Verslag van de vergadering van 16 juni 2025 (2024/2025 nr. 33)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 19.36 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. De Voltfractie is de indieners dankbaar voor het voorliggende wetsvoorstel. De memorie van toelichting beschrijft duidelijk het belang van een adequate verdediging van Nederland en het Koninkrijk. Dit belang is in de huidige geopolitieke context niet verminderd. De Voltfractie is ook blij dat het voorstel door een Kamerbreed team is ingediend en wordt verdedigd.
Ondanks de positieve grondhouding van mijn fractie, willen wij nog wel een aantal vragen aan de indieners stellen. De eerste is een voor de hand liggende vraag. De norm van 2% is niet een toevallige keuze. Deze volgt uit wat de NAVO-lidstaten in de verklaring van Wales hebben aangenomen. Nu staan we aan de vooravond van een NAVO-top en het zou zomaar eens kunnen zijn dat hier een nieuwe norm wordt afgesproken. Welk effect zou zo'n nieuwe norm volgens de indieners op de wet moeten hebben?
Dan heb ik een vraag over de compositie van de 2%. De norm die in Wales is afgesproken, volgt uit de inventarisatie die toen is gemaakt over wat nodig is om het NAVO-gebied adequaat te verdedigen. Echter, de defensieverplichtingen die een aantal landen hebben, waaronder Nederland, reiken verder dan het grondgebied dat onder het NAVO-verdrag valt. Hoe kijken de indieners hiertegenaan? Ook op dit thema heb ik nog de volgende vraag: wat is het wettelijke gevolg van een vastgestelde norm? Kan een burger of een organisatie naar een rechter stappen als Nederland in een bepaald jaar niet aan de norm voldoet? Mijn fractie vraagt als laatste punt aan zowel de indieners als de minister hoe de 2% moet worden berekend. Is dit volgens de gestandaardiseerde NAVO-methode of volgt de berekening een eigen Nederlandse methode?
Dan wil mijn fractie nog even stilstaan bij de discussie over de verhoging van het Defensiebudget. Wij delen de mening van velen in deze Kamer dat de verhoging, helaas, nodig is. Wat die verhoging moet zijn, moet worden bepaald door wat nodig is, welke capabilities wij als NAVO nodig hebben en hoe wij de inspanningen tussen de landen verdelen. Daarom hebben wij wel wat moeite met de nu gevolgde route. Het is niet omdat een van de NAVO-leden het balletje van 5% heeft opgegooid dat alle andere leden daar direct mee moeten instemmen. 5% mag de uitkomst zijn, maar dat moet in de ogen van mijn fractie wel worden onderbouwd. Hoe zien de indieners dit? Hoe denken de indieners dat een eventueel verhoogd budget daadwerkelijk en nuttig kan worden besteed? Heeft de minister met zijn Europese collega's nagedacht over hoe de capability-analyse moet worden aangepast als de VSA hun rol binnen de NAVO wensen te verminderen? Op welke termijn denk de minister de gelijkluidende motie-Dassen/Omtzigt, die in maart van dit jaar in de Tweede Kamer is aangenomen, uit te voeren? Is dat op korte termijn?
Met de focus op een getal vindt mijn fractie het interessant te zien hoe hieraan nu al een bepaalde invulling wordt gegeven. Dat geeft mijn fractie aanleiding een vraag aan de minister te stellen. Je zou denken dat een 5%-defensie-inspanning ook een 5%-besteding aan defensiemiddelen is. Dat zou bij een normaal afgestelde rekenmachine zo zijn. Mijn fractie begrijpt echter dat er bij de aankomende NAVO-top een ruttiaanse rekenmachine gebruikt gaat worden. Daarbij is de 5% nu al gesplitst in 3,5% voor defensiematerieel en -personeel en 1,5% voor bredere weerbaarheid.
De Voltfractie heeft op deze ruttiaanse rekenmachine nóg een aantal knoppen ontdekt, die nog niet zo veel aandacht hebben gehad. De eerste is de verdubbelaar. Iedere euro die zou worden besteed via een intensieve Europese samenwerking, het liefst een Europees leger, is in feite hetzelfde waard als €2 onder de NAVO-norm, die op puur nationale basis wordt uitgegeven. Waar we dus 3 miljard Nederlandse euro op onze Europese begroting voor defensieaankopen zouden opnemen, kunnen we 6 miljard onder de NAVO-norm boeken.
Het wordt nog beter als we er ook een echt gezamenlijk EU-buitenlandbeleid aan koppelen. Dan kan ieder bedrag — even meerekenen — tot de macht 2 worden geboekt. Dan wordt 3 miljard dus 9 miljard op de ruttiaanse rekenmachine. Mijn fractie geeft dit de minister in overweging. Het onderstreept ook dat de Europese uitgaven niet bovenop maar in plaats van nationale bestedingen komen. Dat wordt niet altijd goed begrepen. Hoe denkt de minister dat deze efficiencywinst in de onderhandelingen kan worden meegenomen?
Ik sluit af met de laatste zin, voorzitter: mijn fractie kijkt uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog.
De heer Dessing i (FVD):
Ik wil de heer Hartog complimenteren met de prachtige term "ruttiaanse rekenmachine". Die is inderdaad zeer creatief. Ik hoor u praten over de 5%-norm en over de splitsing daarin. Nu we het daar toch over hebben, hoe kijkt de fractie van Volt aan tegen het feit dat die 5%-norm zou betekenen dat we het hebben over 50 miljard? Dan praat je dus over €5.000 per werkende Nederlander. Vindt de fractie van Volt dat een verantwoorde uitgave?
De heer Hartog (Volt):
Allereest zeg ik van mijn kant: ja, wij vinden dat een verantwoorde uitgave, als dat eruit komt. Twee: het beleidsinhoudelijke debat zal, zoals dat in politiek Nederland werkt, morgen worden gevoerd door de Tweede Kamer. Ik ga er ook van uit dat de regering een hele goeie invulling zou kunnen geven aan dat percentage.
De heer Dessing (FVD):
Het blijft in deze voor de burgers moeilijke economische tijden een enorm bedrag, los van het feit of daar morgen al dat niet een debat over is. De burgers in Nederland, waar wij hier ook voor staan, hebben al zo erg veel te lijden. Straks krijgen zij misschien een belastingverhoging voor hun voeten om die €5.000 per werkende Nederlander te kunnen financieren. Daar moet de fractie van Volt toch wat van vinden?
De heer Hartog (Volt):
Ik ben dat geheel met u eens. Daarin moeten we de juiste overwegingen maken. Dat zal ook gebeuren door een volgende regering.
Mag ik het volgende nog wel even zeggen? Ook in Oekraïne waren het moeilijke tijden toen de oorlog begon. Dat was economisch ook allemaal niet prettig. Toen moesten ze ook een budget vaststellen. Omdat er niet genoeg defensie was, zijn er nu miljoenen mensen gevlucht en is de economie bijna in puin geschoten. Ik denk dat we dat willen voorkomen. Dan moet je dus de keuze maken om jezelf goed te verdedigen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Dessing.
De heer Dessing (FVD):
Ik ben het met de fractie van Volt eens dat we ons goed moeten verdedigen, maar ik denk dat we het over het prijskaartje daarvoor niet eens zijn.
De heer Hartog (Volt):
Dat zullen we morgen zien.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.