E140003
  ruit icoon
Laatste revisie: 08-09-2015

E140003 - EU-voorstel Kader klimaat en energie 2030



De Europese Commissie heeft op 22 januari 2014 een mededeling gepubliceerd waarin het Europese beleidskader voor klimaat en energie voor 2030 uiteen wordt gezet. De kaderregeling 2030 is -in lijn met de reacties op het Groenboek klimaatverandering en energiebeleid voor 2030 (zie E130018)- gericht op het bevorderen van een concurrerende, zekere en koolstofarme economie. De mededeling tot vaststelling van de kaderregeling 2030 gaat vergezeld van een verslag over energieprijzen en -kosten, waarin de belangrijkste drijvende krachten worden beoordeeld en de prijzen in de EU worden vergeleken met die bij haar belangrijkste handelspartners. De twee mededelingen en een voorstel voor een besluit over broeikasgasemissierechten worden als pakket behandeld door de Eerste Kamercommissie IMRO. 


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

nationaal

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft op 16 januari 2015 per brief gereageerd op de vragen van de fractie van GroenLinks over het kader Klimaat en Energie van 28 november 2014. Op 27 januari 2015 werd besloten dat de reactie van de staatssecretaris geen reden gaf voor verder schriftelijk overleg over dit onderwerp. 

Europees

Tijdens de Energieraad van 8 juni 2015 is gesproken over de implementatie van de Europese Strategie voor Energiezekerheid. Deze Commissiemededeling vormt onderdeel van het 'Beleidskader klimaat en energie 2030'. 


Kerngegevens

volledige titel

Commissiemededeling; een beleidskader voor klimaat en energie in de periode van 2020 tot 2030

document Europese Commissie

COM(2014)15PDF-document, d.d. 22 januari 2014

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwante dossiers


Behandeling Eerste Kamer

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft op 16 januari 2015 per brief gereageerd op de vragen van de fractie van GroenLinks over het kader Klimaat en Energie van 28 november 2014. Op 27 januari 2015 werd besloten dat de reactie van de staatssecretaris geen reden gaf voor verder schriftelijk overleg over dit onderwerp. 

Tijdens de commissievergadering IMRO op 25 november 2014 werd inbreng geleverd door de fractie van GroenLinks voor het tweede nader voortgezet schriftelijk overleg over het kader Klimaat en Energie 2020. In de brief die op 28 november 2014 werd verstuurd, werden nadere vragen gesteld over de behandeling van het dossier in de Europese Raad van oktober, de samenhang tussen het European Emission Trading System, de Market Stability Reserve en de doelen voor energiebesparing, de mondiale ontwikkelingen op het gebied van klimaat en energie en de energie-efficiëntie. 

De fracties van PvdA en GroenLinks in de commissie IMRO hebben op 15 oktober 2014 een brief verzonden aan de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu over onder andere fossiele elektriciteitsvoorziening en de Nationale Energieverkenning 2014. De staatssecretaris van I&M en minister van EZ hebben per brief op 11 november 2014 gereageerd. 

De commissie IMRO heeft op 7 oktober 2014 gesproken over de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu en de minister van Economische Zaken en er werd inbreng geleverd voor nader schriftelijk overleg door de fracties van PvdA en GroenLinks. 

Op 26 september 2014 hebben de staatssecretaris van I&M en de minister van EZ een brief gestuurd aan het parlement over het beleidskader Klimaat en Energie 2030. Het kabinet heeft de onderzoeksbureaus ECN en PBL verzocht om een cijfermatige analyse van de gevolgen voor Nederland bij implementatie van de Europese klimaat- en energiedoelen voor 2030. Ook is aan de onderzoeksbureaus gevraagd om te analyseren of, en zo ja in hoeverre, aanvullende doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing de kosten voor Nederland verder zouden doen toenemen en welke impact kan optreden ten aanzien van de hoogte van de ETS-prijs (Emissions Trading Scheme).

In hun reactie op de onderzoeksresultaten laten de bewindspersonen in de brief onder andere weten dat de uitkomsten van het ECN/PBL-rapport een waardevolle bron van informatie zijn voor de positiebepaling van Nederland in de onderhandelingen over een Europees klimaat- en energiepakket voor 2030. Het kabinet erkent met PBL en ECN dat de analyses en de genoemde kosten met onzekerheden zijn omgeven. De brief zal worden besproken in de commissievergadering IMRO van 30 september 2014 .

De staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu stuurde op 16 september 2014 een brief naar de Kamers over het onderzoek van PBL en ECN naar de gevolgen voor Nederland van het onderhavige voorstel. Dit onderzoek is recentelijk afgerond en het kabinet werkt aan een zorgvuldige kabinetsreactie die in de loop van september zal worden toegestuurd. 

Op 9 september 2014 heeft de commissie IMRO gesproken over de reactie van de minister van Economische Zaken en staatssecretaris van Indrastructuur en Milieu d.d. 29 augustus 2014. Hierop besloot de fractie van GroenLinks op 23 september 2014 inbreng te willen leveren voor nadere vragen aan de bewindspersonen. De commissie hoopt op dat moment ook te kunnen beschikken over het aangekondigde kabinetsstandpunt inzake de onlangs gepubliceerde Commissiemededeling over energie efficiëntie (COM(2014)520PDF-document). 

De minister van Economische Zaken en staatssecretaris van Indrastructuur en Milieu hebben op 29 augustus 2014 per brief gereageerd op de vragen van de fracties van PvdA en GroenLinks in de commissie IMRO van 7 juli 2014. Deze brief zal op 9 september 2014  besproken worden. 

Naar aanleiding van het eerdere schriftelijk overleg en het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 3 juni 2014 hebben de fracties van PvdA en GroenLinks in de commissie IMRO op 7 juli 2014 een brief verstuurd aan de staatssecretaris I&M met nadere vragen.  

De commissie IMRO heeft op 24 juni 2014 gesproken over het verslag schriftelijk overleg met de staatssecretaris I&M en het conceptverslag van het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 3 juni jongstleden en men besloot tot het leveren van inbreng voor voortgezet schriftelijk overleg op 1 juli 2014. 

De staatssecretaris voor Infrastructuur & Milieu heeft op 10 juni 2014 per brief gereageerd op de nadere vragen van de fracties van PvdA en GroenLinks. Deze antwoorden werden op 17 juni 2014 besproken. De commissie besloot de bespreking van de antwoorden - bij voorkeur - aan te houden tot het moment waarop het verslag van het door de Tweede Kamer op 3 juni 2014 gehouden algemeen overleg beschikbaar is.  

De staatssecretaris voor Infrastructuur & Milieu liet op 12 mei 2014 per brief weten in verband met de benodigde interdepartementale afstemming het niet mogelijk blijkt om de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De leden van de Kamer kunnen de beantwoording zo spoedig mogelijk tegemoet zien, doch uiterlijk drie weken na 14 mei 2014. 

Op 15 april 2014 werd inbreng geleverd voor nader schriftelijk overleg door de fracties van PvdA en GroenLinks waarna op 23 april 2014 de nadere vragen aan de staatssecretaris I&M zijn verzonden. 

De commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) heeft op 8 april 2014 het antwoord op de vragen van de fracties PvdA, GroenLinks, SP en D66 besproken en besloten dat er op 15 april 2014 de gelegenheid is tot het leveren van inbreng voor een nader verslag schriftelijk overleg. Daarnaast wenst zij het voorstel voor een besluit inzake broeikasgasemissierechten opnieuw te agenderen wanneer het verslag van het geplande algemeen overleg in juni in de Tweede Kamer beschikbaar is. 

Op 31 maart 2014 hebben de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een antwoord verzonden op de vragen van de fracties PvdA, GroenLinks, SP en D66 van 26 februari 2014. Zij gaan onder andere in op de risico's en nadelen door geen bindend streefcijfer op nationaal niveau af te spreken voor duurzame energie, de stijgende prijsverschillen tussen lidstaten, veroorzaakt door verschil in energiebeleid, de 40% emissiereductie in 2030 en de vraag of dit voldoende is. De antwoorden worden in een komende commissievergadering IMRO besproken. 

Ten aanzien van het BNC-fiche over het voorstel voor een besluit Stabiliteitsreserve Europees emissiehandelssysteem (COM(2014)20) besloot de commissie IMRO op 11 maart 2014 dat zij de behandeling in de Tweede Kamer wenst af te wachten. 

Tijdens de vergadering van de commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) op 18 februari 2014 hebben leden van de fracties van PvdA, GroenLinks, SP en D66 inbreng geleverd voor schriftelijk overleg met de regering.Deze brief werd op 26 februari 2014 aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu gestuurd. Zo vraagt de PvdA-fractie naar het streefcijfer voor duurzame energie, de SP-fractie naar het stijgende prijsverschillen tussen lidstaten van de EU veroorzaakt door het verschil in energiebeleid en de D66-fractie wil onder andere weten waarom de regering nu denkt een reductie CO2 van 40 % wel te behalen gezien het verleden met het behalen van klimaat- en energieafspraken. 

Tijdens de vergadering van de commissie Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) op 11 februari 2014 werd de kabinetsappreciatie van dit beleidskader besproken en besloten dat de commissie op 18 februari 2014 inbreng levert voor een schriftelijk overleg met de regering. 

De Eerste Kamercommissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) heeft op dinsdag 28 januari 2014 de procedure voor behandeling van dit beleidskader besproken en besloten dat zij de behandeling in de Tweede Kamer en de kabinetsappreciatie van dit pakket af te wachten. Er zal bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden nagevraagd of deze kabinetsappreciatie vóór de geplande technische briefing over energie en klimaat, welke gepland staat voor 18 februari 2014, beschikbaar is. 

De Eerste Kamercommissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) zal op dinsdag 28 januari 2014 de procedure voor behandeling van dit beleidskader bespreken. 


Behandeling Tweede Kamer

De staatssecretaris voor Infrastructuur & Milieu reageert in een brief op 23 oktober 2014 mede namenas de minister van Economische Zaken op het verzoek van de leden om een toelichting op de uitvoering van de moties inzake het EU emissie-handelssysteem en het bindende EU doel voor hernieuwbare energie. 

Tijdens een verslag algemeen overleg over de Milieuraad dat plaatsvond op 15 oktober 2014 zijn nog een tweetal moties aangenomen over de ambitieuze klimaat- en energiedoelen en een hogere Europese doelstelling voor energiebesparing. 

De commissie Infrastructuur & Milieu heeft op 30 september 2014 een algemeen overleg gevoerd met de staatssecretaris I&M en minister van Economische Zaken over o.a. de kabinetsreactie op het onderzoek dat PBL en ECN uitvoeren naar de gevolgen voor Nederland van het EU Klimaat- en Energiepakket.

Op 26 september 2014 werd een schriftelijk overleg over de Raad Algemene Zaken vastgesteld waarin ook aandacht werd besteed aan het onderwerp Klimaat en Energie. In de reactie op vragen over het samenvoegen van de onderwerpen klimaat en energie in één Europees Commissariaat laat de minister van Buitenlandse Zaken weten dat het samenvoegen van twee thematisch gerelateerde voormalige Commissariaten in één nieuw Commissariaat past bij de inzet van het kabinet op een nieuwe organisatiestructuur voor de Commissie, bijvoorbeeld door de introductie van beleidsclusters aangestuurd door vice-voorzitters. 

In een verslag schriftelijk overleg tussen de commissie I&M en de staatssecretaris I&M vastgesteld op 17 juli 2014 werden enkele vragen gesteld naar aanleiding van de informele Milieuraad van juli 2014. Zo werd er onder andere door de fractie van VVD gevraagd of de staatssecretaris kon aangeven voor welke problemen op het Europese klimaatdossier oplossingsrichtingen worden gezocht en wat deze zouden moeten opleveren. 

Op 18 juni 2014 heeft de commissie voor Economische Zaken een algemeen overleg gevoerd met de minister EZ over de Europese voorzieningszekerheidstrategie.

De Tweede Kamercommissie I&M heeft op 3 juni 2014 onder andere het BNC-fiche over het Besluit Stabiliteitsreserve Europees emissiehandelssysteem besproken tijdens een algemeen overleg met de staatssecretaris I&M.

Voorafgaand aan de Milieuraad van 14-15 mei 2014 werd op 8 mei 2014 een schriftelijk verslag vastgesteld waarin onder andere vragen werden gesteld over de inzet van Nederland als doelstelling op Europees niveau van 27% hernieuwbaar de werking van het Europese emissiehandelssysteem (ETS) in de weg staat.   

Het BNC-fiche over het voorstel voor een Besluit Stabiliteitsreserve Europees emissiehandelssysteem werd op 20 maart 2014 besproken in de procedurevergadering van de commissie I&M.Besloten werd dit BNC-fiche te agenderen voor het algemeen overleg voorafgaand aan de Milieuraad die in juni plaats zal vinden. 

Op 20 februari 2014 vond een vervolg plaats van het algemeen overleg behandelvoorbehoud EU-voorstel klimaat en energie 2030 en werden een aantal moties (zie kamerstukdossier 33.858) ingediend.

De Tweede Kamercommissie voor I&M heeft op 18 februari 2014 in een algemeen overleg behandelvoorbehoud EU-voorstel Kader Klimaat en Energie 2030 gesproken met de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over onder andere de kabinetsappreciatie van 7 februari 2014 over het beleidskader en de kabinetsappreciatie van de mededeling over energieprijzen. 

Op 4 februari 2014 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het het plaatsen van een behandelvoorbehoud bij deze voorstellen zoals de commissie I&M heeft geadviseerd aan de commissie Europese Zaken.

De Tweede Kamercommissie Infrastructuur en Milieu (I&M) heeft het beleidskader als prioritair geselecteerd en heeft deze besproken tijdens de procedurevergadering op 29 januari 2014


Standpunt Nederlandse regering

De minister van Economische Zaken stuurde op 14 februari 2014 een kabinetsappreciatie van de Europese Commissiemededeling over stijgende energieprijzen (COM(2014)21) naar de Kamer. In deze kabinetsreactie komen achtereenvolgens de uitkomsten van het onderzoek, de conclusies van de Europese Commissie en de visie van het kabinet op de aanbevelingen die de Commissie doet aan de orde. Met betrekking tot de aanbevelingen van de Europese Commissie laat de minister weten dat het kabinet zich hier goed in kan vinden. Europese bedrijven zullen in de nabije toekomst hogere gas- en elektriciteitsprijzen kennen dan concurrenten elders in de wereld. Ook binnen Europa zullen er prijsverschillen blijven. Inzet van beleid is om deze verschillen waar mogelijk te beperken, zowel binnen de context van het energiebeleid als daarbuiten. Er kunnen op de Europese energiemarkt nog belangrijke verbeteringen worden gerealiseerd die kunnen bijdragen aan de versterking van de concurrentiekracht van Europa. Met betrekking tot de versterking van de concurrentiekracht kijkt het kabinet ook uit naar een nog te verschijnen Commissiemededeling over leveringsmarkten voor energie zomer 2014) en de Commissiemededeling over energiesubsidies voor hernieuwbare en conventionele energieproductie (najaar 2014). 

Zowel in de kabinetsappeciatie van het beleidskader van 7 februari 2014 als in de geannoteerde agenda voor de Milieuraad van 5 februari 2014 laat de regering weten dat zij de mededeling van de Commissie verwelkomt. Het CO2-emissiereductiedoel is de hoeksteen van het klimaat- en energie-beleid van de EU. De Nederlandse positie is dat de EU in 2030 ten minste 40% moet reduceren. In de mededeling houdt daarbij de Commissie meer dan voorheen rekening met interacties tussen verschillende doelen en instrumenten. Ook wordt het belang van het vervolmaken van de interne energiemarkt en de concurrentiepositie van de internati-onaal concurrerende (energie-intensieve) industrie benadrukt. Nederland acht, conform de afspraken uit het Energieakkoord, een structurele versterking van het Europese emissiehandelssysteem (ETS) nodig. Daarbij mag het level playing field van de internationaal concurrerende industrie niet in gevaar komen.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

De Europese Commissie heeft op 22 januari 2014 een mededeling gepubliceerd waarin het Europese beleidskader voor klimaat en energie voor 2030 uiteen wordt gezet. De kaderregeling 2030 is -in lijn met de reacties op het Groenboek klimaatverandering en energiebeleid voor 2030 (zie E130018)- gericht op het bevorderen van een concurrerende, zekere en koolstofarme economie, met als belangrijkste elementen:

  • terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen met 40% ten opzichte van het niveau van 1990;
  • investering in duurzame energie, waarbij een bindende streefcijfer van ten minste 27% aan duurzame energie voor de EU als geheel geldt; 
  • verbetering van de energie-efficiëntie; 
  • aanpassing van het systeem voor de handel in emissierechten; 
  • zorgen voor concurrerende en betaalbare energie voor consumenten;
  • bevordering van de continuïteit van de energievoorziening. 

De kaderregeling 2030 stelt tevens een nieuw governance-systeem voor, gebaseerd op nationale plannen voor concurrerende, zekere en duurzame energie, waaraan nieuwe richtsnoeren van de Commissie ten grondslag zullen liggen.

De Europese kaderregeling gaat vergezeld van een voorstel voor een besluit voor een marktstabiliteitsreserve voor de Europese regeling voor de handel in emissierechten (de EU-ETS), die in 2021 van start moet gaan en wordt ondersteund door een gedetailleerde analyse van de energieprijzen en -kosten in Europa.


Behandeling Raad

Tijdens de Energieraad van 8 juni 2015 is gesproken over de implementatie van de Europese Strategie voor Energiezekerheid. Deze Commissiemededeling vormt onderdeel van het 'Beleidskader klimaat en energie 2030'. Lid van de Europese Commissie Cañete liet weten dat hij het van belang acht Mediterrane en Centraal Aziatische landen te betrekken bij de energielevering. De Commissie heeft bevestigd dat zij voornemens is om een voorstel voor herziening van de wetgeving rondom de leveringszekerheid van gas en een strategie voor vloeibaar natuurlijk gas te presenteren, eind dit jaar. 

De informele Energieraad van 15-16 april 2015 heeft onder andere gesproken over warmte- en koudevoorziening. In de Europese Raad van oktober 2014 zijn in het kader van het klimaat- en energiepakket 2030 conclusies aangenomen over een indicatief energie-efficiëntie doel van 27% voor de EU. Omdat de warmte- en koudevoorziening de grootste energieverbruiker in de EU is, wilde het Letse voorzitterschap in de Raad van gedachten wisselen over de acties die op dit gebied nodig zijn.

De Energieraad van 9 december 2014 heeft van gedachten gewisseld over de invulling van de governance van het klimaat- en energiepakket 2030 waarover tijdens de Europese Raad van 23 en 24 oktober jongstleden overeenstemming is bereikt. De Europese Commissie wil de naleving van de klimaat- en energiedoelstellingen 2030 borgen middels een nieuw in te stellen governance-structuur. De verwachting is dat de Europese Commissie in de loop van 2015 met een voorstel komt over de governance van het energie- en klimaatpakket 2030.

Tijdens de Milieuraad op 28 oktober 2014 werd teruggeblikt op de Europese Raad en het besluit dat daar is genomen. Veel lidstaten gebruikten spraken hun tevredenheid uit over de besluiten die de Europese Raad (ER) heeft genomen over het EU 2030 klimaat- en energieraamwerk. Dit is een krachtig signaal naar derde landen. Het is nu vooral aan de grote uitstoters om het voorbeeld van de EU te volgen. Ministers drongen aan op voortvarendheid bij de uitwerking van het pakket in wetgevingsvoorstellen. 

Tijdens de Europese Raad van 23-24 oktober 2014 zijn diverse conclusies aangenomen. Bij het akkoord over het Klimaat- en Energie Beleidsraamwerk voor 2030 is een bindend doel van ten minste 40% broeikasreductie voor 2030 ten opzichte van 1990 overeen gekomen en verder een Europees bindend doel van 27% hernieuwbare energie en een Europees indicatief doel van 27% energiebesparing, waarbij voor wat betreft dit laatste doel is afgesproken tot een evaluatie in 2020, indachtig een doel van 30%. De doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing zullen niet worden vertaald naar nationaal bindende doelstellingen.  

Vervolgens hebben de Voorzitter van de Europese Commissie en de Voorzitter van de Europese Raad een gezamenlijke brief gestuurd aan de Voorzitter van de Verenigde Naties over het bereiken van een akkoord over het Kader Klimaat en Energie 2030. 

Besluitvorming over het klimaat- en energiepakket betreft de klimaatdoelen voor CO2-reductie, hernieuwbare energie en energiebesparing die de Commissie heeft voorgesteld in onderhavige beleidskader en de in juli gepubliceerde mededeling over energie-efficiëntie (E140003A). Op het gebied van energievoorzieningszekerheid zal de Raad spreken over de middellange- en langetermijnmaatregelen om de voorzieningszekerheid te vergroten, zoals geformuleerd in de voorzieningszekerheidsstrategie van de Europese Commissie. De Europese Commissie stelt een bindend doel voor 40% broeikasgasreductie voor 2030 ten opzichte van 1990 en verder doelen voor 27% hernieuwbare energie en 30% energiebesparing, te behalen op EU-niveau. Het broeikasgasreductiedoel wordt opgesplitst in 43% reductie in het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) en 30% in de non-ETS sectoren, ten opzichte van

2005. Dit laatste doel dient vertaald te worden in bindende nationale doelstellingen voor de lidstaten. 

Op 13 en 14 oktober 2014 zal er een Landbouw- en Visserijraad plaatsvinden. Tijdens de lunch van de Raad zal er van gedachten gewisseld worden over de landbouwaspecten in het beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020-2030 volgens de geannoteerde agenda van het ministerie van Economische Zaken. De Europese Commissie heeft de lidstaten gevraagd naar de zienswijzen over hoe om te gaan met het Klimaat- en Energiepakket voor de land- en bosbouwsectoren. In deze Raad staan de betrokken bewindspersonen stil bij de wensen en (on)mogelijkheden van emissiereductie door landbouw en ook door verandering van landgebruik en bosbouwsectoren binnen het totale Energie en Klimaatpakket.    

De Energieraad heeft op 6 oktober 2014 een informele bijeenkomst (hier zal geen besluitvorming plaatsvinden). Volgens de geannoteerde agenda van het ministerie van Economische Zaken zal de informele energieraad , in een gezamenlijke sessie met de ministers van Milieu, spreken over het klimaat- en energiepakket 2030 ter voorbereiding op de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014. Op de Europese Raad van oktober moet een besluit worden genomen over het klimaat- en energiepakket voor 2030 in het bijzonder over de hoogte van het CO2-reductiedoel. Dit is een belangrijke stap in het proces richting de internationale onderhandelingen over het mondiale klimaatakkoord in december 2015 in Parijs. 

Op 29 september 2014 vond een Raad Algemene Zaken plaats waar gesproken werd over de geplande Europese Raad van oktober.

Volgens het verslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken benadrukte de groep ambitieuze lidstaten - waaronder Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Finland en Nederland - het belang van een besluit in oktober en verwees daarbij naar de internationale onderhandelingen die in december 2015 moeten leiden tot een nieuw mondiaal klimaatakkoord. Voor deze groep is energievoorzieningszekerheid, actueel vanwege de opstelling van Rusland in het conflict in Oost-Oekraïne, een integraal onderdeel van het Europese klimaat- en energiebeleid.

Hiertegenover stond een aantal lidstaten - vooral Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije - dat aangaf dat een akkoord in oktober wat hen betreft nog niet binnen bereik is. Zij menen nog onvoldoende helderheid te hebben gekregen over de precieze gevolgen van de voorgestelde doelstellingen op hun nationale economie en over een eerlijke lastenverdeling. Deze landen willen energievoorzieningszekerheid niet in samenhang met het Klimaat- en Energiepakket behandelen, maar afzonderlijk bespreken gericht op kortetermijnmaatregelen.

De informele Milieuraad op 16-17 juli 2014 heeft de conclusies van de Europese Raad van juni besproken en blikte vooruit op het traject naar besluitvorming in de Europese Raad van oktober 2014. De routekaart die de Voorzitter van de Europese Raad heeft opgesteld wordt vooralsnog goed gevolgd. Onderdeel daarvan is dat de Voorzitter met de Europese Commissie één voor één in gesprek gaan met de lidstaten over de randvoorwaarden en mogelijke oplossingsrichtingen. Ook zijn er zogenaamde landenfiches opgesteld. Deze ronde op sherpaniveau (een tweede volgt in september) is afgerond. 

Tijdens de Europese Raad van 26-27 juni 2014 is klimaat en energie niet uitgebreid aan de orde geweest volgens het verslag. De Europese Raad heeft kort de stand van zaken besproken. In lijn met de Nederlandse inzet bevestigde de Europese Raad het voornemen om in oktober 2014 over het kader klimaat en energie 2030 en over energievoorzieningszekerheid definitieve besluiten te nemen. De Europese Raad heeft tevens van gedachten gewisseld over energievoorzieningszekerheid. De Europese Commissie heeft hierover op 28 mei jongstleden een planPDF-document voor het verminderen van energieafhankelijkheid gepubliceerd.

De minister-president heeft het belang benadrukt van integrale besluitvorming over het klimaat- en energiepakket 2030, de interne energiemarkt en de energievoorzieningszekerheid. Deze drie onderwerpen zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden.

In de geannoteerde agenda van 20 juni 2014 voor de Europese Raad van 26-27 juni 2014 valt onder andere te lezen dat er 

een duidelijke tweedeling in het Europese krachtenveld bestaat met betrekking tot het reductiedoel: de ambitieuze lidstaten van de Green Growth Group (waaronder Nederland en onder andere Duitsland, het VK en Frankrijk) willen snelle besluitvorming over een reductiedoel, terwijl de Visegrad+3 landen (Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakijke, Roemenië, Bulgarije en Kroatië) geen noodzaak zien tot snelle besluitvorming en gecompenseerd willen worden voor de door hen verwachte hoge kosten van de voorgestelde doelstellingen.

Het debat tijdens de Raad Algemene Zaken van 24 juni 2014 over het Klimaat- en Energiepakket liet de gebruikelijke tweedeling onder de lidstaten zien. Een aantal Centraal-Europese lidstaten stelt overeenstemming over effort sharing van de nationale reductiedoelstellingen in de non-ETS-sectoren als voorwaarde om in te stemmen met het broeikasgasreductiedoel. Bovendien willen deze lidstaten meer nadruk op snelle implementatie van kernprojecten uit de Energiezekerheidsmededeling van de Commissie.

De ambitieuze lidstaten van de Green Growth Group (naast Nederland o.a. Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Ierland en Zweden) benadrukken dat de klimaatdoelstellingen en energievoorzieningszekerheid aan elkaar gekoppeld zijn, omdat de maatregelen die leiden tot minder CO2-uitstoot tegelijkertijd de Europese energiezekerheid verbeteren. Nederland onderstreepte bovendien het belang van een goed werkende interne energiemarkt in het kader van energiezekerheid.  

De Energieraad van 13 juni 2014 heeft raadsconclusiesPDF-document over energieprijzen en consumentenbescherming aangenomen (COM(2014)20). Er wordt geen gedachtewisseling voorzien. In september 2014 komt de Commissie met een nadere analyse van de samenstelling van de energiekosten. Uit de voorliggende raadsconclusies blijkt dat ook de andere lidstaten de aanbevelingen uit de Commissiemededeling kunnen onderschrijven. De raadsconclusies bevestigen het belang van het verlagen van de Europese energiekosten voor consumenten en het verbeteren van het concurrentievermogen van de Europese industrie. De Nederlandse regering zal naar verwachting kunnen instemmen met de voorliggende raadsconclusies. Stijgende energieprijzen zijn een bron van zorg: ze tasten de koopkracht van burgers aan en verhogen de lasten van bedrijven, waardoor de Europese concurrentiekracht verslechtert. Nederland kijkt uit naar de nadere analyse van de Commissie van de samenstelling van energiekosten.

In de geannoteerde agenda voor de Milieuraad van 12 juni 2014 laat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) onder andere weten dat na deze komende Milieuraad de Europese Raad in juni de stand op zal maken. Na de Europese Raad van juni voorziet de Voorzitter nog een ronde gesprekken met de lidstaten in het najaar, waarbij een voorstel van de Commissie voor een besluit in oktober als basis zal dienen. Het inkomend Italiaans Voorzitterschap beraadt zich nog op de timing en de rol van de oktober Milieuraad in de aanloop naar de Europese Raad in diezelfde maand. 

Tijdens de informele Milieuraad op 14 mei 2014 werd een discussie gevoerd over welke elementen nog moeten worden uitgewerkt om tot een besluit te kunnen komen in oktober en welke elementen eventueel ook later kunnen worden behandeld. De Voorzitter van de Europese Raad heeft een routekaart geschetst naar besluitvorming in de Europese Raad van oktober. Hiertoe zal de Voorzitter met de Commissie één voor één in gesprek gaan met de lidstaten over de randvoorwaarden en mogelijke oplossingsrichtingen. De lidstaten onderzoeken de nationale gevolgen van verschillende opties. 

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 19 mei 2014 werd wederom gesproken over het kader klimaat en energie 2030. 

Ierland en Duitsland hebben in de Raad verzocht om ook de Europese landbouwministers te betrekken bij de besluitvorming over het EU Klimaat en Energieraamwerk 2020-2030. De twee lidstaten stellen dat de land- en bosbouwsector enerzijds verantwoordelijk is voor een aanzienlijk deel van de (Europese) broeikasgasuitstoot, maar anderzijds ook kan bijdragen aan de oplossing, bijvoorbeeld door het vastleggen van broeikasgassen in de bodem en in bossen. Belangrijke vraag daarbij volgens Ierland en Duitsland is hoe we kunnen bijdragen aan een duurzame voedselproductie en tegelijkertijd het klimaatprobleem kunnen aanpakken. Vanwege de verbondenheid van deze vraagstukken is het volgens beide landen van belang ook in de Landbouw- en Visserijraad over dit raamwerk te spreken. Dit verzoek werd breed gesteund in de Raad. Eurocommissaris Borg stelde in zijn reactie dat belangrijke elementen van het nieuwe voorstel worden gevormd door een verplichtende doelstelling voor de reductie van uitstoot van broeikasgassen van 40% ten opzichte van het niveau van 1990, en een stijging van het gebruik van hernieuwbare energie met 27% ten opzichte van 1990. Hij liet weten dat de Landbouwraad zo spoedig mogelijk input dient te leveren aan de Milieuraad bij de vaststelling van het raamwerk. 

De staatssecretaris EZ staat positief tegenover het voorstel van Ierland en Duitsland omdat Nederland zelf grote waarde hecht aan het belang van Climate Smart Agriculture.  Het is wel van belang dat deze discussie binnen de kaders van de discussie van het Kader blijft en onder regie van de Milieu- en Energieraad blijft plaatsvinden.

De informele Energieraad op 15 en 16 mei 2014 sprak tijdens een werklunch over het governance systeem dat de Europese Commissie voorstelt in de mededeling over het kader klimaat en energie 2030. Dit systeem zou er onder andere voor moeten zorgen dat het voorgestelde EU-doel voor hernieuwbare energie daadwerkelijk wordt gehaald. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben de Europese Commissie opgeroepen de administratieve lasten van het governance systeem zo beperkt mogelijk te houden. Nederland heeft aangegeven het Europees Semester te zien als inspiratiebron voor een verdere uitwerking van het governance systeem, zij het met een cyclus van 3 jaar.

Op 14 en 15 mei 2014 vond een informele Milieuraad plaats waar dit raamwerk wederom op de agenda stond. In de geannoteerde agenda laat de staatssecretaris I&M weten dat de Nederlandse regering tijdens deze constructief met de andere lidstaten en de Commissie van gedachten zal wisselen over het verder verloop van de besluitvorming over het EU Klimaat- en Energiebeleid voor de periode 2020 - 2030.

De Nederlandse inzet zal onder andere zijn gebaseerd op het SER Energieakkoord en de kabinetsreactie op de Commissiemededeling. Dit houdt in dat Nederland een doelstelling op EU niveau van 27% hernieuwbaar kan ondersteunen mits het de werking van ETS niet in de weg staat. Nederland wil dat de CO2 reductiedoelstelling in de keten transportbrandstoffen in de Richtlijn Brandstofkwaliteit gehandhaafd blijft en zal dit op de Informele Milieuraad uitdragen en het aantal medestanders proberen te vergroten.

In het kader van de voorbereiding van de Europese Raad (ER) in juni sprak de Raad Algemene Zaken op 13 mei 2014 over het klimaat en energiepakket 2030. Een aantal lidstaten wil naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in Oekraïne tijdens de Europese Raad in juni vooral over energiezekerheid spreken en inhoudelijke discussie over het Klimaat- en Energiepakket verdagen. Enkele andere lidstaten, waaronder Frankrijk en Duitsland, verlangen juist wel een vervolg van de inhoudelijke discussie over de klimaatdoelen tijdens de ER in juni en willen in de conclusies bevestigen dat besluitvorming over het Klimaat- en Energiepakket uiterlijk in oktober dit jaar wordt afgerond. De Nederlandse regering steunt deze lijn aldus het verslag van deze raad.  

De Europese Raad van 20-21 maart 2014 sprak over klimaat- en energievraagstukken op basis van het onderhavige beleidskader. Zoals beschreven in de kabinetsreactie onderschrijft het Nederlandse kabinet het Commissievoorstel voor een bindend doel voor de uitstoot van broeikasgassen van tenminste 40% in 2030 ten opzichte van 1990 en voor een bindend doel op EU-niveau voor het aandeel hernieuwbare energie van 27% in 2030.

Gezien de terughoudendheid van een aantal lidstaten bleek het tijdens deze Europese Raad nog niet mogelijk overeenstemming te bereiken over concrete doelstellingen. Wel werd vastgesteld dat het beleidsraamwerk moet worden uitgewerkt op basis van de Commissiemededeling. Nederland heeft met een aantal andere lidstaten ervoor gepleit dat de EU uiterlijk in oktober 2014 een beslissing neemt over een nieuw beleidsraamwerk, inclusief het vaststellen van een broeikasreductiedoel aldus het verslag. Dit met het oog op de onderhandelingen die in 2015 in Parijs (COP21) moeten leiden tot een globaal klimaatakkoord. Dit tijdspad is in de Raadsconclusies vastgelegd.

Daarnaast heeft de Europese Raad gesproken over de interne energiemarkt op basis van de Commissie mededeling inzake energieprijzen en concurrentiekracht. Nederland heeft erop gewezen dat een goed werkende energiemarkt noodzakelijk is om het concurrentievermogen te vergroten en leveringszekerheid te waarborgen. Dit vraagt onder meer om regionale oplossingen voor leveringszekerheid en betere coördinatie van steunregelingen voor hernieuwbare energie.De crisis in Oekraïne plaatste de discussie over energievraagstukken in een zeer actueel kader. De Europese Commissie is opgedragen een grondige studie uit te voeren naar energie voorzieningszekerheid en in juni 2014 een uitgebreid plan voor het verminderen van de energie-afhankelijkheid van de EU te presenteren.

Op 13 mei 2014 zal er een Raad Algemene Zaken plaatsvinden. Een van de agendapunten is de Europese Raad van 26-27 juni 2014. Hier zal wederom het beleidskader klimaat en energie 2030 besproken worden. 

De voorzitter van de Raad en de voorzitter van de Commissie zullen mondeling de stand van zaken toelichten; er is geen debat voorzien. 

In het kader van de voorbereiding van de Europese Raad heeft ook de Raad Algemene Zaken van 18 maart 2014 gesproken over het kader klimaat. In het verslag van deze Raad laat de minister van Buitenlandse Zaken weten dat de gebruikelijke tweedeling tussen lidstaten wat betreft klimaatambities ook tijdens deze Raad zichtbaar werd. De ambitieuze lidstaten, waaronder Nederland, pleitten voor zo spoedig mogelijke besluitvorming over het Europese reductiedoel voor broeikasgassen voor 2030, uiterlijk tijdens de Europese Raad in oktober 2014. Daarmee kan de Europese Unie (EU) de internationale onderhandelingen over het klimaatakkoord een impuls geven. Andere lidstaten vinden dat de EU rekening moet houden met de inzet in de klimaatonderhandelingen van landen buiten de EU. Zij willen eerst spreken over de verdeling van de nationale verplichtingen voor de non-ETS sectoren (effort sharing ) voordat tot besluitvorming kan worden overgegaan. 

Op 11 maart 2014 vond een Raad Economische en Financiële Zaken plaats. De discussie in de ECOFIN ging met name over de benodigde actie van lidstaten om de beleidsdoelstellingen te realiseren, manieren om hernieuwbare energie te bevorderen, maatregelen om het verschil in energieprijzen tussen de EU en haar concurrenten aan te pakken en de voltooiing van de Europese interne energiemarkt. Het voorzitterschap van de ECOFIN Raad zal in een brief aan de voorzitter van de Europese Raad de uitkomsten van de discussie rapporteren. Nederland heeft in de ECOFIN Raad het belang van de interne energiemarkt benadrukt en er daarnaast op aangedrongen dat we in Europa actief aan de slag moeten met hernieuwbare energie, waarbij nationale flexibiliteit behouden moet blijven. 

Naast een presentatie van 'Een beleidsraamwerk voor klimaat en energie voor de periode 2020-2030' (net als tijdens de Milieuraad een dag eerder) zal de Europese Commissie tijdens de Energieraad van 4 maart 2014 ook de mededelingPDF-document over energieprijzen en concurrentiekracht presenteren. Tijdens de Energieraad is een beleidsdebat over deze mededeling voorzien. De Europese Raad van 20 en 21 maart zal mogelijk conclusies aannemen over energieprijzen en concurrentiekracht.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu laat in het verslag van de Milieuraad van 3 maart 2014 onder andere weten dat veel lidstaten blijken zich te kunnen vinden in het voorstel om de emissies van broeikasgassen in 2030 met 40% ten opzichte van 1990 te verminderen, of zouden zelfs een hoger percentage overeen willen komen.  Er is echter ook een groep landen die eerst meer inzicht wil in de gevolgen voor hun nationale economie en energiebeleid voordat besluitvorming aan de orde is. Hetzelfde patroon tekende zich min of meer af ten aanzien van het voorstel van de Commissie om op EU niveau een bindend doel van 27% hernieuwbare energie in 2030 vast te stellen. Het voorstel om het emissiehandelssysteem te versterken met een stabiliteitsreserve ontmoet veel steun, maar verschillende landen gaven aan twijfels te hebben of het voorstel toereikend zou zijn. Veel lidstaten zien graag dat de Europese Raad van 20-21 maart 2014 zich uitspreekt over het klimaat- en energiepakket, in het bijzonder zou een besluit over het overkoepelende broeikasgasreductiedoel voor 2030 goed passen in het besluitvormingsproces dat in 2015 moet leiden tot een nieuw mondiaal klimaatverdrag.

In de geannoteerde agenda voor de Milieuraad (maart) van 5 februari 2014 laat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu onder andere weten dat de Europese Commissie de mededeling Een beleidsraamwerk voor klimaat en energie voor de periode 2020-2030'' zal presenteren. Daarna is een beleidsdebat voorzien over het voorgestelde beleidsraamwerk. De Europese Raad van 20 en 21 maart zal mogelijk conclusies aannemen over de Europese klimaat- en energiedoelen voor 2030.

Tijdens de Raad Algemene Zaken van 11 februari 2014 zal de Europese Raad van maart besproken worden. Hier staat onder andere het beleidskader op de agenda. Over dit beleidskader zal ook een gedachtewisseling plaatsvinden tijdens de Milieuraad en de Energieraad van respectievelijk 3 en 4 maart aanstaande. Ook staat energiebeleid op de agenda van de Europese Raad. Deze Raad zal tevens van gedachten wisselen over de gepubliceerde mededeling "Energy prices and costs in Europe"

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Tijdens de plenaire zitting in het Europees Parlement op 5 februari 2014 hebben de Europarlementariërs onder andere de plannen van de Europese Commissie bekritiseerd. Zij stellen dat de plannen kortzichtig zijn en ambitie missen. Ze roepen de Europese Commissie in een resolutie onder andere op om in 2030 de uitstoot van broeikasgas met 40% te verminderen ten opzichte van de niveaus uit 1999 en en zich te committeren aan het doel dat tenminste 30% van de totale energie consumptie uit hernieuwbare energiebronnen moeten bestaan. Die doelen moeten ook bindend zijn aldus de Europarlementariërs. 

  • Resolutie: Een 2030-kader voor klimaat- en energiebeleid standpunt EP Europees Parlement - P7_TA-PROV(2014)0094
    6 februari 2014
    www.europarl.europa.eu/...

Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

De belangenbehartiger van vrijwel alle energiebedrijven actief op de Nederlandse markt Energie-Nederland stuurde op 17 februari 2014 een brief aan het parlement met een standpunt ten aanzien van het kader klimaat en energie 2030.

Met het oog op de geplande inbrengvergadering van de commissie IMRO op 18 februari 2014 hebben Greenpeace, Milieudefensie, het Wereld Natuur Fonds, De Natuur en Milieufederaties, De Groene Zaak, de Duurzame Energie Koepel, Nederland Krijgt Nieuwe Energie, NLingenieurs, Uneto-Vni, en Natuur & Milieu op 13 februari 2014 per brief opgeroepen te  pleiten voor een ambitieuze positie van Nederland ten aanzien van het Kader klimaat en energie 2030.


Alle bronnen