Verslag van de vergadering van 4 november 2025 (2025/2026 nr. 06)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 13.57 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Voorzitter. Tijdens deze Algemene Europese Beschouwingen zou ik graag twee thema's willen uitlichten: in de eerste plaats het aankomende Europese Migratie- en Asielpact en in de tweede plaats de rechterlijke omgang met het EVRM.
De asieltoestroom naar de Europese Unie is geen zegen van diversiteit, maar een probleem zwanger van nog grotere problemen. We hebben oplossingen nodig om de toestroom te keren, want ook D66 wint alleen maar verkiezingen — waarmee van harte gefeliciteerd, overigens — door eindelijk beperkingen aan de asielstroom aan te kondigen. Edoch het Europese Migratie- en Asielpact is ons inziens niet de oplossing.
Ten eerste. Lidstaten krijgen verplichte solidariteit opgelegd. Onder de AMMR-regeling moeten lidstaten bijdragen aan opvang of financiële bijdragen verrichten wanneer zij zelf minder opvangcapaciteit leveren. Nederland zal dus niet alleen verantwoordelijk zijn voor de eigen instroom, maar ook voor de migratiedruk die elders in Europa ontstaat, hetzij via opname van mensen hetzij via betaling.
Ten tweede. Onze nationale beleidsruimte wordt ingeperkt. Het pact stelt gemeenschappelijke criteria vast voor wie verantwoordelijk is voor een aanvraag en creëert een juridisch kader waardoor nationale soevereiniteit afneemt terwijl het asielprobleem ondertussen niet wordt opgelost. Wij worden weer afhankelijker van een EU die eigenlijk vindt dat zorgen over asielzoekers überhaupt niet serieus te nemen zijn.
Ten derde. Het pact belooft dat secundaire migratie, het doorreizen van asielzoekers van de landen van eerste aankomst naar andere lidstaten, afgeremd wordt. In de praktijk blijft echter de uitvoering onzeker en de capaciteit beperkt. Zolang landen als Italië en Griekenland makkelijk mensen doorlaten en er ook geen sancties zijn, ontstaat er geen afschrikking.
Ten vierde. Het pact zal in de praktijk naar ons oordeel niet werken omdat lidstaten nu al openlijk verklaren dat zij het niet zullen uitvoeren. Polen en Hongarije weigeren deelname. De Poolse premier Tusk zei letterlijk "wij nemen geen enkele migrant op". De Poolse president heeft zelfs een brief gestuurd aan Commissievoorzitter Von der Leyen met de boodschap dat Warschau "niet akkoord gaat met dit pact". In Warschau gingen ook tienduizenden de straat op tegen deze Europese dwang.
De vraag is dus niet alleen of dit pact wenselijk is, maar ook of het überhaupt haalbaar is. Als grote lidstaten bij voorbaat afhaken en de Europese Commissie zelfs bij eerdere schendingen van Dublinregels niet ingreep, waarom zou het dan deze keer anders gaan? Een migratiepact dat door een deel van Europa wordt genegeerd, is geen oplossing; het is een façade.
Voorzitter. Wat we hier zien, is een bureaucratisch raamwerk en geen grenshek. Het pact institutionaliseert niet minder migratie, maar legt alleen een mechanisme vast waarin migratie verdeeld wordt, terwijl de instroom niet wezenlijk beperkt wordt.
Voorzitter. In aanvulling op onze kritiek op het Europese Migratiepact, wil ik ook stilstaan bij een fundamentelere vraag: hoe verhouden wij ons als nationale wetgever nog toch het recht dat buiten onze grenzen wordt gevormd? Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is een groot goed, maar de manier waarop het tegenwoordig wordt uitgelegd, roept terechte vragen op. Dat is niet omdat we het verdrag zelf zouden verwerpen, integendeel, maar omdat de interpretatie ervan steeds verder is opgerekt waardoor nationale ruimte voor beleid en afwegingen wordt verkleind. Wat ooit was bedoeld om burgers te beschermen tegen machtsmisbruik, dreigt nu de democratisch gelegitimeerde besluitvorming zelf te verlammen.
Voorzitter. Dat brengt mij op de scheiding van machten. Die betekent niet dat de politiek haar handen moet afhouden van het recht. Het is aan de wetgever om een rechtsgrond te scheppen, te begrenzen en waar nodig te herzien. In dit huis merk ik soms dat men zich maar al te makkelijk verschuilt achter de rechter, dat men doet alsof het nu eenmaal moet vanwege Straatsburg, Luxemburg, Den Haag. Maar zo werkt onze staatsinrichting natuurlijk niet. Het is juist onze taak om te bepalen binnen welke kaders de rechter opereert, met alle nuances die je daar natuurlijk bij kan bedenken.
Wat me daarbij ook stoort, is de manier waarop iedere vorm van kritiek op de rechterlijke macht tegenwoordig bijna automatisch wordt weggezet als onrechtstatelijk, alsof het stellen van vragen over bevoegdheden, interpretaties of grenzen van rechtspraak gelijkstaat aan minachting voor de rechtsstaat zelf. Hetzelfde geldt voor voorstellen om de Grondwet te wijzigen of te herijken. Er hoeft maar één rechtse politieke partij over te beginnen of de orde van advocaten en half bestuurlijk Nederland begint te roepen dat het ongrondwettig of gevaarlijk is. Maar laten we eerlijk zijn: wij zijn degenen die die discussie mogen voeren; wij zijn het parlement en ook de grondwetgever, in hoogste instantie. Juist daarom is het gezond en noodzakelijk dat we kritisch blijven en dat we dat openlijk kunnen zeggen, zonder dat we direct verdacht worden gemaakt. Dat wegzetten moet ook maar eens stoppen.
Voorzitter. Ik zeg dit met enige zorg, want in dit huis wordt — terecht, denk ik — met ontzag gesproken over rechters, verdragen en adviesorganen, maar het is een beetje veel ontzag. Het oordeelsvermogen van ons als senaat verdwijnt daarmee naar de achtergrond. Een advies van de Raad van State is natuurlijk superwaardevol, absoluut. Maar het is geen openbaring en ook geen wet. Uiteindelijk zijn wij samen met de Tweede Kamer degenen die de Grondwet mede interpreteren, bewaken en zelfs vormgeven. Iedere senator hier en ieder Kamerlid aan de overkant heeft die verantwoordelijkheid. Dat is geen arrogantie of een grote broek aantrekken; dat is gewoon onze taak. Adviezen zijn een hulpmiddel, en geen gebod. Ik wil mijn ambtsgenoten dan ook oproepen die eigen verantwoordelijkheid niet te vergeten en zichzelf weer op waarde te schatten als medewetgever, als hoeder van de constitutionele balans en als instelling die haar gezag niet ontleent aan doorverwijzing naar oordelen van anderen, maar aan haar eigen gezag en overtuiging.
Voorzitter. Ik hoop dat mijn woorden niet worden gehoord als strijdlust, maar als zorg, zorg om het evenwicht tussen recht en politiek en tussen instituties en de mensen die ze dienen. We hebben hier het voorrecht en de plicht om de koers van dit land te wegen en om dat niet aan anderen over te laten.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, mevrouw Nanninga. Ik zie dat er nog een interruptie is van de heer Hartog. Gaat uw gang.
De heer Hartog i (Volt):
Mevrouw Nanninga, gefeliciteerd met de aangekondigde inname van uw zetel in de Tweede Kamer. Mijn vraag is de volgende. U maakte een aantal punten. Ik zal daar op zichzelf niet op ingaan, maar mijn vraag is of u er wel bezwaar tegen heeft om de integriteit van mensen die zetels hebben in de Hoge Colleges van Staat im Frage te stellen omdat ze toevallig lid zijn van een partij. Dat is iets anders dan de adviezen of de rechterlijke uitspraken aanvechten; daar ben ik ook geen voorstander van. Maar bent u wel tegen het aanvallen van de integriteit van mensen omdat ze toevallig een verleden hebben? Ik vraag dat met name uit respect naar onze Tweede Kamer, want daar zitten nu heel veel D66-leden. Voor je het weet, wordt het dan een nepparlement genoemd. Daar moeten we dus een beetje voor uitkijken. Heeft u er dus wel een probleem mee als mensen de integriteit aanvechten?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik heb geen van deze woorden in de mond genomen. Ik heb het in mijn betoog ook nadrukkelijk gehad over instituties en instanties, en niet over personen. Het moet over de inhoud gaan en over de vorm die we met z'n allen kiezen. Maar ik heb het niet over personen gehad, dus in antwoord op uw vraag: nee, natuurlijk moet het daar niet over gaan.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Kort, om het duidelijker te stellen: dus de samenstelling van de Hoge Colleges van Staat leidt niet tot het stellen van vragen bij de integriteit van die colleges?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik vind dat je vragen mag stellen over de samenstelling op welke grond dan ook, of het nou de politieke samenstelling is, de samenstelling qua bevolkingsgroepen of de man-vrouwverhouding. Alleen, dat gaat niet om integriteit. Dat is alleen aan de orde als de integriteit ook daadwerkelijk in het geding is. In een hypothetisch geval waarin een lid van een Hoog College van Staat iets niet-integers heeft gedaan, mag dat natuurlijk zeker benoemd worden. Maar ja, ik begrijp niet helemaal waar de heer Hartog naar op zoek is, geloof ik.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik wil natuurlijk deze naar alle waarschijnlijkheid laatste gelegenheid benutten om mevrouw Nanninga te kunnen interrumperen in dit huis. Nogmaals van harte gefeliciteerd met het behalen van uw zetel in de Tweede Kamer. Veel succes ook, trouwens. Ik heb even geluisterd naar uw inbreng over het Europees Migratiepact en de zeer terechte kritiekpunten daarop. Maar is mevrouw Nanninga, van JA21, het met me eens dat als we nu moeten zien dat het Migratiepact naar alle waarschijnlijkheid geen soelaas gaat bieden als de buitengrenzen onvoldoende bewaakt worden, we dan ook moeten kijken naar het bewaken van onze binnengrenzen, onze eigen, Nederlandse grenzen?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dat staat in ons meest recente verkiezingsprogramma.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan zijn we het daarover eens.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ja.
De voorzitter:
Mevrouw Nanninga, was u aan het einde van uw betoog?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ja. Dank u.
De voorzitter:
Dank u zeer. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van der Goot, namens de fractie van OPNL.