Verslag van de vergadering van 30 september 2025 (2025/2026 nr. 02)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.12 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Moonen i (D66):
Dank u, voorzitter. Elk kind verdient een toekomst waarin het zich veilig en gezien voelt, een toekomst waarin het kan groeien en bloeien en vol vertrouwen de wereld tegemoet kan treden. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid die toekomst mogelijk te maken. Dat doen we door kinderen en jongeren die hulp nodig hebben snel te ondersteunen. Daarvoor is een jeugdzorgstelsel nodig dat niet alleen toegankelijk, maar ook samenhangend, toekomstgericht en preventief is, een stelsel dat niet alleen reageert op problemen, maar deze probeert voor te zijn, te voorkomen. Zo geven we kinderen een eerlijke kans en laten we zien dat het wél kan.
In 2015 hebben we de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering bij de gemeenten neergelegd. Dat was een moedige stap. Er zat ook een logische gedachte achter: laten we de zorg dichterbij brengen, op het schaalniveau waarop de zorg ook het best verleend kan worden, namelijk bij de gemeenten. Toch zien we in de praktijk dat die ver doorgevoerde decentralisatie naar meer dan 300 gemeenten, met ieder hun eigen inkoopbeleid, grote problemen veroorzaakt. De collega van GroenLinks-PvdA sprak hier zojuist ook over. Niet alle gemeenten beschikken over voldoende kennis over en aandacht voor de uitvoerbaarheid van dit beleid door professionals. Zo ontstaan versnippering en onduidelijkheid. Heel veel jongeren moeten nog steeds te lang wachten op de zorg die ze eigenlijk zo keihard nodig hebben.
Voorzitter. Dat is niet alleen zorgelijk; dat is onaanvaardbaar. Het is onacceptabel dat kinderen vastlopen, ouders in wanhoop raken en professionals machteloos toekijken, hoe goed die professionals ook hun best doen. Die ernst werd onlangs nog bevestigd door KidsRights. Nederland is gedaald op de kinderrechtenlijst, vooral door tekortkomingen in de jeugdzorg. Dit onderstreept dat het huidige systeem faalt en dat structurele verbeteringen dringend nodig zijn. De Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg is daarom van groot belang. D66 verwacht wel dat jongeren die nu tussen wal en schip vallen, beter worden ondersteund.
We weten ook dat deze wet slechts één onderdeel is van de veel bredere Hervormingsagenda Jeugd. De knelpunten zitten namelijk dieper. De lange wachttijden zijn vaak een symptoom van structurele problemen in de gehele doorstroom en uitstroom van zorg. Effectieve oplossingen vragen vaak om een aanpak waarin gelijktijdig aandacht is voor onderwijs, huisvesting, bestaanszekerheid, geestelijke gezondheid en de ouders. Alleen dan kunnen jongeren sneller en op maat geholpen worden.
Ik wil vandaag een aantal zaken doornemen. Ik start met de keuze voor de 41 jeugdregio's en een verplichte regiovisie. Met deze wet worden namelijk meer dan 50 losse inkoopverbanden vervangen door 41 zorgregio's waarin gemeenten verplicht moeten samenwerken. Dat zal moeten zorgen voor schaalvoordelen, meer samenhang en meer duidelijkheid. Het idee is dat een grotere regio beter in staat is de specialistische jeugdhulp in te kopen en te organiseren. We lazen in de beantwoording dat het ministerie mogelijkheden heeft onderzocht om aan te sluiten bij bestaande regio-indelingen. We kennen namelijk al indelingen in de zorg; we hebben de 25 GGD-regio's. Wat nou zo jammer is, is dat daar uiteindelijk toch van is afgezien. Er is weer een reden om de bestaande regio-indeling van de 25 GGD-regio's niet te hanteren en weer een hele nieuwe indeling te maken.
Dat roept toch wel de vraag op of dit nou eigenlijk allemaal wel zo wenselijk is. We zien namelijk niet alleen in de zorg dat er steeds nieuwe indelingen komen. We zien dat ook bij de arbeidsmarkt, het passend onderwijs en het aanpakken van het lerarentekort. Iedere keer heeft de regering weer een nieuwe aanleiding om niet vast te houden aan bestaande regio-indelingen en weer nieuwe te creëren. Onze vraag aan de staatssecretaris is dan ook: zijn al die verschillende regioverbanden wel werkbaar voor de gemeenten? Hadden we nu niet eens een keer moeten aansluiten bij een bestaande indeling, om de bestuurlijke druk kleiner te houden? Kan de staatssecretaris van VWS toezeggen dat de gekozen regio-indeling daadwerkelijk leidt tot meer samenhang en minder versnippering, en dat er actief wordt ingegrepen wanneer regio's hierin achterblijven? Kortom, het gaat om de werkbaarheid van weer een afwijking en nieuwe regio-indelingen.
Daarnaast vindt de fractie van D66 het heel belangrijk dat er wordt gemonitord of de regio's daadwerkelijk tot verbeteringen komen. Welke criteria hanteert de staatssecretaris van VWS hierbij? Welke maatregelen neemt de staatssecretaris als bepaalde regio's achterblijven? En op welke termijn gebeurt dat? Hoelang kijken we het aan voordat er wordt ingegrepen? Verplichte samenwerking biedt namelijk kansen, maar het is wel essentieel dat knelpunten tijdig worden gesignaleerd en aangepakt.
Een ander belangrijk instrument in dit wetsvoorstel is de verplichte regiovisie. De regiovisie moet zorgen voor heldere afspraken over samenwerking binnen de regio waarin gemeenten en zorgaanbieders samen optrekken. Een belangrijk aandachtspunt is het terugdringen van de wachttijden. Nu schrijft het wetsvoorstel voor dat er maximale wachttijden worden vastgelegd en gemonitord. Dat vinden wij een hele goede zaak. Zo voorkomen we namelijk dat jongeren onnodig lang moeten wachten op de specialistische zorg die ze zo hard nodig hebben. Maar de D66-fractie benadrukt dat het niet alleen voldoende is om doelen te stellen, maar dat er ook een effectief systeem moet komen voor monitoring en handhaving. Kan de staatssecretaris van VWS toezeggen dat deze wachttijden dus niet alleen vastgelegd worden, en we dus alleen een doelstelling hebben, maar dat ze ook daadwerkelijk afdwingbaar worden gemaakt en dat er ook consequenties zijn als wachttijden niet worden gehaald? Hoe kan de staatssecretaris ingrijpen als doelen toch buiten bereik raken? Wiens taak is dat? Is dat dan een taak van de Nederlandse Zorgautoriteit? Wie is daarvoor verantwoordelijk, vragen we ons af.
Dan kom ik op mijn tweede grote punt, iets wat voor D66 belangrijk is, namelijk de gemeentelijke autonomie en de democratische controle. Naast de regionale samenwerking verdient ook de balans tussen gemeentelijke autonomie en democratische verantwoordelijkheid nadrukkelijke aandacht. Laten we wel wezen: formeel zijn en blijven gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp binnen hun eigen grenzen. Maar door de verplichte regionale samenwerking verschuift die bestuurlijke dynamiek. De D66-fractie begrijpt dat dit wetsvoorstel de gemeentelijke autonomie beperkt, met als doel meer rechtszekerheid bieden en de verschillen verkleinen in zorgbeschikbaarheid tussen gemeenten. Op zich is dat een goede gedachtegang, maar die verschuiving roept wel belangrijke vragen op.
Daar kom ik nu op. Hoe wordt geborgd dat gemeenteraden hun toezichthoudende rol effectief kunnen blijven vervullen? Wat gebeurt er als een gemeenteraad de opgestelde regiovisie helemaal niet zo sterk vindt? Wat gebeurt er dan? Hoe verhoudt de autonomie van een raad zich tot een visie die regionaal wordt opgesteld? Uiteindelijk is de raad eindverantwoordelijk voor de zorg aan zijn eigen inwoners. De staatssecretaris van VWS lijkt ervan uit te gaan dat het allemaal wel goedkomt met die positie van de gemeenteraden, lezen we in de beantwoording. Is zij het met mij eens dat het goed zou zijn om breder te onderzoeken of de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen uit 2022, bedoeld om de positie van de gemeenteraden te versterken, daadwerkelijk voldoende effect heeft gehad? Kan de staatssecretaris van VWS toezeggen dat de evaluatie van de gemeenschappelijke regeling tijdig plaatsvindt? Die Wet gemeenschappelijke regelingen is eigenlijk een soort parapluregeling.
Dan kom ik tot slot op de financiële positie van het stelsel. Ik wil aandacht vragen voor de financiële positie van de jeugdzorg. Terwijl de vraag naar goede zorg voor kwetsbare jongeren toeneemt, zijn de beschikbare middelen lange tijd onvoldoende geweest om hier adequaat op in te spelen. Nu is er recent gelukkig enige verlichting gekomen. Gemeenten hebben extra financiële middelen ontvangen. Daardoor is de acute financiële druk tijdelijk verminderd en is ook de samenwerking tussen Rijk en gemeenten in wat rustiger vaarwater gekomen. We hebben daar als Eerste Kamer trouwens een belangrijke rol in gespeeld bij het hele debat over het Gemeentefonds. We hebben ook heel goed gezamenlijk opgetrokken, mede op initiatief van de PvdA. Mary Fiers en ik hebben gezamenlijk gezegd: dat moet en kan beter. Onze gezamenlijke motie heeft ook daadwerkelijk geleid tot een aanpassing van de financiële middelen in dat Gemeentefonds. Die zijn ten goede gekomen aan de jeugdhulp. Dat is positief. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat die financiële rust niet structureel is. We hebben die hier niet structureel kunnen afdwingen, dus het stelsel blijft kwetsbaar.
Daarover gaat ook mijn vervolgvraag aan de staatssecretaris. Eigenlijk is er behoefte aan duurzame, langjarige afspraken. Er moet structureel, op de lange termijn, zekerheid geboden worden over investeringen in de jeugdzorg, onder meer in preventie, met een verbinding met onderwijs, wonen en gezondheidszorg. Daarom vraagt de fractie van D66 aan de staatssecretaris van VWS: kan zij toezeggen dat er een concrete en langjarige financiële borging komt, die structurele zekerheid biedt? Kan ze ook beloven dat de komende jaren niet alleen specialistische jeugdzorg, maar ook preventie stevig wordt gefinancierd? Daar gelooft D66 namelijk heel sterk in. Preventie is heel belangrijk. Zo voorkom je problemen, ook bij deze jongeren.
Tot slot wil ik stilstaan bij de kern. Wat betekent deze wet nu voor jongeren? Kwetsbare jongeren verdienen niet alleen sneller zorg, maar eigenlijk hebben jongeren een stelsel nodig dat hen ziet, dat nabijheid biedt, dat daadwerkelijk de jongeren en hun problematiek ziet en dat daadwerkelijk de jongeren goed ondersteunt. Daarom vindt D66 het heel positief dat in de wet wordt vastgelegd dat ervaringsdeskundigheid altijd wordt betrokken bij de beleidsvorming in de jeugdzorg. Ik wil dus een compliment geven, ook aan de staatssecretaris. Niet alleen jongeren, maar ook hun ouders worden betrokken. Hoe fijn is dat? Ik ben zelf moeder. Binnenkort word ik ook grootmoeder, als alles goed mag gaan. Hoe fijn is het als je als ouders van een kind dat kwetsbaar is, weet dat je wordt betrokken in zo'n behandelplan? Dat ook ouders een stem hebben zit echt goed in deze wet, vinden wij. Er wordt naar het gezin als geheel gekeken, naar de verticale lijn: het kind en vader en moeder. Dat zit hier heel goed in. Onze vraag is ook om belangenorganisaties en ook de Nationale Jeugdraad goed te blijven betrekken. De Nationale Jeugdraad, beste luisteraars, heeft ongeveer 1 miljoen jongerenleden. Het is ongelofelijk hoe belangrijk de Nationale Jeugdraad is. En die heeft er ook een eigen visie op. Ik raad de staatssecretaris zeer aan het oor te luisteren te leggen bij deze Jeugdraad.
Tegelijkertijd blijft het van belang om tijdens en na de implementatie kritisch te blijven volgen wat deze wet in de praktijk oplevert. Gaan jongeren en hun gezinnen er nu daadwerkelijk op vooruit? Kunnen hulpverleners hun werk effectief uitvoeren, zonder onnodige administratie of andere belemmeringen? Om deze reden is dit de derde toezegging die ik van de staatssecretaris vraag. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de resultaten — we moeten de wet één of twee jaar laten werken — structureel worden gemonitord, om te zien of de doorgevoerde verbeteringen daadwerkelijk effect hebben, voor de jongeren, de ouders en ook de hulpverleners zelf? Dat lijken me belangrijke groepen om bij zo'n monitoring te betrekken. Hebben jullie nou daadwerkelijk een verbetering bemerkt? Want dat is waar het D66 om gaat.
De jongeren hebben het ook over de toekomst van Nederland en zij verdienen een systeem dat niet alleen op problemen reageert, maar ook investeert in hun kansen. Zij verdienen een systeem waarin hun stem wordt gehoord, hun kracht en autonomie worden versterkt en waardoor zij volwaardig kunnen meedoen aan onze samenleving, ook als ze een kwetsbare periode in hun leven hebben.
Voorzitter, ik rond af. De Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg is echt een stap in de goede richting, maar die vraagt scherpe keuzes, moed en samenhang. Het vraagt ook een antwoord op de vragen die ik zojuist heb gesteld over de financiën, de structurele borging en de monitoring van de werking. Ik ben nog steeds benieuwd waarom we niet kunnen aansluiten op de bestaande regio-indeling die we al zo mooi hebben in de zorg. Bovenal moet deze wet jongeren perspectief bieden, een perspectief dat hun vertrouwen geeft, dat hen laat groeien en bloeien en dat hoop geeft op een toekomst waarin ze volwaardig kunnen meedoen.
Ik dank u zeer.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bakker-Klein van de fractie van het CDA. Zij spreekt ook namens de fractie van 50PLUS.