Plenair Fiers bij behandeling Begroting Gemeentefonds 2025



Verslag van de vergadering van 8 april 2025 (2024/2025 nr. 25)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 20.37 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Fiers i (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik begon mijn betoog met een reflectie van Lieke Marsman, als dichter des vaderlands, op het taalgebruik van politici en bestuurders. Ik moet zeggen: een compliment aan veel collega's vandaag, want er is best duidelijk gesproken. Ook in tweede termijn een compliment aan de BBB, ja, het kan verkeren; deze keer voor de heer Lievense, voor zijn oprechte inbreng.

De antwoorden van de minister waren op onderdelen ook duidelijk, dus ook de complimenten aan de minister, maar op de kernpunten van onze vragen hield de minister toch de kaarten tegen de borst. Bij een van de belangrijkste vragen — de heer Dessing probeerde het net ook nog even — namelijk over de inschatting van de minister van de gevolgen van de financiële tekorten bij gemeenten, bleef zij wel erg op hoofdlijnen. Ik doe nogmaals een poging in tweede termijn. Kan de minister in haar eigen woorden aangeven, misschien door het zonder annotatie te proberen, wat zij denkt dat de gevolgen zijn van de tekorten bij gemeenten voor inwoners van al die gemeenten en wat de gevolgen zijn voor de eigen ambities van het kabinet?

Alles afwegend is de fractie van GroenLinks en Partij van de Arbeid van mening dat het vanuit de rol van de Eerste Kamer noodzakelijk is om op twee punten een duidelijke uitspraak te doen, namelijk over het ravijnjaar en de financiën die samenhangen met de jeugdzorg. De fractie van GroenLinks-PvdA wil daarom twee moties indienen. Ik heb ze zelf een naam gegeven, maar u geeft ze vast een mooi cijfertje.

Allereerst de motie "borging autonome positie gemeenten in de begroting van het Gemeentefonds 2026 en verder".

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Grondwet is verankerd dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is;

overwegende dat gemeenten veel taken in medebewind uitvoeren;

constaterende dat de regering in antwoord op schriftelijke vragen aangeeft dat er geen goed overzicht is van de taken die door gemeenten in medebewind worden uitgevoerd en wat de kosten hiervan zijn;

constaterende dat de kosten van jeugdzorg hierop een uitzondering vormen en het advies van de commissie-Van Ark overtuigend inzichtelijk heeft gemaakt welke forse en door gemeenten niet te dragen tekorten zich op dit beleidsterrein voordoen;

constaterende dat het hierdoor voor de Eerste Kamer niet mogelijk is om de begroting Gemeentefonds te toetsen aan artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet (FVW) en artikel 108, lid 3 van de Gemeentewet;

constaterende dat het hierdoor voor de Eerste Kamer niet mogelijk is om voor het geheel aan taken na te gaan in hoeverre niet-gedekte kosten voor de medebewindstaken de financiële ruimte voor autonome taakuitoefeningen van gemeenten opsouperen, terwijl alleen al het jeugddossier inzichtelijk maakt welke ongewenste effecten zich ter zake kunnen manifesteren;

constaterende dat het hierdoor voor de Eerste Kamer ook niet mogelijk is om na te gaan of er voldoende (financiële) autonomie resteert voor gemeenten zoals vereist conform artikel 124 van de Grondwet;

constaterende dat deze informatie noodzakelijk is voor de Eerste Kamer om de begroting van het Gemeentefonds voor het ravijnjaar 2026 goed te kunnen keuren;

verzoekt de regering om bij de aanbieding van de begroting Gemeentefonds 2026 aan de Eerste Kamer expliciet te onderbouwen hoe de diverse te onderscheiden medebewindstaken adequaat gefinancierd zijn en inzichtelijk te maken hoe er voldoende budget resteert voor de autonome taak van gemeenten conform artikel 124 Grondwet en artikel 9 van het Europees Handvest inzake lokale autonomie.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fiers, Moonen, Van der Goot, Hartog, Nanninga, Janssen, Nicolaï, Holterhues en Van Toorenburg.

Zij krijgt letter E (36600-B).

Zij is wel te kort. Ik mis de zin: en gaat over tot de orde van de dag.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

O, ik zou 'm bijna niet zeggen.

De voorzitter:

Als we niet overgaan tot de orde van de dag, wordt het een heel lange avond.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Dat doe ik dan bij mijn tweede.

De voorzitter:

Dat voegt u nog toe?

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Bij de tweede ga ik … Ja.

De voorzitter:

Wordt de indiening van de motie, inclusief de laatste strofe, voldoende ondersteund? Dat is het geval. Dan maakt de motie deel uit van de beraadslaging onder 36600-B, letter E.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik heb toch een vraag bij deze motie, eigenlijk dezelfde vraag die ik eerder aan de minister stelde. In de motie wordt gesproken over voldoende ruimte voor de autonome taken, maar de autonome taak is iets wat in de open huishouding van een gemeente vrijgelaten is. De autonome taak is eigenlijk praktisch onbegrensd. Dus in hoeverre is deze motie überhaupt uitvoerbaar — hoe meet je dat? — in de ogen van de indieners van deze motie als niet vast te stellen is hoe groot de autonome taak wordt geacht te zijn?

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

In de motie met heel veel constateringen die u net heeft gehoord, heeft u gehoord dat we beginnen bij de medebewindstaken. Het begint met in beeld brengen welke taken gemeenten eigenlijk in medebewind uitvoeren en welke kosten daarmee gemoeid zijn. Dat is één. Dat wordt in beeld gebracht. Dan houd je een rest over, als het goed is. Er zijn mensen die zeggen: dan houd je niks meer over. Dan weten we dat ook. Maar dan houd je een rest over. Dan gaat het erover of die rest voldoende is voor gemeenten om überhaupt nog autonome besluiten te kunnen nemen. Dat is wat we hier vragen. Dit is eigenlijk een soort winstwaarschuwing op weg naar de begroting voor 2026. Het dilemma is dat er nu geen enkel inzicht is in de medebewindstaken en de kosten. Wij zeggen: breng dat nou in kaart, dan hebben we volgend jaar een begroting waardoor we wel iets kunnen zeggen over of de autonome positie van gemeenten überhaupt nog aan de orde is.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar dan blijft het probleem bestaan. Ik snap dat je in beeld kunt krijgen wat de medebewindstaken zijn, met al het onderscheid binnen het medebewind dat er ook nog is. Dat hebben we net ook al aangestipt: van facultatief medebewind tot hard en mechanisch medebewind. Dat kun je allemaal in beeld krijgen. Maar wat de autonome taak is en de omvang daarvan, want dat hoor ik mevrouw Fiers van GroenLinks-PvdA nu opnieuw zeggen, is natuurlijk per gemeente verschillend. Het is maar zeer de vraag wat daaronder zou moeten vallen, want iedere gemeente bepaalt dat in beginsel zelf. Gelet op deze beantwoording, is mijn vraag dus nogmaals hoe mevrouw Fiers denkt deze motie überhaupt uitvoerbaar te krijgen door in beeld te hebben wat de omvang van de autonome taak moet zijn. Want hoe wil ze die autonome taak überhaupt kunnen duiden?

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Mijn tijd is inmiddels helemaal op. Dat was denk ik niet de bedoeling, hè?

De voorzitter:

De klok gaat door, hè.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Nogmaals, het begint ermee dat we nu geen enkel zicht hebben op hoe het zit met de financiën voor de medebewindstaken. Ik denk dat de heer Van Hattem het met mij eens is — hij is altijd de eerste die hier vraagt om duidelijkheid — dat we wel moeten weten waar we over stemmen. Dat betekent dat we, als inzichtelijk is hoe de medebewindstaken eruitzien, in de buurt komen van de discussie waarover Elzinga het heeft in zijn opiniestuk: is dat 15% of is het meer dan 10%? Want de conclusie is wel dat ze, op het moment dat het onder het vriespunt daalt, geen enkele autonome positie meer hebben. Dat horen wij nu heel veel gemeentes zeggen. Ze zeggen dat ze geen enkele afwegingsruimte meer hebben en dat de medebewindstaken alles opsouperen. Het begint ermee dat wij tegen het kabinet zeggen: breng dat nou in beeld. Dan kan op dat moment beoordeeld worden of er überhaupt nog ruimte voor gemeenten is om eigen afwegingen te maken.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Het is mogelijk om dat in beeld te brengen. Dat vind ik op zich ook prima. Daar ben ik ook heel benieuwd naar. Bij de provincie Noord-Brabant hebben ze het laatst ook gedaan, weet ik. Daar hebben ze alle medebewindstaken, alle wettelijke taken, in beeld gekregen. Het is heel nuttig om dat te weten, maar een gemeente gaat natuurlijk zelf over hoe ze het invult. Je kunt als gemeente bij wijze van spreken zeggen: we hebben maar één ambtenaar nodig. Wettelijk heb je niet meer nodig dan dat. De gemeentesecretaris is de enige ambtenaar die verplicht is, en die taak mag ook nog door de burgemeester worden ingevuld. Als je denkt dat je daar genoeg aan hebt, kan dat in principe.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Hattem (PVV):

Dat is heel minimaal. Maar er zijn ook gemeentes die zeggen: we hebben een ambtenarenkorps van 1.500 man nodig, we willen elke maand drie kilometer snelweg aanleggen en we willen een royaal pakket aan voorzieningen aan onze gemeente aanbieden. Het is maar net wat je wilt. Laat ik het heel concreet maken: welke indicatoren zullen aan deze motie verbonden worden?

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Het oordeel daarover is straks aan u, meneer Van Hattem, en aan al onze Kamerleden. Wij moeten kijken of er voldoende autonome ruimte overblijft. Als u van mening bent — u kunt er gekscherend over doen — dat dat met één burgemeester kan en dat het dan op zich geregeld is, kunt u de volgende keer gewoon weer voor de begroting van het Gemeentefonds stemmen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een tweede motie, over de jeugdzorg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gemeenten de jeugdzorg (jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering) in medebewind uitvoeren;

overwegende dat gemeenten voor medebewindstaken gefinancierd dienen te worden, zoals is bepaald in artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet (FVW), artikel 108, lid 3 van de Gemeentewet en artikel 9 van het Europees Handvest inzake lokale autonomie;

constaterende dat gemeenten met forse financiële tekorten kampen op deze medebewindstaak en er grote urgentie is om dit knelpunt op te lossen;

constaterende dat gemeenten zeer beperkte beleidsruimte hebben om de financiële tekorten te beïnvloeden;

constaterende dat de commissie-Van Ark in het instellingsbesluit de opdracht heeft gekregen om een onafhankelijk zwaarwegend advies te geven;

constaterende dat de commissie-Van Ark stelt: "het is niet wenselijk en niet haalbaar om de beoogde besparingen vanaf 2026, zoals opgenomen in het meerjarig financieel kader in de Hervormingsagenda Jeugd, te handhaven";

constaterende dat de commissie-Van Ark ook een duidelijk advies heeft gegeven over de financiële tekorten in 2023 en 2024, het budget voor 2025, de indexatie voor volumeontwikkeling en loon- en prijsontwikkeling en de beoogde besparingen tot 2028;

verzoekt de regering het financiële advies van de commissie-Van Ark integraal en volledig over te nemen en dit bij de Voorjaarsnota te regelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fiers, Moonen, Van der Goot, Hartog, Nanninga, Janssen, Nicolaï, Van Toorenburg en Holterhues.

Zij krijgt letter F (36600-B).

Dat was een lange motie.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Het is goed zo, toch?

De voorzitter:

Ja. Bent u daarmee aan het einde van uw tweede termijn, mevrouw Fiers? Ja. Er is nog een interruptie van de heer Lievense van de BBB-fractie.

De heer Lievense i (BBB):

Ik moest heel even nadenken, maar ik wil toch heel even iets aan mevrouw Fiers meegeven om over na te denken. Dat gaat over de eerste motie die ze indiende, maar eigenlijk ook over de tweede. De minister heeft in haar betoog als reactie op de commissiebrief — iedereen hier aan deze kant en aan die kant heeft trouwens gewerkt aan de commissiebrief — toegezegd voor 1 mei met een overzicht te komen. Ook dat is een overzicht met medebewindstaken van de afgelopen vijftien jaar en van wat voor geld daarin meegaat. Zelfs nieuwe beleidsvoornemens gaan daarin meegenomen worden. Dat wordt overigens periodiek. Ik zit even te zoeken hoe ik dat nu rijm met en aanhaak op uw eerste motie. Want het raakt elkaar natuurlijk. De ene motie raakt eigenlijk de toezegging die we nog moeten krijgen. Ik gaf het al aan in de eerste termijn, maar legt u met de tweede motie niet een te harde claim op gelden en op de taak die uw collega's van de Tweede Kamer nu aan de overkant onderling in de voorjaarsonderhandelingen mee bezig zijn? Ik zei "uw collega's", maar ik bedoelde "onze collega's". Die zijn van ons allemaal.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Ik ga allereerst even in op de eerste motie. Dat is dus een soort winstwaarschuwing op weg naar de gemeentebegroting in 2026. Daarbij vragen we ons af: welke gegevens hebben we dan nodig om de begroting goed te kunnen beoordelen? Dat vind ik iets anders dan de toezegging van de minister. Misschien is het ook wel fijn dat deze Kamer duidelijk uitspreekt: we hebben het nodig en het moet er ook zijn, zodat wij dat kunnen betrekken bij onze beoordeling in 2026. Volgens mij is dit nu dus ook een motie die u gewoon kunt ondertekenen, meneer Lievense. Als u het mij vraagt, kunt u daar geheel schadeloos in meegaan.

Dan de volgende motie, over de jeugdzorg. We hebben het er in het debat al even over gehad. De kern van deze motie is eigenlijk: de gemeentes zakken door hun hoeven. Dat heeft grote consequenties voor al die kinderen, ouders en instellingen die dit betreft. Maar het betekent ook iets voor ons staatsbestel. Daarom vind ik dit een motie die hier op dit moment in de Eerste Kamer thuishoort. De besluiten over de financiën worden namelijk binnenkort genomen en dit is een heel duidelijk signaal vanuit de Eerste Kamer. De gemeenten hebben een positie in de Grondwet en die moet geborgd worden. Daarom vind ik dat niet iets wat alleen maar thuishoort in de Tweede Kamer, zoals u het zei.

De voorzitter:

De heer Lievense, nog een korte reactie.

De heer Lievense (BBB):

Dan constateer ik eigenlijk dat bij het aannemen van de wetgeving … Ik ga even terug. Volgens mij zegt mevrouw Fiers met haar motie iets over het beoordelen van de Jeugdwet door deze Kamer. Ik bedoel: daar zat ook een financieringssystematiek onder. Eigenlijk geeft u nu met deze motie aan: dat hebben we indertijd verkeerd beoordeeld. Is dat wat u nu zegt? Het is namelijk niks nieuws onder de zon. Ik probeer even te zoeken.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

U wilt steeds heel ver terug in de tijd gaan. Ik snap dat u dat wil, maar ik wil het toch heel graag hebben over de situatie waar we nu in zitten. Er ligt een rapport van Van Ark. Daarbij hoeven we geen analyse meer te doen over de medebewindstaken en de kosten. Hierbij is door de commissie-Van Ark aangegeven wat het inhoudelijke probleem is en wat we nog te doen hebben als kabinet samen met de medeoverheden. Maar er is ook heel duidelijk gezegd: financieel is wat er nu op tafel ligt niet houdbaar. De gemeentes lopen langzaam het ravijn in. Die hebben nu begrotingsproblemen. Die zitten allemaal met het samenstellen van hun voorjaarsnota's en begrotingen. Het is heel belangrijk dat de Eerste Kamer nu een signaal afgeeft. Ik ben blij dat dat in meerderheid is ondertekend door de collega's.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg, die spreekt namens het CDA.