Eerste Kamer: kwaliteit onderwijs kan beter



In een beleidsdebat op dinsdag 21 juni 2005 met minister Van der Hoeven (CDA) en staatssecretaris Rutte (VVD) van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de Eerste Kamer een reeks suggesties gedaan voor verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in het primair en voortgezet onderwijs.

De bewindslieden begroetten veel voorstellen welwillend. Maar het voorstel van senator Ten Hoeve (Onafhankelijke Senaatsfractie) om het Fries als tweede Rijkstaal een aan het Nederlands gelijkwaardige positie te geven en er een examenvak van te maken stuitte op geharnast verzet van minister Van der Hoeven. Zij weigerde de autonomie van scholen in Friesland aan te tasten door het provinciaal bestuur op dit punt de macht te geven in te grijpen in het curriculum van scholen. "Wij willen geen staatspedagogiek, maar ook geen provinciepedagogiek", zei de minister met stemverheffing.

In antwoord op een opmerking van CDA-senator Klink liet staatssecretaris Rutte weten dat de hoofdregel blijft voor toetreding tot het HBO dat studenten een havo-diploma of een mbo-4-diploma hebben. Mevrouw Linthorst (PvdA) sneed de positie van de schoolbesturen aan. Zij vroeg aan wie deze besturen verantwoording afleggen. Minister Van der Hoeven wees erop dat dit op twee manieren gebeurt: verticaal via het toezicht van de Inspectie van het ministerie, zowel financieel als kwalitatief en horizontaal via de ouders, het bedrijfsleven en de lokale overheid. De horizontale verantwoording slaat neer in een jaarverslag voor de ouders. De minister was het eens met mevrouw Linthorst dat zwak presterende scholen ook aangepakt moeten worden. Dat kan volgens haar door de rapporten van de Inspectie openbaar te maken en het toezicht te verzwaren. Dat is in haar ogen geen aantasting van de autonomie van de schoolbesturen. "Op het moment dat je de verantwoordelijkheid neemt om een school te besturen betekent dit dat je ook verantwoordelijkheid op je neemt om publiek geld te beheren en daar kwaliteit voor te leveren", aldus minister Van der Hoeven.

Senator Klink (CDA) pleitte voor een hardere aanpak van geweld op scholen. Er moeten afspraken komen met de politie en het Openbaar Ministerie. Als een voorbeeld dat navolging verdient noemde Klink de zogeheten beleidssepots in Rotterdam. Bij incidenten als afpersing en bedreiging gaat het OM alleen niet tot vervolging over als leerlingen of ouders een opvoedingscursus volgen en zich voortaan volgens de regels van de school gedragen. Op die manier geeft Justitie het gezag op school een stevige steun in de rug, redeneerde Klink. De CDA-senator vroeg ook aandacht voor het studiehuis in het voortgezet onderwijs. Hij vond dat hij weinig van de klachten die hij alom tegenkomt in tijdschriften en kranten en verneemt in persoonlijke gesprekken, terugziet in de rapporten van de Inspectie. Klink: "De leerkrachten die met de nieuwe manier van onderwijs geven moeten leren omgaan, zijn er kennelijk nog niet over de hele linie aan toe. Daar moet hard aan gewerkt worden". Minister Van der Hoeven zei dat er ongelooflijk veel gebeurt in de studiehuizen. Zij waarschuwde ervoor dat er met de studiehuizen hetzelfde kan gebeuren als met het vmbo is gebeurd: iedereen praat elkaar na dat het daar zo slecht is en dan gaat men dat geloven. "Het gaat in een aantal gevallen niet goed, maar we moeten ons niet in de luren laten leggen, want in veel gevallen gaat het wel goed", zei de minister.

GroenLinks-senator Thissen wees op de verantwoordelijkheid van de overheid voor de aansluiting van het onderwijs bij de vraag vanuit de arbeidsmarkt. "Dit is een van de kerntaken van de overheid", betoogde Thissen. Ook voor de opleiding van leraren is de overheid in de eerste plaats verantwoordlijk, vond de GroenLinks-senator. Hij wees er in dit verband op, dat aan het onderwijs op nogal wat Pabo's "ernstige tekortkomingen" kleven. In 1992 had 65% van de afgestudeerden van de Pabo's havo als vooropleiding. In 2002 was dit percentage gedaald tot 43%.

Ook mevrouw Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD) kraakte harde noten over de kwaliteit van de opleidingen van leerkrachten. "Het mag toch niet zo zijn dat een jonge leraar in het basisonderwijs niet grammaticaal correct Nederlands spreekt en alleen kan rekenen met een rekenmachine", vroeg de VVD-senator. Mevrouw Kalsbeek sprak over een verontrustende situatie. Zij verwees naar een land als Finland waar de leraar een hoge status heeft, dankzij een hoge opleiding en een grote zelfstandigheid.

SP-senator Van Raak legde de vinger bij de tientallen onderzoeken naar de kwaliteit van het onderwijs, maar de beelden die dat oplevert zijn niet helder, zei Van Raak. De SP-senator sprak over een 'ijzeren ring' van belangenbehartigers die aan de hand van eigen deelonderzoeken de politieke besluitvorming ondoorzichtig maken. Van Raak wilde ook dat de minister ingrijpt in de voedselvoorziening op scholen. "Onze kinderen worden misschien niet dom, maar wel dik! Al die commerciële schoolkantines bieden leerlingen een voedselpakket aan dat de minister op haar eigen departement ongetwijfeld zou verbieden. In Frankrijk en Wallonië zijn snoepautomaten op basisscholen verboden. In de VS zijn voedselprogramma's voor schoolkantines", zo stelde Van Raak. Minister Van der Hoeven antwoordde dat de verkoop in schoolkantines via de medezeggenschapsraden geregeld dient te worden. "Mijn mening is: geen staatsgodsdienst, geen staatspedagogiek en ook geen staatseten", aldus de minister.

Senator Schuyer (D66) zei dat de kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de mensen die onderwijs geven. Hij wees op alarmerende berichten over gebrek aan kennis bij docenten. "Verbetering van de lerarenopleiding in brede zin is van de hoogste urgentie", aldus Schuyer. De D66-senator kondigde aan dat zijn fractie niet bij voorbaat zal instemmen met het plan van het CDA om een leerwerkplicht in te stellen voor mensen tot 23 jaar. "Wij vrezen dat dit tot mislukken is gedoemd", zei Schuyer.

Senator Schuurman (ChristenUnie, sprekend mede namens de SGP-fractie, stelde de vraag aan de orde wat kwaliteit nu precies is en in hoeverre de overheid de vrijheid van onderwijs mag inperken om de kwaliteit te waarborgen. Schuurman verzette zich tegen sturing vooraf, maar was wel voor evaluatie achteraf. De verantwoording vanuit de scholen zou zowel tegenover het ministerie (Inspectie) als tegenover de ouders afgelegd moeten worden. Hij dacht overigens dat er niet meteen een taak voor de Inspectie ligt als er aan de horizontale verantwoording in de richting van de ouders iets ontbreekt.


Deel dit item: