T01702

Toezegging In stand laten artikel 5I Mededingingswet en bezien introductie goedkeuringsrecht vooraf voor generieke consumentenbescherming op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming (33.186)



De Minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Reuten, toe om de bevoegdheid in stand te laten om vooraf beleidsregels op het gebied van generiek mededingingstoezicht goed te keuren, die de minister nu op basis van artikel 5I Mededingingswet heeft, door de bewuste bepaling in de instellingswet, die het goedkeuringsrecht zou afschaffen, niet in werking te laten treden en om in aanvulling daarop te bezien of zo'n goedkeuringsrecht vooraf ook zal worden geïntroduceerd voor generieke consumentenbescherming op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming.


Kerngegevens

Nummer T01702
Status voldaan
Datum toezegging 12 februari 2013
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken (EZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Autoriteit Consument en Markt
beleidsregels
consumentenbescherming
vernietiging
Kamerstukken Stroomlijning markttoezicht door de Autoriteit Consument en Markt (33.622)
Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (33.186)


Uit de stukken

Handelingen I 2012/13, 17, item 3, blz. 12-13

De heer Reuten (SP):

Geldt dit ook voor artikel 5.L van de Mededingingswet? Komt de minister daarop ook nog terug?

Minister Kamp:

Ja.

Voor het generieke toezicht op mededinging en consumentenbescherming gelden geen vergelijkbare Europese vereisten. Ik zal de ultra-viresvernietigingsbevoegdheid daarvan wel handhaven. De heer Reuten heeft het terecht van de andere kant benaderd. Je zit in een spanningsveld. Aan de ene kant wil je dat de toezichthouder onafhankelijk is, maar aan de andere kant leven wij in een democratisch land en worden de lijnen neergezet door de politiek. Een minister is verantwoordelijk voor wat er gebeurt en de minister legt verantwoording af aan de volksvertegenwoordiging. Over alles wat je bij de minister weghaalt, kan geen verantwoording worden afgelegd aan de volksvertegenwoordiging en dat is ook niet goed. Daarom moet worden gekeken hoe de toezichthouder onafhankelijk kan zijn en hoe recht kan worden gedaan aan het feit dat de minister zijn verantwoordelijkheid in de democratie moet dragen om verantwoording aan de volksvertegenwoordiging te kunnen afleggen. Ik haal die ultra-viresvernietigingsbevoegdheid dus weg bij de vier sectoren die ik zojuist heb genoemd, maar ik handhaaf hem wel in mijn voorstel voor de mededinging en de consumentenbescherming.

Ten aanzien van precies deze generieke toezichtgebieden vroeg de heer Reuten of er geen verdergaand vernietigingsrecht dan het ultra-viresvernietigingsrecht mogelijk is. De strenge Europeesrechtelijke onafhankelijkheidseis betreft immers alleen maar het sectorspecifieke markttoezicht waarover ik het net had. Hij laat een ruimer vernietigingsrecht, ruimer dan ultra vires, onverlet. De heer Reuten wil daarmee bereiken dat de beleidsregels van de ACM ook op andere gronden dan alleen onbevoegdheid kunnen worden aangepakt. Als je deze alleen aanpakt op grond van onbevoegdheid, heb je de ultra-viresvernietigingsbevoegdheid; doe je het breder, zoals de heer Reuten ter discussie stelde, dan gaat het om een andere vernietigingsbevoegdheid. Ik kan daaraan tegemoetkomen door de bevoegdheid in stand te laten om vooraf beleidsregels op het gebied van generiek mededingingstoezicht goed te keuren, die ik nu op basis van artikel 5l Mededingingswet heb. Ik wil dat de heer Reuten toezeggen. Dat betekent dat hetgeen in artikel 5l staat, materieel in stand blijft. Ik zal dit doen door de bewuste bepaling in de instellingswet, die het goedkeuringsrecht zou afschaffen, niet in werking te laten treden. In aanvulling daarop zeg ik de heer Reuten toe dat ik in het kader van de stroomlijningswet zal bezien of ik zo'n goedkeuringsrecht vooraf ook zal introduceren voor generieke consumentenbescherming op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming. Daarbij is het nog helemaal niet aan de orde dat beleidsregels ook vooraf al dan niet kunnen worden goedgekeurd. Zo'n recht ten aanzien van de Consumentenautoriteit is er op dit moment nog niet, omdat de Consumentenautoriteit geen zbo is, maar onderdeel van het ministerie van Economische Zaken. Dat kon dus niet geregeld worden. In de nieuwe situatie kan dit echter wel worden geregeld.

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Mag ik de minister vragen wat hij nu voorstelt? Aan de ene kant wordt de onafhankelijkheid versterkt door de specifieke ultra-viresbevoegdheid niet in werking te laten treden. Aan de andere kant verzwakt hij die door zijn toezegging aan collega Reuten, waar deze ongetwijfeld blij mee is. Daarmee gaat dit wetsvoorstel wel weer de andere kant op. Ik vraag mij af of dit, in termen van onafhankelijkheid en Europese beoordeling, zomaar samen kan gaan.

Minister Kamp:

Ik zie dit niet als versterken en verzwakken. Ik zie dat de Europese Commissie zich met de Europese richtlijnen zeer intensief heeft bemoeid met dat toezicht, en heeft gezegd welke eisen daaraan moeten worden gesteld en waar de landen aan moeten voldoen. Zij heeft zich met name gericht op het sectorspecifieke toezicht, op de sectoren waarin sprake is van een markt, terwijl in andere landen nog steeds sprake is van een monopolie. Een land als Nederland is al een heel eind gekomen, maar dat zijn toch markten die aan het groeien zijn, waarin nog steeds sprake is van één infrastructuur, dus van een bijzondere situatie. De Europese Commissie heeft gezegd dat de toezichthouder echt onafhankelijk moet zijn en dat hem de ruimte moet worden geboden om zijn werk te doen. De overheid moet dan in haar afwegingen niet vooraf zeggen welke zaken wel en niet mogen, en achteraf weer bepaalde zaken vernietigen en andere weer niet. Alle landen van de Europese Unie overziend, lijkt me dat geen goede zaak als we die markten tot stand willen laten komen. Met de Europese Commissie vinden wij dus dat het zo moet, met die Europese richtlijnen die ook bindend zijn voor ons.

Voor andere onderdelen, zoals het generieke mededingingstoezicht en de consumentenbescherming, geldt: wij leven in een democratie. Wij willen die toezichthouder graag zijn werk laten doen, maar wel op grond van de spelregels die wij als politiek zelf stellen. In dat geval kunnen wij heel verantwoord vooraf beleidsregels opstellen en toezicht houden, maar wel goedgekeurd, zodat dit zich afspeelt binnen datgene wat ik als bewindspersoon voor mijn verantwoording wil nemen. Mochten er toch nog zaken gebeuren waarvan ik achteraf zeg dat er onbevoegd een besluit met algemene strekking is genomen, dan wil ik dat corrigeren. Daarbij kun je de balans dus anders laten uitvallen. Omdat er al een goede markt is, zit de toezichthouder in een andere situatie en kun je de onafhankelijkheid van de toezichthouder laten bestaan, terwijl de overheid aan het begin en aan het eind in bijzondere omstandigheden haar eigen verantwoordelijkheid ook kan waarmaken. Ik zie het inhoudelijke punt van de heer Backer dus wel, maar ik zie dit niet als versterking of verzwakking. Ik zie het meer als toespitsen op de werkelijke situatie die zich voordoet, op zodanige wijze dat je je politieke en democratische verantwoordelijkheid kunt waarmaken.

De heer Backer (D66):

Nog twee opmerkingen. Dat punt van de politieke verantwoordelijkheid is duidelijk, maar in de gehele historie van de discussie over de NMa de OPTA en de Consumentenautoriteit heeft dit altijd een rol gespeeld. Aan de overkant doelden de amendementen van de leden Klever en Mulder bij dit wetsvoorstel erop dat dit dichter naar de politiek toe moest worden getrokken. Die amendementen zijn – in mijn ogen en op grond van mijn politieke opvatting – gelukkig verworpen. Ik heb het gevoel dat u die beweging nu alsnog maakt. Als ik u goed beluister, lijkt u het nu te beperken tot het consumententoezicht. U doet dat niet alleen om de heer Reuten te plezieren. Wat is de filosofische gedachte daarachter? Er wordt immers afgeweken van wat hierover eerder is besproken.

Minister Kamp:

Dat krijg je als je goed luistert naar de Eerste Kamer. Ik sta hier niet om de heer Reuten op een aantal onderdelen zijn zin te geven en op andere onderdelen mevrouw Kneppers of de heer Hoekstra. Net zoals u dat hebt gedaan, heb ik het hele wetsvoorstel kritisch opnieuw doorgenomen. Alle woordvoerders hebben dat gedaan en ik kan alleen maar met kans op succes met u communiceren als ik dezelfde houding heb. Ik heb dus niet bekeken waar ik de heer Reuten gelijk kon geven. Nee, ik heb bekeken waar de heer Reuten gelijk hééft. Als op een bepaald onderdeel sprake is van een voldragen markt, met generiek mededingingstoezicht en consumentenbescherming in algemene zin, en er daarnaast sectoren zijn waar dat niet zo is, en de Europese Commissie voor de aparte situatie aldaar – en niet voor andere – aparte eisen stelt, moeten wij ervoor zorgen, in de geest van de inbreng van de leden Hoekstra, Kneppers en anderen, dat de toezichthouder zo sterk mogelijk is en wij hem zo min mogelijk in de weg staan. En waar sprake is van een heel andere marktsituatie en andere omstandigheden, moet je recht doen aan je democratische verplichtingen. Om die redenen heb ik tot deze benadering besloten.

De heer Reuten (SP):

Voorzitter. Ik wil kort iets tegen meneer Backer zeggen. Het gaat bij dit punt niet om de rechtsprekende onafhankelijkheid van de ACM; volgens mij zijn we daar namelijk allemaal vóór. Het gaat om de scheiding der machten, en waar deze in het geding komt. Daarmee gaat het eigenlijk om de interpretatie van beleidsregels. Een politiek-beleidsmatige of eventueel een wetgevende component daarin zou je aan de kant van de minister moeten houden.

De heer Backer (D66):

Ik denk dat de voorzitter het onderlinge debat niet wil bevorderen. De ACM heeft hierin natuurlijk niet een rechtsprekende rol. Zonet hadden we het over de gemengde, multidisciplinaire teams. Ook als met onjuiste bevoegdheden zou zijn gehandeld komt de zaak voor een beoordeling uiteindelijk bij de rechtbank Rotterdam terecht, en dat vind ik een geruststelling. Het gaat mij om die politieke invulling. Ik spreek alleen maar mijn zorg uit. Aan de ene kant wordt die vernietigingsbevoegdheid beperkt, wat ik toejuich vanwege de onafhankelijkheid. Aan de andere kant wordt deze toch weer iets uitgebreid. Ik denk dat wij hierin een verschil in inzicht en politieke opvatting hebben; dat hoeven wij niet weg te wuiven.

Minister Kamp:

Het is zoals de heer Backer zegt. Zijn benadering en argumenten zijn zeer respectabel. Ik kan u voorspellen dat hierover in de Tweede Kamer een flinke gedachtewisseling zal komen. De woordvoerders hebben mij met hun kritische opstelling echter uitgedaagd om zelf ook kritisch naar dat gehele wetsvoorstel te kijken. Nadat ik dat heb gedaan, kom ik opnieuw met mijn verhaal hier. Voor een groot deel is dat het verhaal dat ik ook in eerste instantie heb gehouden, het oorspronkelijke voorstel, maar op onderdelen kom ik, op voorstel van de Kamer, tot een andere benadering. Deze geef ik in dit debat weer. Uiteindelijk zal dit zijn weerslag krijgen in de stroomlijningswet. Wij zullen daarover eerst discussiëren in de Tweede Kamer, en vervolgens hier opnieuw. Ik doe nu echter wat naar mijn overtuiging het verstandigst is.


Brondocumenten


Historie