Herkenbaarheid in de politiek en verwondering over de journalistiek



Zouden de woordvoerders in de Eerste Kamer herkenbaar zijn als vertegenwoordigers van hun politieke stromingen? Dertig jaar geef ik les aan de Vrije Universiteit in sociale en politieke filosofie en leg ik aan studenten uit welke mens-, maatschappij- en staatsopvattingen christen-democraten, liberalen en sociaal-democraten erop nahouden. De zojuist gestelde vraag is uitgekomen.

Liberalen komen inderdaad op voor de belangen van individuele burgers, privatisering en markt. Zij hebben niet veel op met maatschappelijke organisaties. Bij de behandeling van de nieuwe mediawet (de Concessiewet) viel mij op, dat aan de betekenis van de omroepverenigingen geen waarde werd gehecht. Ik had verwacht dat de VVD de omroepverenigingen zou steunen, vanwege het grondrecht van vrijheid van vereniging. Niks ervan; uiteindelijk gaat de vrijheid van de individuele mens voorop. Niet dat liberalen asociaal zijn. Zij spreken zelfs over een sociaal liberalisme: waarden als solidariteit en rechtvaardigheid komen aan bod. Die waarden hebben echter slechts een bijkomende betekenis: zij dienen slechts om de nadelige gevolgen of uitwassen van een al te individualistische en marktgerichte politiek te corrigeren.

Wat dat betreft is er een belangrijk verschil met de woordvoerders van het CDA. Of het nu gaat over onderwijs, sociale zekerheid, openbaar bestuur of de media, zij gaan uit van waarden als solidariteit en rechtvaardigheid, zorg en gemeenschapszin. In dat kader spreken zij over vrijheden en verantwoordelijkheden van individuele burgers. Zij beschouwen maatschappelijke organisaties als een belangrijke steun voor het leven van de burgers en zij willen een rechtvaardige overheid die de solidariteit in de samenleving versterkt.

Ook sociaal-democraten spreken regelmatig over solidariteit, maar zij brengen mij af en toe in verwarring vanwege hun ideologische onduidelijkheid. De PvdA is naar mijn gevoel in de rui: de ideologische veren zijn afgeschud en het wachten is op de nieuwe veren en op de kleur ervan.

Woordvoerders van Groen Links, D66, de SP en de kleine christelijke partijen spreken doorgaans overeenkomstig hun partijprogramma's.

Wat mij soms irriteert is het beroep van de paarse fracties op het regeerakkoord. Vooral bij het doorlezen van de Handelingen van de Tweede Kamer valt dit op, maar af en toe hoor je het ook in de Eerste Kamer: dat hebben we afgesproken in het regeerakkoord; daarmee is dan voor hen de discussie gesloten. Als lid van een oppositiepartij als het CDA en als wetenschapper stuit mij dat tegen de borst. Elk kabinet heeft een regeerakkoord nodig, maar in een democratie behoort zo'n akkoord voortdurend te worden beargumenteerd. In debatten over fundamentele kwesties moeten woordvoerders van de coalitiepartijen op grond van argumenten de kracht van hun akkoord kunnen aantonen. Als echter 'het regeerakkoord' als een stopwoord wordt gebruikt, dan verliest het regeerakkoord aan kracht.

Wonderlijk dat er zo weinig journalisten in de Eerste Kamer komen. Journalisten zijn natuurlijk uit op politiek nieuws en dat zoeken zij in de Tweede Kamer. Toch zeg ik: geef mij maar de Eerste Kamer, waar de debatten niet onder doen voor die in de Tweede Kamer. Ik heb in de Eerste Kamer debatten meegemaakt, waarin ministers en staatssecretarissen toezeggingen deden over de uitvoering of controle op de uitvoering van een wet. Van die debatten heb ik de indruk overgehouden, dat de Eerste Kamer bijdraagt aan de zorgvuldigheid van het proces van wet- en regelgeving.

Journalisten spelen een uitermate belangrijke rol in een democratie. Zij voorzien de burgers van informatie en streven naar het achterhalen van waarheid. Zij zouden de burgers en het functioneren van ons staatkundig bestel een dienst bewijzen met meer informatie uit de Eerste Kamer.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven