T01744

Toezegging Toezending nadere uitwerking huurbeleid en de verhuurderheffing (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407)



De minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Van Boxtel (D66), toe de Kamer in het vroege voorjaar van 2013 een notitie te sturen met de nadere invulling van de verhuurderheffing en het huurbeleid. 


Kerngegevens

Nummer T01744
Status voldaan
Datum toezegging 18 december 2012
Deadline 1 juli 2013
Verantwoordelijke(n) Minister voor Wonen en Rijksdienst
Kamerleden Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen huurbeleid
verhuurderheffing
Kamerstukken Wet verhuurderheffing (33.407)
Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405)
Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403)
Belastingplan 2013 (33.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 12, item 18 – blz. 115

De heer Van Boxtel (D66):

Ik denk dat u in ieder geval mijn fractie niet behoeft te overtuigen van de al jarenlang bij ons bestaande notie dat er op de hele woningmarkt ingrijpende hervormingen nodig zijn. Ik sta dat hier niet te zeggen voor eigen gelijk, maar het is gewoon goed dat we nu ook die stappen zetten. Dit Belastingplan en de 800 miljoen die geraamd zijn, daar gaan we mee akkoord. Dat is evident. U hebt er zelf als kabinet nog eens 1,2 miljard boven op gedaan. Ik lees dan interviews waarin u zegt dat de corporaties dan maar eventueel woningen, onroerend goed moeten verkopen om te kijken of ze aan die bedragen kunnen komen. U hebt net verteld hoeveel er onder water staan en dat er dus ook geen kopersmarkt is. Ik ben zo bang dat u als kabinet met deze planvorming die voorbijgaat aan dit Belastingplan dat we gaan accorderen, eigenlijk zelf al onder water staat met die ramingen. Wat vindt u daarvan?

Minister Blok:

Wat u noemt, ligt nu niet voor; wat nu voorligt is het komend jaar 50 miljoen en het jaar daarna 800 miljoen. Voor die 800 miljoen is een uitgebreide analyse gemaakt door het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Daarin heeft het fonds aangegeven dat dit goed te dragen is. Er zijn geen dramatische consequenties op het gebied van investeringscapaciteit. Ik ben ervan overtuigd dat wat nu voorligt, getoetst en dragelijk is. Ik kom natuurlijk bij u terug met het vervolg, de 1,2 miljard. Ook kom ik natuurlijk bij u terug met de uitwerking van zowel de huurverhoging – die ligt al voor, maar op grond van het regeerakkoord ben ik voornemens die deels aan te passen – als ook – en daar zit eigenlijk de crux in de discussie – het woningwaarderingssysteem. Eigenlijk is er ook geen discussie dat de 2 miljard op te brengen is uit de huurverhoging. Waar het spaak zou kunnen lopen, is dat je tegelijkertijd een woningwaarderingssysteem introduceert gebaseerd op 4,5% van de WOZ-waarde. Die 4,5% heeft een intrigerende geschiedenis. Die werd eigenlijk heel breed gedragen. Die stond in Wonen 4.0 en ook in veel verkiezingsprogramma's, in ieder geval in die van CDA, PvdA en GroenLinks. Die werd dus eigenlijk heel breed gedragen als alternatief voor het vrij ingewikkelde puntenstelsel. Het is op die manier ook in het regeerakkoord terechtgekomen. Bij de doorrekening door het CPB gingen geen alarmbellen af. Vervolgens ontstond een maatschappelijk debat. Het is goed dat er kritisch naar gekeken wordt want dit zijn ingrijpende maatregelen. Het Centraal Fonds Volkshuisvesting maar ook andere instellingen zeiden dat de samenloop tot problemen aanleiding kan geven. Dat is nu ook precies de reden dat ik heb aangegeven, niet alleen in het interview in de Volkskrant maar ook in de Kamer, dat ik niet voornemens ben de 4,5% onverkort in te voeren. Het is namelijk niet mijn doel om onuitvoerbare regelingen op te leggen of woningcorporaties financieel over de kling te jagen.

Pas sinds vorige week beschik ik over de echt uitgewerkte vergelijking tussen de berekeningen van het Centraal Planbureau en die van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Ik heb die ook openbaar gemaakt omdat ik het ook van belang vind dat er op een bijna wetenschappelijke manier een openbaar debat over kan plaatsvinden. Met die cijfers zijn we nu hard aan het rekenen. Ik kan u in plaats van het voorjaar, het vroege voorjaar toezeggen. Ja, ik onderken de urgentie. Ik hoop ook dat u het met mij eens bent dat we dit zorgvuldig moeten doen. Ik kan waarschijnlijk niet alle partijen gelukkig maken. Het is een heffing en ik realiseer me dat mensen daar in feite niet gelukkig van worden. Ik wil in ieder geval de gelegenheid hebben om wat betreft de uitwerking af stemmen met corporaties, gemeenten en huurdersorgansiaties over welke kant ik opdenk. Nogmaals, u krijgt de gelegenheid om op beide onderdelen te discussiëren. Daarmee hoop ik aan uw zorg tegemoet te komen.

De heer Van Boxtel (D66):

Dank. Dat scheelt voor de tweede termijn. Ik ben de minister erkentelijk voor deze toezegging. Bij het vroege voorjaar ga ik echt uit van februari, omdat het richting de markt en de gehele bevolking nodig is om met signalen van weer opbouwend vertrouwen te komen. We moeten door die stagnatie. Dus dank voor deze toezegging. Ik vertrouw er ook op dat wij net als de Tweede Kamer meteen actueel geïnformeerd zullen worden.

Minister Blok:

Ik zeg graag toe dat de brief die ik aan de Tweede Kamer heb beloofd ook direct naar de Eerste Kamer gaat. Voor de goede orde: het gaat uiteindelijk om wetgeving. Dus echte zekerheid is er op het moment dat de Eerste en de Tweede Kamer ja hebben gezegd. Wat ik in het vroege voorjaar lever, is een notitie met de invulling. Echter, zekerheid is er natuurlijk pas als het in het Staatsblad staat.


Brondocumenten


Historie