20 februari 1990, debat eerste kamer

Aan het einde van de algemene beschouwingen in de Eerste Kamer op 24 januari 1990 sprak minister-president Lubbers uit dat de Eerste Kamer wetsvoorstellen niet op politieke gronden zou moeten verwerpen.

Lubbers meende dat de Eerste Kamer daarmee het werk van de Tweede Kamer zou overdoen. Achtergrond was het verzet van de Eerste Kamer tegen onder andere de verhoging van het huurwaardeforfait.

Het centrale thema van het debat was de vraag hoe in de Eerste Kamer inhoud kon worden gegeven aan de wetgevende taken (bijv. de technisch-juridische toesting, toetsing op doelmatigheid, zorgvuldigheid) zonder dat dit tot politieke conflicten zou leiden.

De conclusie die zowel de minister-president als de Eerste-Kamerleden trokken, was dat de rol van de Eerste Kamer op zich geen probleem vormde. Wel was enig incasseringsvermogen van de regering gewenst.

De meeste woordvoerders meenden wel dat de taak van de Eerste Kamer was verzwaard door factoren als tijdsdruk, maatschappelijke druk en het grotere belang van het regeerakkoord in de Tweede Kamer.

Minister-president Lubbers erkende het recht van de Eerste Kamer om alles overwegend uiteindelijk 'neen' te zeggen tegen een wetsvoorstel. Van de kant van de Eerste Kamer werd erkend dat het kabinet via het machtswoord alsnog een wetsvoorstel aanvaard trachtte te krijgen


Documenten

3