van zo'n 99% van de biggen in Nederland? Dat is toch niet uit te leggen?

De vigerende Europese richtlijn om het routinematig couperen van staarten en het verkleinen van hoektanden bij biggen te verbieden, is al zestien jaar oud. Volgens de minister is wat er in de richtlijn werd verlangd, een-op-een overgenomen in het Besluit diergeneeskundigen. Maar de minister moet dan toegeven dat in al die zestien jaar bij 99% van de biggen routinematig die verboden handelingen werden uitgevoerd.

De minister vindt ook dat uit de eisen die in de richtlijn staan niet duidelijk is op te maken welke maatregelen de houder moet treffen om het staartbijten te verminderen. Als dat zo is, dan was het aan de Nederlandse regering, die de richtlijn moet uitwerken, om dat in de Wet dieren of in daarop gebaseerde regelgeving nader in te vullen, en niet te volstaan met het herhalen van de eisen die in de richtlijn staan. Waarom is dat niet gebeurd, als de minister de normen van de richtlijn niet duidelijk genoeg vindt? Kan de minister dat uitleggen en daarin betrekken of Nederland dan al zestien jaar lang de richtlijn niet naar behoren heeft uitgevoerd?

De fractie van de Partij voor de Dieren vindt, in tegenstelling tot de minister, het verbod op het niet-routinematig couperen van staarten en het vijlen van de hoektanden heel helder. Het mag alleen "wanneer bepaalde kwetsuren van spenen bij zeugen of van oren en staarten bij andere varkens zijn geconstateerd, en alleen nadat andere maatregelen zijn getroffen om staartbijten en andere gedragsstoornissen te voorkomen, de omgeving en varkensdichtheid in aanmerking genomen". Dat betekent toch simpelweg dat de boer moet bewijzen dat hij eerst andere maatregelen heeft geprobeerd, die niet hebben gewerkt? Dat is toch niet zo ingewikkeld? Is het niet bizar dat de minister weigert om het amendement-Vestering uit te voeren omdat het wat hem betreft niet duidelijk is wat van de veehouder wordt verlangd? De minister zelf heeft het immers gepast gevonden om in het Besluit diergeneeskundigen formuleringen te gebruiken die naar zijn eigen zeggen zo open zijn geformuleerd dat het niet duidelijk zou zijn wat de veehouder zou moeten doen. Dat heet volgens onze fractie: met twee maten meten. Graag een reactie van de minister.

Waarom kan de minister niet goed inschatten welk deel van de veehouders die biggen couperen heeft voldaan aan de voorwaarden voor het mogen couperen, zoals hij in de schriftelijke beantwoording zegt? Dit impliceert dat varkenshouders lichamelijke ingrepen uitvoeren die volgens de Wet dieren verboden en dus strafbaar zijn, al decennialang. Kan de minister uitleggen waarom dit zo lang wordt gedoogd?

Meer in brede zin horen wij graag een reflectie van de minister over wat er in de afgelopen decennia allemaal is misgegaan waardoor deze situatie zo lang heeft kunnen voortduren; niet alleen het couperen van biggenstaartjes, maar ook andere verminkingen die nog steeds op grote schaal worden toegepast, zoals het onthoornen van koeien en geiten, het vijlen van hoektanden en het castreren van biggen.

De minister stelt in het schriftelijk overleg dat hij zou willen dat ingrepen liever eerder dan later zouden stoppen. Dat is een vaak gehoorde uitspraak, ook gemaakt door veehouders. Maar als de belangrijkste betrokkenen, zoals de minister en de vertegenwoordigers van LTO, dit wensen, hoe kan het dan zo zijn dat deze verminkingen al decennialang worden uitgevoerd en gedoogd? Is de minister bereid om, als zijn voorstel wordt aangenomen, in de te ontwikkelen AMvB's heldere tussendoelen te formuleren voor 2030, om zodoende het tempo in de transitie te houden en ervoor te zorgen dat de veehouderij zo snel mogelijk weer waardig wordt?

Voorzitter. Het hele verhaal om te ontkomen aan het amendement-Vestering is zo lek als een mandje. In artikel 2.1 van de Wet dieren is het mishandelen van dieren strafbaar gesteld. Als de minister en ik staarten van biggen zouden afbranden, zou ons dierenmishandeling worden verweten. Dat veehouders staarten mogen afbranden, tanden mogen afvijlen of hoorns mogen afbranden, komt alleen doordat voor zulke ingrepen een aparte bepaling in de Wet dieren is opgenomen die het mogelijk maakt om zulke verminkingen in de bio-industrie toe te staan. De minister stelt in het schriftelijk overleg dat artikel 2.1 van de Wet dieren niet geldt voor de veehouders. Voor veehouders geldt volgens de minister artikel 2.8 van die wet en de in het Besluit diergeneeskundigen toegestane ingrepen. Het amendement-Vestering regelde iets in artikel 2.1 van de Wet dieren. Nu zegt de minister dat verminkingen, die hij nog jaren wil toelaten, niet worden bestreden door artikel 2.1 van de Wet dieren. Wat is het nou? Of artikel 2.1 van de Wet dieren dat dierenmishandeling strafbaar stelt, geldt ook voor dierhouders. Dan klopt ons verwijt dat de minister strafbare dierenmishandeling voor veehouders blijft toestaan. Of artikel 2.1 van de Wet dieren bestrijdt niet de verminkende handelingen in de bio-industrie, maar dan kan de minister zich niet beroepen op de onuitvoerbaarheid van het amendement-Vestering dat betrekking had op dat artikel. Ik vraag de minister dus nogmaals of hij werkelijk van mening is dat het strafbare feit van dierenmishandeling niet geldt voor veehouders als zij ingrepen verrichten, zoals het afbranden van staarten en al die andere verminkende ingrepen.

Voorzitter. Ook met bestaande wet- en regelgeving gaat er nog een hoop mis in de veehouderij. Vaak constateert de NVWA bij inspecties overtredingen, zoals vorig jaar in de varkenshouderij, waarbij afleidingsmateriaal ongeschikt was, er onvoldoende daglicht was en geen vers drinkwater. Ook werden varkens tijdens het transport meerdere malen mishandeld met tasers. Het vervoer naar slachthuizen vindt plaats bij veel te hoge temperaturen, stalbranden vinden nog te vaak plaats en dieren worden door CO2-vergassing in slachthuizen gedood, terwijl dit een enorm pijnlijke dood betekent. Wat doet de minister om met bestaande wet- en regelgeving het welzijn van dieren in de veehouderij te verbeteren? Kan de minister een overzicht maken van de geconstateerde overtredingen in de afgelopen vijf jaar? Wat heeft de minister ondernomen om deze praktijken aan te pakken? Welke hiaten in de wet- en regelgeving heeft de minister de afgelopen jaren geconstateerd? Met andere woorden: waar schiet de wet tekort om de problemen aan te pakken? Heeft de minister voldoende capaciteit om overtredingen aan te pakken? Graag een reflectie van de minister.

Voorzitter. Ik rond af. We hebben als Eerste Kamer vandaag en tijdens de stemmingen over de wet volgende week een kans om te kiezen voor dierenwelzijn. Vandaag kunnen we beginnen om onze relatie met dieren op een andere, meer liefdevolle manier vorm te geven en om de intrinsieke waarde van het dier niet ondergeschikt te maken aan economische winst. Dat is de essentie van het debat vandaag. Hoe willen we, als Nederlandse samenleving, onze relatie met dieren vormgeven? Als we instemmen met het voorstel van de minister, zoals geamendeerd door de Tweede Kamer, kiezen we voor de status quo: beloftes, zoals die al decennialang worden gemaakt, zonder wettelijke garanties; een vrijbrief voor de bio-industrie. Als we kiezen voor de wet zoals die is aangenomen door de Tweede Kamer en Eerste Kamer, met het amendement van Leonie Vestering, dan maken we een enorme sprong vooruit. Een kleine stap voor de mens, een gigantische sprong vooruit voor dieren in de veehouderij.

Het is tijd voor deze sprong. De samenleving vraagt erom. De dieren schreeuwen er letterlijk al decennia om. Laten we kiezen voor een wettelijke verankering van dierenwelzijn. Omdat het kan, omdat het vanuit ethisch perspectief moet. Als de Eerste Kamer deze keuze durft te maken, vinden boeren de Partij voor de Dieren aan hun kant om hun rol in de transitie naar een meer plantaardige, duurzame, rechtvaardige en dierwaardige landbouw mogelijk te maken en te ondersteunen. We kunnen het gekrijs van kleine biggetjes en van de honderden miljoenen andere dieren in de bio-industrie stoppen. Het is aan ons!

Voorts ben ik van mening - u raadt het al — dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Visseren. De heer Jaspers van de BBB-fractie heeft nog een korte verhelderende vraag.

De heer Jaspers i (BBB):

Ik wil aan de Partij voor de Dieren vragen of een handeling nadat er schade is geconstateerd aan uiers, oren of staarten, niet een veel groter leed is voor de dieren dan een handeling vooraf.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Volgens de richtlijnen en de huidige wet is een boer verplicht om er alles aan te doen om dat te voorkomen, inclusief wat betreft — ik haat het woord zelf, maar ik gebruik het nu toch — de veedichtheid. Als wij op een dierwaardige manier dieren houden in de veehouderij, is de vraag van de heer Jaspers overbodig.

De heer Jaspers (BBB):

Als u het goedvindt, voorzitter, ga ik toch even gebruikmaken van mijn ervaring uit de varkenshouderij. Toen ik een kleine jongen was, van een jaar of 10 of 12 ...

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Voorzitter, dit is geen korte vraag voor een interruptie.

De heer Jaspers (BBB):

Ik zal een hele korte ... Ik ga geen heel betoog houden.

De voorzitter:

Ik kom er even tussen, meneer Jaspers. Mevrouw Visseren onderbreekt u nu. Dat is niet de bedoeling. Het woord is aan de heer Jaspers. De heer Jaspers heeft tot nu toe nog kort gesproken, maar de heer Jaspers weet dat een interruptie een korte, verhelderende vraag is. Daar gaat hij zich vast ook aan houden. Het woord is nu dus echt aan meneer Jaspers.

De heer Jaspers (BBB):

Ik wou het volgende zeggen. Toen ik jong was, hadden wij stallen waar varkens in de ruimte in het stro lagen. Maar ook toen kwamen staartbijten en oorbijten voor. Nogmaals de vraag aan u: bent u het met ons eens dat de schade achteraf groter is dan die bij vooraf handelen?

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dan waren uw stallen niet dierwaardig, meneer Jaspers. Sorry, voorzitter. Dan waren de stallen van de heer Jaspers niet dierwaardig.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Aerdts namens D66, mede namens de ChristenUnie.